Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eenige gedachten en opmerkingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eenige gedachten en opmerkingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we iets van de geschiedenis der Afscheiding weten, en die gedeeltelijk mede hebben doorleefd, en we slaan het oog op of spreken met mannen, die ook in het nauwste verband stonden met de eerste mannen der Scheiding, wier ouders er veel om geleden hebben, dan is het onbegrijpelijk, hoe zulke menschen zoo zoetsappig met die menschelijke berekeningen kunnen medegaan. Er schijnt geene vrees meer voor schuldenlast te zijn ook. Alles wordt met de zachtste woorden uitgesproken. Waar men er vroeger bitter tegen opzag om een|kerkje van een paar duizend gulden te bouwen, ziet men nu van Doleerende zijde er niet tegen op, om de gemeente onder een’ schuldenlast van vijftig of honderdduizend gulden te doen zuchten. Voorheen behielp men zich liever in een eng gebouw, of met armoedige hulpmiddelen, liever dan er zich te diep in te werken. Later, toen de Heere de Scheiding deed groeien, begon men hooger te bouwen. Maar is het met dat hooge bouwen op geestelijk gebied wel hard vooruitgegaan? Velen van de ouden weten het nog goed te vertellen, wat er in die schuur, in dat pakhuis, op dat stuk weiland of op die vliering of in dat kleine huisje, dat bewaakt en bespied werd, is genoten. Ik herinner mij nog goed, dat ik twee uur ‘s avonds op eene vliering tusschen de hanebalken zat, waar ik mij niet verroeren kon, om eene prediking of oefening van wijlen Ds. Van Dijke te hooren. Maar ‘t was op die vliering goed! Toen was er geest en leven onder het volk. Nu verbijten en verteren zij elkaar. Men durft immers alle verkeerde middelen aan te wenden, om af te trekken, Luide roept men: «ga met mij; ons kerkgebouw is grooter, fraaier; gij zit er gemakkelijker; ‘t is ruimer!” Of er worden argumenten gebruikt, die nog sterker tegen de wet der liefde spreken. Maar wet der liefde, wie geeft er schier om van de Doleerenden, die, ja de mond vol hebben van liefde, maar ge moet de bittere stukken maar lezen van de onderscheidene kerkbode’?; dan krijgt ge den indruk: dat is een mond vol liefde, maar een hart vol haat! Men schrijft onwaarheden klakkeloos neer; woorden, die door ons worden uitgesproken of volzinnen, die werden neer’geschreven, worden verknoeid, zoodat men zijn eigen schrift of woorden bijna nergens terug vindt. En dat alles is liefde bij hen, eene liefde echter, die de Chr. Gereformeerden niet beoefenen. Ik wensch van harte, dat Ds. Van Schelven den moed zal hebben om met onzen waardigen Docent Van Lingen voor en tegen op christelijke wijze te behandelen. Immers, dat kan Ds. V. Sch. wel wagen, om in het strijdperk met een Chr. Gereformeerde te treden, daar er toch, naar het zeggen van Dr. Kuyper (en die weet het zoo best!!) niet één verstandige kop of denker onder hen is! Die zijn onder de mannen, die van de Vrije Universiteit komen, — onder die mannen, die soms een gedeelte van hun gebed nog moeten lezen op den predikstoel! (zooals mij voor 14 dagen nog een waardige broeder, die ook bi] de «Vereenigde” Kerken behoort, mededeelde.)
Met zulke mannen als de Chr. Gereformeerden is wel in ‘t strijdperk te treden; me dunkt, men is dan al vrij zeker van de overwinning. Velen echter hebben zich wel eens te vroeg de overwinning toegezegd; dat leert de Bijbelsche-, Kerkelijke- en Vaderlandsche geschiedenis zeer helder. Het is mij onmogelijk te verklaren, dat de Chr. Gereformeerden, die op vele plaatsen op allerlei manier jaren lang zijn geplaagd en gedwarsboomd door de zoogenaamde waarheidsvrienden (later Doleerenden) zich nu zoo zoetsappig hebben laten inpakken. Ik weet het, dat velen thans zuchten onder een schuldenlast, waar men niet mede had gerekend. Men is er in gekomen of in gelokt eer men ‘t luist, en nog verblindt men duizenden door allerlei bespiegelingen.
Ik ken eene gemeente, waar een predikant achtienhonderd gulden te goed heeft aan achterstallig tractement, dat men niet kan uitbetalen. Die predikant heeft f 1600 tractement in eene kleine gemeente, d. w. z. dat beloofde zijne beroepsbrief.
O, wanneer men jaren teruggaat, wat was het geheel anders. We weten, de tijden zijn anders; maar ik vraag, is men niet tot een uiterste vervallen? Is men niet al te onbezonnen te werk gegaan? Heeft men er maar niet van bovenaf ingehakt, en zitten velen nu niet te zuchten? Men heeft de Herv. Kerk willen nadoen; anders had men ook zoo direct geen massa van predikanten gehad, die zich bereid verklaarden om te breken. Breken, — waarmede? Ja, dat wist men zelf niet; want de een is den ander nagegaan. Ik houd mij overtuigd, dat we, zoo we morgen aan den dag konden zeggen: ”8, 19 honderd gulden tractement kan een Gemeente geven,” wij al spoedig een voldoend aantal predikanten hadden onder ons. ,Wie zich echter geene opoffering kan of wil getroosten, en het met den Heere in het geloof niet durft wagen, moet niet tot ons komen, hoe smachtend wij ook naar een paar degelijke predikanten uitzien.
Dit is zeker, indien de Heere verootmoedigende genade geeft, dan geven we ons aan Hem over. Dan is het bede: «Heere! dat oprechtheid en vroomheid mij behoede!”
O, als we terug blikken in de eerste dagen der Scheiding, en jaren daarna, en we herinneren ons dien eenvoud, die kleinheid, die liefde en dien broederzin, en wat er van Gods nabijheid genoten werd, dan worden we nog vaak met jaloerschheid vervuld. Neen, toen bestond de liefde niet in klanken, maar in daden. Toen was het niet: «eerst dit voor onszelven; dat moet er eerst af; en dat en dat ook nog;” en dan, als er dan nog wat restte, kon de gemeente of de armen een afgepast kleintje krijgen. Neen, toen stond de gemeente voor op. Men zou het gespaard hebben in de huishouding, om der gemeente te geven.
Dit is zeker, naar mate Gods Geest en de liefde in de gemeente werkt, naar die mate zal er gegeven worden en zullen harten en handen open zijn. Och, dat de Heere samenbinde door den band der eenheid en der liefde, opdat we te midden Aan den strijd des levens mogen kunnen betuigen: «De Heere is in ons midden!”

WOERDEN

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Eenige gedachten en opmerkingen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1894

De Wekker | 4 Pagina's