Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (V)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Dezen, door den bepaalden raad en de voorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood.” Hand. 2 : 23

Wondervol zien we in het lijden en bij den dood van Christus alle dingen samenloopen, opdat de Schrift zou vervuld worden. Van af de eerste tot de laatste bladzijde der lijdensgeschiedenis van den Zaligmaker blijkt zoo duidelijk en zoo krachtig, dat God regeert, en dat geen ding bij geval geschiedt. Zelfs de kleinste bijzonderheden verdienen daarom-, bij opmerkzame overweging van Jezus’ tijden en sterven, onze aandacht. Wat was geringer dan het kraaien van een’ haan, bij het aanbreken van den dag, maar welk eene groote beteekenis krijgt dit in verband met de voorzegging, door Jezus aan Petrus gedaan, dat deze den Heere driemaal zou verloochenen.
Wat scheen het gering, dat Jezus in de rechtzaal van Kajafas omzag naar hetgeen er buiten die zaal geschiedde, maar welk eene prediking voor Petrus lag hierin, als we lezen, dat de Heere, zich omkeerende, na het kraaien van den haan Zijnen discipel aanzag, die tot driemaal toe had verklaard: »ik ken dien mensch niet.”
Zoo was eene som van dertig zilverlingen gewogen als belooning voor het verraad van Judas, zonder dat zij, die dit bloedgeld uitreikten aan den verrader, vermoedden, ook hierin de Schrift te vervullen. Het Sanhedrin der Joden verklaart Jezus des doods schuldig te zijn, maar de Joden hadden in die dagen geen recht om iemand te dooden, en zoo wordt de Heere overgeleverd aan Pontius Pilatus.
In diens hand schijnt nu het lot te berusten van den aangeklaagden en beschuldigden »Koning der Joden,” maar neen, onder Gods aanbiddelijke Voorzienigheid zien we, dat Pilatus Jezus zoekt los te laten, doch daarin door het volk wordt verhinderd.
Niet slechts het Sanhedrin, — niet slechts de Stadhouder van den keizer van Rome, — ook het volk veroordeelt den aangeklaagde en aan Pilatus overgeleverde,— Israël verwerpt zijn’ Messias, en zoo zal de zaligheid uit de Joden den heidenen geworden, Jezus is veroordeeld en moet sterven,maar geen anderen dood dan den kruisdood. Het volk wil het nu eenmaal, en Pilatus, die meende de macht te hebben om Jezus los te laten, bezwijkt voor den vreeselijken en bloeddorstigen eisch der Joden, die hem smartelijk hebben toegevoegd: »indien gij dezen loslaat, zoo zijt gij des keizers vriend niet.” Nog zal de stadhouder beproeven om Jezus eene andere straf te geven, door ten laatste Hem tegenover Bar-Abbas te plaatsen in de keus van een’ gevangene, die op het feest in vrijheid zal gesteld worden; maar niets kan baten, zoodat Jezus wordt overgegeven tot hunnen wil.
Ontzettend is dat spelen met het recht, waaraan Pilatus zich schuldig maakt, vreeselijk de verharding van Israël en de boosheid der Joden, die uit nijdigheid Jezus hadden overgeleverd, maar benevens dit alles hooren we uit den mond van een’ Apostel, die met den Heiligen Geest is vervuld, dat dit alles is geschied »door den bepaalden raad en de voorkennis van God.”
Dat is bet groote mysterie, — de diepe verborgenheid, waardoor het lijden en sterven van den Heere Jezus zich kenmerkt. Niet alzoo, alsof God het kwaad zoude werken, en de uitvoerders van het kwaad niet verantwoordelijk zouden zijn voor hunne daden. Ganschelijk niet. God, die heilig is, kan onmogelijk het kwaad werken, maar Hij laat het kwaad toe en bestuurt het tot een zeker door Hem bepaald einde. De leer: »laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit voortkome” is eene afschuwelijke leer, die we niet ernstig genoeg kunnen veroordeelen. Dat God echter het kwade kan toelaten, zonder nog het kwaad zelf te werken, wordt in de H. S. duidelijk geleerd. Pilatus bad geen macht gehad over Jezus, indien het hem niet uit den hemel ware gegeven, Onrechtvaardigen hebben den Rechtvaardige, den door Pilatus onschuldig verklaarde, aan bet kruis genageld en gedood. Zonder het te weten, waren zij de uitvoerders van Gods raad. Christus moest sterven als het eenige offer, dat voor de zonde gelden kon, De kruisdood was een van God vervloekte dood. Om anderen van den vloek te verlossen moest Christus, als plaatsbekleedende Borg, den vloek op zich laden. Daarom heeft Hij het tegenspreken der zondaren tegen zich verdragen; — daarom heeft Hij het kruis verdragen en de schande veracht; — daarom ook had de Heere voorzegd, hij Zijn laatste opgaan naar Jeruzalem: »ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en aldaar zal volbracht worden aan den Zoon des Menschen alles, wat van Hem geschreven is.”
Alleen uit dit oogpunt beschouwd, namelijk dat Jezus heeft geleden naar den raad en de voorkennis Gods, zien we het lijden en het sterven van den Zaligmaker in het ware licht.
Dan is dat lijden en ook Zijn bittere dood wat anders dan het lijden en sterven van de vrome martelaren; dan zien we in Hem den Christus der Schriften, den Man der smarten, het Lam Gods, dat de zonden der wereld draagt,
Voor hen, die gelooven, bestaat geen toeval, allerminst in betrekking tot het lijden en sterven van den Zaligmaker. Van uit de donkerheid der eeuwigheid straalt het licht van Gods onveranderlijken raad over de gewijde historie, en in dat licht bezien, roept elke bladzijde dier historie ons tot aanbidding van Hem, die alle dingen werkt naar den raad van Zijnen wil. Met volkomen zelfbewustheid ging de Zaligmaker Zijn vreeselijk lijden tegemoet. Hij wist het, wat Hem bij Zijn laatste opgaan naar Jeruzalem wachtte, hoe Hij den heidenen zou worden overgeleverd, hoe Hij bespot, bespogen en smadelijk zou gehandeld worden. Op zoovelerlei andere wijze had men Jezus kunnen veroordeelen; maar neen, overeenkomstig Gods raad, moest Hij niet slechts een’ smartelijken en smadelijken, maar ook den vloekdood sterven. Bij de wet was het uitgemaakt, dat een opgehangene Gode een vloek was. Om anderen van den vloek te kunnen verlossen,sterft Christus, als een misdadiger, een’ van God vervloekten dood. Aanbiddelijk wonder! Hij, die anderen het leven gaf, die zelf de bron van het leven is, sterft, als een onreine, buiten de legerplaats. Noch de Joden, toen zij Jezus wilden steenigen, noch Pilatus, toen hij Jezus, Dien hij onschuldig verklaarde, wilde straffen en loslaten, konden Gods besluit veranderen.
Nog steeds gaat men voort om allerlei bedenkingen te uiten tegen deze waarheid, dat Christus heeft geleden overeenkomstig den bepaalden raad Gods. Wie echter gelooft, dat Gods raad zal bestaan tot in eeuwigheid en dat de Heere al Zijn welbehagen zal doen, ziet ootmoedig en geloovig op tot Hem, Wiens raad ondoorgrondelijk is. En we mogen en kunnen ten laatste hieruit besluiten: gelijk in dezen Gods raad is vervuld, zoo zal ook de Heere over al Zijn volk brengen, wat Hij over hen bescheiden heeft.
Gelukkig de discipelen en discipelinnen van Jezus, die dit met hun gansche hart gelooven. Zij mogen vast vertrouwen, dat geen haar van hun hoofd zal vallen zonder den wil des hemelschen Vaders. Dat doet ons gelooven en belijden, dat »ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste zal keeren, want Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader.”
Daarom, als twee menschen schijnbaar hetzelfde lijden onderworpen zijn, dan kan het onderscheid tusschen die beiden nog zoo groot zijn,
Als de mensch, die God niet kent en geen deel aan Christus heeft, in de ellende zich blijft verdiepen en alleen verklaring en verlichting zoekt in tweede oorzaken, dan ziet Gods kind uit de ellende op tot zijn’ God, die in Christus zijn genadige Vader is.
En al kan dat kind dan des Vaders raad en wil niet doorgronden, dan zegt de ziele door het geloof: wij weten, dat God alle dingen zal doen medewerken ten goede, dengenen, die naar zijn voornemen geroepen zijn. Dat is de belofte, door God zelf aan al Zijn volk gedaan. Die belofte zal de Heere bevestigen. Daarom past het al des Heeren gunstgenooten om, met verloochening van zichzelven, steeds te bidden: »Heere! niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.”
Eenswillens met God te zijn maakt het zwaarste kruis en den moeielijksten arbeid ligt. Traden de Apostelen des Heeren op met de prediking van Jezus Christus en dien gekruist, alleen in die prediking is bevrediging voor de behoefte van het zondaarshart. Die met Christus lijden, zullen ook met Hem verheerlijkt worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Profetie en vervulling van het lijden van den Zaligmaker (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1894

De Wekker | 4 Pagina's