Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus alleen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus alleen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den berg der verheerlijking, ten onrechte gewoonlijk voor den Thabor gehouden, vertoonden zich in heerlijkheid aan der discipelen oog de beide Godsmannen Mozes en Elia, die met den Heere spraken over den uitgang, welken Hij zou volbrengen te Jeruzalem. Mozes, de Middelaar der wet, Elia, de grootste van Israels profeten, waren daar als vertegenwoordigers van wet en profetie, gezonden van den Vader uit den hemel om als dienaren voor den Christus en Zijne menschheid te zijn. Zoo zijn wet en profetie van God gegeven om tot den grooten Man van smarten te leiden, van Zijn sterven te getuigen, maar ook om voor Zijn glans te verbleeken, te verdwijnen. Immers de jongeren zagen straks niets dan Jezus alleen. Daarvoor dan de verschrikkingen van Sinai, de geboden Gods met den vloek en al uwe sidderingen, o zondaar! om u tot den gekruisten te brengen, maar in uwe donkerheid ook beloften, welke voor wanhoop bewaren. Saamgestrengeld, hand aan hand de bedreiging en de belofte, de duistere nacht en een morgenrood, dat verlossing meldt, om Gods uitverkorenen te doen komen tot hun heil, tot het: „zij zagen niet dan Jezus alleen.” Dan, ja dan is de vloek verslonden door de wateren der genade en zegt de ziele op alle de beloften „Amen.” Wat beloofd werd is bezit.
Vraagt ge wat gelooven ia, dan is ons antwoord : niets zien dan Jezus alleen. Die op zijn geloof steunt gelooft niet; die iets in zich tot grond zijner zaligheid maakt buiten Hem of nevens Hem, bezit Hem niet in alle volheid. Laat uw geloof zijn als dat van een Mozes, krachtig in wonderen als bij Elia. Die Mozes en Elia moeten wegvlieden en Hij alleen overblijven om al den zegen te bezitten, dien do rechtvaardige naar de wet, dien de deelgenoot aan al wat beloofd is, denken kan.
Vraagt ge wat liefde is, dan hebben wij geen ander antwoord dan dit. Liefde ziet in alles den geliefde. Alles doet aan Hem denken; alles wordt tot Hem teruggebracht. In de nabijheid van den bruigom vergeet de bruid alles wat haar omringt, vergeet ze zich zelve, haar eigen bestaan: zij gaat als in Hem op. Ja dan mint het hart, als men nergens anders een oog voor heeft, als alles uit hart en gedachte gebannen is behalve Jezus alleen.
Vraagt ge wat de hope in heeft, hoe zouden wij iets anders kunnen noemen ? Jezus is de wensch, de verwachting van het hart. De wereld met al haar schatten, met al hare genietingen maken plaats voor Hem alleen. Hij is het, op wien wij hopen bij allen strijd, alle lijden, dat ons wacht. Zien wij Hem, dan verdwijnen strijd en lijden uit ons oog, want ze zijn niets te waardeeren bij de heerlijkheid Zijner nabijheid. Wie anders zal onze voorspraak zijn, zal ons leiden naar Zijn raad, zal ons opnemen in zaligheid? Met Paulus zeggen wij (I Tim. 1 : 1.): „Jezus Christus, die onze Hope is.”
Vraagt ge welke is de ware bevinding, dan vindt ge die op den berg der verheerlijking u geteekend. ’t Was heerlijk die hemellingen te zien, maar ze moesten verdwijnen voor het oog. Jezus moest alleen voor hen overblijven. Waar dit niet is, daar is die bevinding eene ingebeelde, eene niet van God noch ten zegen. Al hadden de jongeren Mozes en Elia in tabernakelen gehouden, het ware hun niet ter zaligheid geweest, evenmin om de schoonste gezichten , de wondervolste aandoeningen, de krachtdadigste inwerkingen, indien zij zelve niet uit ons oog verdwijnen en ze leiden om niets te zien dan Jezus alleen. Christus is het Middelpunt van alles. ’t Gaat uit van dat Lam Gods en het keert tot Hem weder, en alle ervaringen, alle overtuigingen, alle gevoeligheden en overpeinzingen moeten uitloopen op Hem, op Hem alleen, zoodat wij niets overhouden van al wat in ons was, maar slechts voor oog en hand en hart de Christus blijft als eenig rustpunt, eenig heil.
Wilt ge kenteekenen, begeert ge een toetssteen voor uwen staat, ik noem u geen ander woord. Is het u te doen om op een hoogen berg te zijn, om zonlicht en witte kleederen te zien, om Mozes en Elias te hooren, om tabernakelen te bouwen, gij zijt nog niet waar gij behoort te zijn. Eerst dan als uw genotzucht, uw eerzucht, uw werkheiligheid, geheel uw ik uit het oog is verloren en gij niets anders ziet dan Jezus, Hij uw een en uw al is geworden, hebt ge het ware kenteeken in uw bezit. De zaligheid ligt buiten ons in Hem, en al wat wij in ons binnenste ervaren en bezitten moet ons uitdrijven naar Hem alleen. Zoo schoon is de aanvang van Ambrosius’ „zien op Jezus” : „Het heerlijkste onderwerp waarvan gesproken of geschreven kan worden is Jezus Christus. Augustinus, de werken van Cicero gelezen hebbende, roemt ze vanwege derzelver welsprekendheid, maar hij geeft er dit oordeel van: zij zijn niet zoet omdat er de naam van Jezus niet in gevonden wordt. En de woorden van Bernardus zijn bijna dezelfde: zoo gij iets schrijft, het smaakt mij niet, als ik Jezus daar niet lees: zoo gij redetwist of samenspreekt, het smaakt mij niet, zoo ik Jezus daar niet hoor. Gewisselijk al wat wij spreken is geheel onsmakelijk, zoo het met dit zout niet wordt smakelijk gemaakt.” — Christus alleen is het hoofdstuk en het middelpunt van alle goddelijke geopenbaarde waarheid. Wij kunnen niets anders prediken als een voorwerp onzes geloofs, als een noodwendig begin van de zaligheid onzer zielen, hetwelk niet op de eene of andere manier in Christus óf te samen komt óf tot Hem gericht wordt. Christus alleen is het geheel en al van ’s menschen gelukzaligheid, een Zon om te verlichten, een Medicijnmeester om te genezen, een vurige Muur om te beschermen, een Vriend om te troosten, een Parel om te verrijken, een Arke om hem te dragen, eene Rots om in de droevigste verdrukkingen hen te ondersteunen, als eene verberging tegen den wind en eene schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in eene dorre plaats, als de schaduw van eenen zwaren rotssteen in een dorstig land. Alleen Christus is de ladder tusschen hemel en aarde, de Middelaar tusschen God en den mensch, eene verborgenheid, in welke de engelen des hemels begeerig zijn in te den.
Dat die geest, welke hieruit ons tegen-ademt, wordt gemist, is de oorzaak van alle verdeeldheid. Was aller oog op Jezus, dan ware de wensch vervuld, welke Jakob Cats aldus uitsprak:

„Drijf, lieve God, drijf verre
Drijf uit ons Nederland dien vreemden tuimelgeest,
Die overal het hart der vromen maakt bevreesd.
Kom, ware Vredevorst, en stel toch in de stede
Van dezen langen twist uw goddelijken vrede
Geef, dat der menschen hart, verhard gelijk een steen,
Door Uwen zachten Geest mag weder worden een!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1894

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus alleen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1894

De Wekker | 4 Pagina's