Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voordat ik aan eene geschiedenis begin, die eenige opvolgende stukjes zal bevatten, wensch ik een paar losse stukjes mede te deelen. In den tijd, waarin ik bij het onderwijs werkzaam was en ook voor en na dien tijd, heb ik aan menig ziek- en sterfbed van kinderen gestaan. Eens werd ik bij een kind van 8 jaren geroepen. Uit kind was heilbegeerig, om van den Heere en Zijnen dienst te hooren. De ouders waren geheel onkundig daaraan en wilden van dat fijne van hun kind ook niets weten. Op sterken aandrang van het kind hadden het de ouders niet durven nalaten mij uit te noodigen om eens te komen. Aan het ziekbed staande, vertelde mij dat lieve kind, aan haren vader en hare moeder te hebben gevraagd, of zij toch eens voor haar wilden bidden, waarop de vader had geantwoord: „Kind, ik bid nooit; ik kan niet bidden; dan moet ge uw’ fijnen meester hebben; ons soort menschen bidt niet!” Daarop verhaalde zij mij zeer eenvoudig, hoe zij met den Heere werkzaam geworden was, en wat de Heere haar nu en dan deed ondervinden; maar ook, dat zij nu behoefte gevoelde om haar hart eens te kunnen ontlasten voor hem, die haar zoo vaak over den dierbaren Heere Jezus had gesproken. Ik mocht met haar, in tegenwoordigheid van hare ouders, het aangezicht des Heeren zoeken. Nog eenmaal, den volgenden dag, bezocht ik haar, en in den avond van dien dag ging zij heen, — naar ik met grond mag hopen, naar Hem, die voor haar leed en voldeed. Hoe treffend dit verlies voor de ouders ook was, daar zij maar één meisje hadden, heeft het, voor zooverre ik weet, niet den minsten indruk op de ouders nagelaten, en gingen zij voort met hun zondig pad te bewandelen. Wat is toch de mensch! Zegen noch oordeel zullen verandering geven, indien de Heere niet met Zijnen Geest genadig indaalt en Hij leert inzien, dat we in Adam geheel verloren zijn.
Een ander kind lag aan de pokken. Het was mij door de schoolcommisie verboden een’ poklijder te bezoeken. Nochtans, ik gevoelde dat ik daar, waar ik geroepen werd, niet mocht wegblijven. Op zekeren zondagavond, toen ik in de kerk was, kreeg een kind, een jongentje van 9 jaren, sterken aandrang om mij te spreken. »O,” zeide dat kind, »roep toch den meester, want nu moet ik hem eens mededeelen, dat die lieve Jezus voor mij is, van wien hij mij zoo vaak ons in de school vertelde. Toen dacht ik er weinig aan, maar nu geloof ik, dat die lieve Heiland voor mijne zonden leed.” Men maakte hem echter duidelijk, dat het nu niet kon om mij te laten roepen, om geene opschudding in de kerk te maken. Kalm zeide hij: »dan hoop ik te wachten tot morgenochtend, als ik er dan nog ben!” ’s Maandags morgens vroeg kreeg ik bericht, en oogenblikkelijk ging ik er heen. Bij hem gekomen, vroeg ik: »Wel, Gerrit!” hadt gij mij gisterenavond iets bijzonders mede te deelen? Hij antwoordde: »Ja, meester, als ge toen hier geweest waart, had ik u veel kunnen zeggen”, waarop ik antwoordde: »Zeg het dan nu ook maar, mijn jongen!” Hij zeide: „Ik ben er nu niet bij; het is, of het van nacht zoo maar op eens weg gesloten werd. Ik wenschte het weer te hebben; maar alles schijnt weg.” — Ik wachtte eenigen tijd, bad met hem, en een oogenblik later riep hij verrukt uit: »O, daar komt de lieve Heere Jezus! Daar komt Hij, die zich aan mij, zondig kind, heeft geopenbaard als de eeuwige Liefde!”
Roemende in zijn’ God heeft hij nog zes dagen geleefd. Nu en dan was het duister, maar dan brak daarna vaak het licht weer helder door, zoodat hij in vrede heenging. Dit was het derde kind, dat binnen eenige dagen in dat huis aan de pokken stierf.
Kinderen! mocht de Heere u vroeg leeren om Hem te zoeken, die voor tijd en eeuwigheid dezelfde is. O, mochten vele kinderen op zijn’ zaligen liefdedienst verliefd worden! Och, dat we uit der kinderen monden Gods lof nog eens mochten hooren! Gedenkt aan Uwe Schepper in de dagen uwer jongelingschap, enz. Zoekt den Heere, terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan, terwijl Hij nabij is!

G. Bos,
Aarlanderveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Voor kinderen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's