Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bedenkingen, door Ds. Ploos van-Amstel tegen de zes punten, in onze brochure vervat, besproken (IV)

Bekijk het origineel

De bedenkingen, door Ds. Ploos van-Amstel tegen de zes punten, in onze brochure vervat, besproken (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

3e vervolg op het eerste punt.
Alzoo is geene Scheiding in de »Geref. Kerken” te bespeuren, maar »Doleantie.”
En toch zegt Ds. Pl„ dat de Doleantie bijna onuitvoerbaar is, dat de Scheiding daarentegen veel gemakkelijker is en zich daardoor aanbeveelt.
Vreemdsoortige dingen beleeft men op Doleergebied, doch dit verwondere niemand. De Doleantie toch begon met: „ik wil zijn, wat ik niet ben, en ik wil niet zijn, wat ik wel ben;” en daarin gaat ze voort. Misschien zal ze wel zoo eindigen ook.
Bij de Afscheiding hebben we gelukkig zulke vreemde dingen nooit gekend; — één harer vroegere voorgangers had tot zinspreuk „Weest, wat gij zijt” ; en daarin heeft de Scheiding zich immer gekenmerkt. De Scheiding openbaarde zich, zooals zij was, zichtbaar zonder nevenbedoelingen; een iegelijk kan weten, wat zij wilde, wat haar drong, wie zij was. Zij was waar! De Doleantie was precies het tegenovergestelde; zjj begon met onware voorstellingen, zich uitgevende voor wat zij niet was, ontkennende, wat ze wel was, zoekende, wat zij niet kon verkrijgen, en anderen diets makende, gevonden te hebben, wat zij niet bezat. Niet zonder reden werd daarom op het congres te Amsterdam door een Christ. Geref. leeraar deze vraag gedaan: „Zeg ons eerst eens, eer wij verder gaan, wie gij zijt en waar gij van daan komt!” Dit is eene vraag, die thans nog gedurig gedaan en beantwoord moet worden, want: waarlijk, het geheele Doleerbeginsel is zoo raadselachtig mogelijk. Daarom moet misschien Ds. PI. zijns ondanks de verklaring geven, dat zij bijna (geheel) onuitvoerbaar is. En derhalve mogen wij dan ook vrijmoedig zeggen, dat, wat hun beginsel betreft, de Doleantie totaal mislukt is, en dat zij haar doel niet bereikt beeft. En wat de uitwerking van haar pogen betreft, kunnen we zeggen, dat zij in twee rukken veel beroering heeft te weeg gebracht, n.l, dat zij ,met de eerste ruk 200,000 leden uit de H. Kerk gerukt heeft en met de tweede ruk, behalve een klein overblijfsel, de Christ. Geref. Kerk uit hare vastigheden heeft gerukt en de gemeente des Heeren heeft verscheurd. En dit mag dan, bij deze overwinning, haar troost zijn, — wij noemen ze nog altijd gelukkig, die aan deze operatie geen deel hebben genomen.
Bij al die veroveringen echter moet zij het door Ds. Pl. evenwel laten zeggen: „wat wij beoogden, is bijna onuitvoerbaar!” wij vinden dit al een zeer sober getuigenis en een schraal bewijs, om het een werk des Heeren te kunnen noemen. Wij hebben van het werk der Scheiding nooit zulk eene verklaring gehoord, en deze kon zich niet beroemen, dat zij met één’ ruk 200,000 menschen tot reformatie had gebracht; — na veel arbeids zag zij slechts de enkelen komen; maar zij geloofde, dat de Heere aan de spitse stond en maakte geen berekeningen. En waar het Zijn werk is, daar is geen sprake van onuitvoerbaarheid. Als een Biliam moet getuigen: „de Heere heeft ze geplant als de sandelboomen, als de cederboomen aan het water,” dan is er tegen deze planting noch waarzeggerij noch tooverij, maar daar moet hij het uitspreken: »als de beken breiden zij zich uit, — als de hoven aan de rivieren. Er zal water uit zijne emmeren vloeien,” enz.
Met zulk een onwaar en bijna (geheel) onuitvoerbaar beginsel zijn nu de Christ. Gereformeerden m ’92 vereenigd en hebben hun waar beginsel — een beginsel, dat uit God is — daaraan opgeofferd. Zij zijn tot de Doleerenden gegaan en wonen thans in het land der Doleantie; zij belijden thans allen, die bij de »Geref. Kerken” behooren, dat zij nu behooren tot de Geref. Kerken der vaderen, die zij vóór 1836 de Herv. Kerk noemden. Zij hebben dus de daad van ’34 opgeheven en zijn weer teruggekeerd van waar zij uitgegaan zijn: zoo althans is het theoretisch Doleerbeginsel, dat evenwel practisch bijna (geheel) onuitvoerbaar is.
Dat de Cnrist. Gereformeerden daartoe nu door de vereeniging gekomen zijn, hebben wij thans, naar ons eeerste punt, meer dan voldoende bewezen; — wij zullen het echter nu ook nog laten bevestigen door Ds. Ploos, die in dit eerste punt wel zegt, niet uit te maken wat het beste is, Scheiding of Doleantie, doch die in het vijfde punt het toch wel weet uit te maken, wat het beste is. Wij wenschen dit ter rechter plaatse te bespreken, doch halen het nu slechts aan, om de vroegere Christ. Gereformeerden te doen zien, dat zij niet meer in het land der Scheiding wonen, waarin zij bijna 60 jaren ais vreemdelingen en bannelingen gewoond hebben, buiten en afgesneden van de Kerk der vaderen, maar dat zij thans weer in hun eigen land zijn teruggekeerd. Hoort slechts:
Beeldsprakig spreekt Ds. Pl. omtrent deze zaak over Frankrijk, als het land der Hugenoten, welke een’ tijd lang in Nederland hebben gewoond als bannelingen, doch die eindelijk weer naar hun land zijn teruggekeerd. Zoo ook is het met de Christ. Gereformeerden, volgens Ds. Pl. Zij hebben een’ tijd lang in den vreemde als onechte kinderen, als bannelingen, buiten de Kerk der vaderen gewoond, doch zijn nu weer in hun land teruggekeerd. Nu behooren zij weer tot de Kerk der vaderen, waarvan zij afgesneden waren, en hebben hun’ vadernaam weer teruggekregen.
Als nu zóó over de Scheiding wordt gesproken door één’ der meest toegeeflijksten onder de Doleerenden, wat moet dan het getuigenis van de overigen zijn
Zou het bloed u niet naar het hoofd stijgen, als men zoo schandelijk hoort spreken over het werk des Heeren van 34? Om met zulke menschen te vereenigen, moet er waarlijk geen haar crediet meer voor de Scheiding bestaan. En dan moeten die vereenigde Christ. Gereformeerden het volk nog wijs maken, dat in de »Geref. Kerken” de Scheiding niet verloochend wordt! Ach, welk eene ontrouw! En dat noemt Ds. Pl. nota bene, de kroon op de Scheiding !! Zou dat nu waarlijk onkunde zijn of spotachtige misleiding ? Het staat zoo wat gelijk met wat Buddha leert: »Vernietig u, en gij hebt de kroon op het leven!”

J.H. WESSELS
UTRECHT, 19-l-’95.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's

De bedenkingen, door Ds. Ploos van-Amstel tegen de zes punten, in onze brochure vervat, besproken (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1895

De Wekker | 4 Pagina's