Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Deftige eenvoud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deftige eenvoud

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als de mensch zich oppronkt en boven den door God hem aangewezen stand kleeding aandoet en manieren aanleert, walgen wij van hem, die den hoogmoed botviert in plaats van dien te bestrijden. Eveneens doet het ons onaangenaam aan, als bij iemand onzindelijkheid en slordigheid zich openbaart. Het eene zoowel als het andere is te mijden, al is het ook, dat vaak den eersten eene groote menigte bewonderend aangaapt, en de tweede voor den eenvoudige en nederige wordt gehouden door hen, die ongemanierdheid voor deugd houden en zelve aan hetzelfde euvel mank gaan. Hoe vaak komt die slordigheid niet voort uit de zucht om in anderer oog nederig te schijnen. Socrates zeide niet onjuist, toen Antisthenes de scheuren van zijn mantel openlijk zien liet; „ik zie den hoogmoed door de scheuren heen.”
Voor die beide uitersten mag wel worden gewaarschuwd ten opzichte van het Koninkrijk Gods. Er zijn predikers, die met toga en bef zich voor een’ spiegel oefenen in het juist uitspreken hunner geschreven leerrede en indrukmakende houding en gebaren en gesticulaties aanleeren, om die comedie des zondags uit te spelen, terwijl in de leerrede zelve jacht is gemaakt op al wat het gemoed der toehoorders bewegen kan. Zij prediken zichzelf en niet den Christus. Het mooie preeken en niet het zieleheil der hoorders is daar hoofddoel.
Ik hoorde eens een gevierd prediker, die, improviseerende, zoo dikwijls en zoo lang zocht naar het juiste woord, dat men telkens vressde, dat de geleerde zou blijven steken, en wel bewonderde ik nu en dan prachtigen stijl en schoone woordenkeus, maar stichting had ik niet.
Ook het tegenovergestelde is niet naar des Heeren wil.Er zijn predikers, die, hetzij uit onbeschaafdheid, hetzij uit ongeleerdheid, om menschen te behagen zich steeds van platte uitdrukkingen, overdreven heelden, plastische voorstellingen bedienen. Zij gebruiken het liefst geijkte, orthodoxe termen, verouderde woorden en vooral verklein woordjes, als „schepseltje, zegentje, zieltje, wezentje,” enz. Eene klagende stem schijnt niet te kunnen gemist, en zoo familiaar met den Heere te zijn, dat men tot in het gebed van jij en jou spreekt, zet er de kroon op. Zulke mannen hebben den toeloop van eene groote menigte, welke vaak niet eens weet, waarover urenlang gepreekt is (wat dan ook niet zelden verstandige hoorders evenmin begrepen) maar die door al de dierbare jij’s en jou’s en tje’s wonder gesticht zijn.
’t Is wel droevig, als de Heere klagen moet: „Mijn volk heeft het gaarne alzoo” (Jer. 3:31).
Voor ons zijn deze dingen een gruwel, omdat ze zijn lijnrecht tegen de Schrift, in tegenspraak met het heilige der prediking en het hoog verledene des Heeren.
Even afkeurenswaard is het, als, in plaats van den naam des Heeren met eerbied te gebruiken, gesproken wordt van „het lieve wezen” of iets dergelijks. Zulke woorden passen beter in den mond van een’ verliefde over een menschenkind dan van een zondaar, die zich gevoelt te staan voor de heilige Majesteit Gods.
Hoe geheel anders was de prediking der Apostelen en vooral van den Heere Jezus zelve. Daar vindt ge den heiligen eenvoud. Alle opsiering wordt gemist, maar platheid zoekt ge ook te vergeefs. Bij het „Onze Vader” voegde de Heere: „die in de hemelen zijt,” opdat wij, zooals onze Catechismus zoo juist zegt, „de hemelsche Majesteit Gods niet aardsch gedenken.”
De wijze Spreukendichter (Spr. 25: 11) noemt „eene rede op zijn pas gesproken gouden appelen op zilveren geheelde schalen.” De waarheid is zoo wonderlijk schoon en verheven, dat de vorm, waarin zij wordt voorgesteld, ook wel waar en schoon mag zijn. Reine spijzen moeten, zullen ze smakelijk zijn, ook rein worden opgedischt. Bij het goud van den inhoud, het zilver van den vorm. De schaal kan wel niet tot voedsel dienen, wel de appel, maar toch is die vrucht te edel om ze in modder en slijk u voor te zetten.
De Apostel Paulus geeft in dezen eene schoone les aan Titus (2: 7 en 8): » Betoon in de leer onvervalsehtheid, deftigheid, oprechtheid, het woord gezond en onverwerpelijk.”
Datzelfde is in acht te nemen bij de gesprekken over de dingen Gods. Weg met al die zelfverheffing, met al die gemaakte gebaren en stem veranderingen, met al die onmogelijke verklaringen of liever misvormingen van de eenvoudige woorden Gods.
Al die doode, sterk gekleurde bloemen, waarmede men zich versiert, zijn voor den mesthoop. Bij Gods getuigenis behoort de eenvoud der waarheid. Maar even verre van ons dat gemis aan diep ontzag, aan eerbied voor het heilige. Ook in onze samenkomsten met broeders en zusters mag het wel zijn, dat onze lippen worden aangeraakt met het vuur van Zijn altaar. Het is iets anders, te spreken over Hem, over Zijne genade, over ’s menschen zieleheil, dan te spreken over handel of bedrijf of couranten berichten. Dat. mag onze ziel wel gevoelen en daarom bidden: »Heere! zet eene wacht voor mijne lippen.”
Zeker zullen wij wel niet geheel bewaard blijven voor het dwalen ter rechter of ter linker zijde, maar toch behoort het ons zoeken en onze bede te zijn, al hebben wij nooit gouden schalen voor de gouden appelen, dat het ten minste zilveren mogen wezen. Dat is Gods waarheid immers waard?

v. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Deftige eenvoud

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1895

De Wekker | 4 Pagina's