Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle vijanden uitgedaagd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle vijanden uitgedaagd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods ?” Rom. 8 : 33a.

Te beschuldigen en te verdoemen is het werk van den Vorst, der duisternis, waardoor hij den geloovigen allen troost tracht te benemen. Zoo duidelijk heeft God ons in Zijn Woord geopenbaard, dat alle menschen geopenbaard moeten worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage naar hetgeen in bet lichaam is geschied, hetzij goed, hetzij kwaad.
Nu is er voor hen, die in Christus Jezus zijn, geene verdoemenis. Voor hen, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest, is geene verdoemenis meer te vreezen. Eén geworden met Christus, zijn zij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Zij hebben ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, en die Geest getuigt met hunnen geest, dat zij kinderen Gods zijn.
In dit leven komen echter Gods kinderen niet tot de volle openbaring en volkomen genieting van al de zegeningen, aan dit goddelijk kindschap verbonden. Eerst hiernamaals, als zij van het lichaam der zonde zuilen verlost zijn, dan zal volkomen worden geopenbaard en genoten, waar in dit leven slechts de beginselen van worden gekend.
Omdat zij in dit leven het lichaam der zonde blijven omdragen en steeds tot hinken en zinken gereed zijn, kan zoo velerlei bekommering het hart vervullen. God is zoo heilig en rechtvaardig en zij kennen zichzelven als onreinen voor God.
Des Heeren wet is zoo heilig, zij daarentegen struikelen dagelijks in velen. De Heere is zoo waardig heilig en volmaakt gediend te worden, doch in zichzelven vinden zij niets dan ellende en gebrek. God roept zijn volk tot heerlijkheid en deugd en dat volk moet gedurig zoo klagen over de traagheid van hun hart.
Is het dan wonder, dat, wegens de zwakheid en kleinheid van hun geloof, menig kind des Heeren telkens nog met duizend vreezen is vervuld .? Vrees voor zelf bedrog, — vrees, dat hun werk niet in waarheid is, — vrees, dat alles, wat zij meenden te bezitten, slechts verstandswerk en geen genadewerk is,— vrees, dat zij nooit grondig zijn ontdekt aan hunne diepe verdorvenheid,— vrees, dat zij geen oprecht geloof bezitten, — vrees, dat alles maar inbeelding is.
Met de vraag: »wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?” treedt de Apostel alle vijanden te ge-moet. Hij daagt de gansche wereld uit ; vrijmoedig, beslist kan komen, wie wil, om in dit rechtsgeding zich te laten hooren. De wereld kome met al haren smaad,de wet met al hare eischen, de duivel met al zijne lasteringen, het geweten met al zijne bedenkingen, maar de vraag is: bij wien moet de beschuldiging ingediend, voor wien kan deze eenigen grond en beteekenis hebben ?
Niet één van die aanklagers of beschuldigers kan als rechter optreden, om straf toe te passen, om naar de eeuwige rampzaligheid te verwijzen, God zelf is Rechter, en waar Hij vrijspreekt, wie zal dan verdoemen ? Niet ééne beschuldiging heeft waarde voor Hem, die, als de Alwetende, Rechtvaardige, Heilige en Genadige, de zonde vergeeft om Christus’ wil. Tegenover al de schuld, bij God gemaakt, staat de volkomen genoegdoening door den Borg. Tegenover al de beschuldigers staat onze Heere Jezus Christus als de Voorspraak bij den Vader, - tegen overal de onreinheid van ons hart bet bloed van Gods Zoon, dat reinigt van alle zonden, Het »te voren verordineerd,” »indertijd geroepen,” »gerechtvaardigd,” »geheiligd,” besluit Paulus door den Heiligen Geest met de vraag: »Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn ?” Is uw schuld betaald, dan is er niets meer van u te eischen. Zijt gij met God verzoend, dan moogt gij in den vrede met God u verheugen.
Welk een rijke en zalige troost! Om dezen te genieten is noodig den beschuldigers niet te woord te staan, maar die allen onvoorwaardelijk af te wijzen. Om dien troost te genieten is noodig niet te blijven zien op zichzelven, maar te zien op Hem, die als Borg en Middelaar al de schuld van Gods uitverkorenen heeft weggenomen.
De zonde van ongeloof is de gruwelijkste zonde.
In allerlei vorm meldt ongeloof zich aan om, als uw grootste vijand, u allen troost te ontnemen.
Ongeloof doet, twijfelen aan het welk des H. Geestes, twijfelen aan de liefde, de trouw en de waarheid Gods. Door toe te geven aan het ongeloof, zult ge meer eerbied aan den dag leggen voor de valsche beschuldigingen uwer vijanden, dan voor God zelf, die u vrijspreekt en rechtvaardigt. Hoor ongeloof beleedigt gij den Heere Jezus en zijn dierbaar en algenoegzaam Middelaarswerk.
Door ongeloof loopt ge gevaar den H. Geest te bedroeven. Daarom dringt Paulus er zoo op aan bij de geloovigen om te bedenken, wie de Heere is en wat God gedaan heeft en nog doet om Zijn gunstvolk te verlossen, te troosten en stof te geven om zich in Hem te verblijden als in den God huns heils.
Hoe uitnemend zien we in dezen brief aan de gemeente te Rome de allergewichtigste levensvragen beantwoord!
Wat de mensch door de zonde in Adam, zijn verbondshoofd, geworden is, wat bij door geloofsvereenigmg met Christus door de genade Gods is, worden kan en worden moet, met al de hiermeê in verband staande vragen, wordt helder, eenvoudig en verstaanbaar beantwoord. Wie licht begeert over zijn’ weg, troost verlangt voor zijn hart, raad in de verlegenheid zijner ziele, hij keere zich tot het Woord. Dat alleen is de veilige gids door de woestijn van deze wereld. In dat Woord spreekt de Heere door den mond Zijner Profeten en Apostelen.
Door dat Woord komt de noodiging Gods tot den zondaar. In dat Woord is de openbaring Van Gods genade en ontferming. In dat Woord leert Gods kind, welke erfenis zijn hemelsche Vader hem heeft toegedacht.
Alles heeft het in de wereld op het volk van God gemunt. Gelijk Christus zelf, alzoo worden ook zij door velen gehaat en veracht. Zonden en gebreken van andere menschen gaan schier onopgemerkt voorbij, maar van de vromen worden zij breed uitgemeten. Menschen, die satan’s gehoorzame dienaren zijn, gaan ongestoord hun’ weg en vermaken zich in de ijdelheden dezer wereld. Het ware en oprechte volk van God wordt door Satan belaagd en achtervolgd tot hun’ dood toe. Zoo lang Paulus een , vervolger was van de gemeente Gods, genoot hij eer, achting en aanzien, onder . de meest hooggeplaatste mannen, maar toen hij een aanhanger en een prediker werd van den gekruisten Christus, werd hij als een pest en als een oproermaker aangemerkt.
Zelf geoefend in deze lijdensschool van Christus, kan niemand beter dan hij getuigenis geven van de genade Gods, aan hem geschied. Tegenover eiken vijand en aanklager, tegenover alle beschuldigingen en beschuldigers was ook dit zijn troost, te weten: zoo God voor ons is, al spannen dan bel en wereld samen, zij zullen tegen Gods kinderen niets vermogen.
»Wie zal beschuldiging tegen hen inbrengen ?” Voor dit woord deinst de duivel terug. Voor dat woord moet alle beschuldiging verstommen. Gods uit- verkorenen zijn Gods eigendom.
Liefgehad van vóór de grondlegging der wereld, zullen zij, als de gegevenen des Vaders aan den Zoon, door de kracht en werking des Heiligen Geestes, eens verheerlijkt worden met Christus, die ben kocht door Zijn bloed.
En als dan ten jongsten dage de Rechter van hemel en aarde nog eens zal vragen, wie tegen die verkorenen aan Zijne rechterhand beschuldiging heeft, dan zullen de gerechtvaardigden en geheiligden in Christus Jezus, bekleed met de kleederen des heils en omgord met den mantel der gerechtigheid, in schitterenden glans en in ongekende heerlijkheid geen enkele beschuldiging vernemen. Wat zij op aarde tot hunne’ vertroosting en zaligheid hebben geloofd, zal dan voor eeuwig hen doen jubelen: »zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Alle vijanden uitgedaagd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1894

De Wekker | 4 Pagina's