Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zondige haast

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondige haast

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Israel had de belofte Gods, dat het een Koning ontvangen zou. Reeds in den Pentateuch lezen wij de Koningswet, en steeds werd het duidelijker hoe noodzakelijk die gave was. Als wij aan het einde van het boek der Richteren lezen: »in die dagen was er geen Koning in Israel, een iegelijk deed wat recht was in zijne oogen,” dan zien wij, hoe die God, die, vóór Hij geeft, in den regel eerst de behoefte, het inzien van de noodzakelijkheid, het gebed schenkt, voor Hij de hulpe geeft, Israel bereidde om een Koning van Hem af te smeeken. De Heere, die hoort, voor wij roepen, bereidde reeds een David voor het Koningsschap, doch Israel had geen geduld en eischte een vorst. Het ontving dan ook een Saul, om onder diens heerschappij te zuchten.
Een Saul kan niet langer dan zeven dagen wachten op Samuël, en als het volk ongeduldig zich begint te verstrooien treedt hij in des priesters werk. Hij offert. Nu, offeren, is het geen eeren van God, geen goed werk? Wat het was bleek uit Samuels woord (1 Sam. 13: 13 v.): »Gij hebt het gebod des Heeren niet gehouden. Nu zal uw rijk niet bestaan.”
Het ongeduld is nog niet uitgestorven, en de mensch in plaats van op God te wachten en van God den zegen te begeeren, slaat eigen wegen in en wendt eigen middelen aan, dikwerf o, zoo vrome middelen, maar ze zijn als Sauls offeranden.
De Heere Jezus heeft de eenheid van Zijn volk beloofd in Zijn Woord, en Zijn Vader om die eenheid gebeden, opdat ook de gemeente den weg des gebeds en des verwachtens zou inslaan, maar, wij zagen het, de mensch had geen geduld, en ging zelf maken wat God alleen geven kon en wat op de knieën had moeten worden gezocht. Reeds zien wij het in de steeds toenemende verdeeldheid, dat zij wel roepen: »vrede, vrede!” maar er geen vrede is, gelijk wij daarvan in ons vorig nommer een staaltje te zien gaven.
Men veroordeelt niet zelden in anderen iets, dat men zelf doet. Laat ons het toch ter harte nemen en dergelijke wegen en middelen vreezen, ook waar de schijn er voor is en de middelen zoo goed schijnen en de nood schijnt te dringen. Denken wij aan du boven herinnerde geschiedenissen. Wij hebben een heerlijk woord in Jer. 3: 14 v.v., eene belofte, waaraan wij ons mogen vastklemmen: «Bekeert u, gij afkeerige kinderen! spreekt de Heere, want Ik heb u getrouwd en Ik zal u aannemen, één uit eene stad en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Zion. En Ik zal u herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand. En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de Heere, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des Heeren; ook zal zij in het hart niet opkomen.” De herders moeten dus van God en zullen van God worden gegeven. Vooraf echter is de eisch „Bekeert u!” en wat die bekeering kenteekent, is steeds gebed. De Heere Jezus schreef dat ook voor in Luk. 10: 2: »De oogst is wel groot maar de arbeiders zijn weinige; daarom bidt den Heere des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijnen oogst uitstoote.” Het gebed, — dat is de weg, dat is het middel.
Nu vreezen wij, dat bij het ongeduld der gemeente dat zelf-helpen steeds meer gaat doordringen. Zij hebben geen tijd om te wachten op de daden Gods en komen zoo licht in de Jerobeamszonde, dat zij „priesters maken van de geringsten des volks” (1 Kon. 12: 31) en »ketelachtig zijnde van gehoor zichzelven leeraars opgaderen naar hunne eigene begeerlijkheden” (2 Tim. 4: 3).
Maar zij zeggen: »men moet toch den weg der middelen inslaan.” Zeker, dien weg der middelen heeft de Heere zelf u aangewezen in het: » Bidt den Heere des oogstes,” en in den van Hem verordenden weg, welke beproefd is bevonden. De herders, die God geeft (ziet het in Jeremia’s woord) zijn herders, niet alleen met verstand, maar ook met wetenschap bekleed. Ik weet het: de Heere kan in buitengewone tijden buitengewone (singuliere) gaven toedeelen; maar dan zullen die gaven ook zóó duidelijk lichten, dan zal de Heere ze zóó kennelijk aanwijzen, dat geen twijfel overblijft. Singulier toch wil zeggen »eenig” en geeft dus te kennen, dat het maar hoogst zelden gevonden wordt. Wie dergelijke gaven hebben, overtreffen natuurlijk zeer verre allen, die middelmatige, die gewone gaven bezitten. Zij munten uit boven allen, niet slechts in eene enkele: rede of voor enkele weken, maar op den duur, door niet alleen oude, maar ook telkens weder nieuwe dingen voort te brengen uit den schat, welken de Heere hun op bijzonderen weg, bij eigen nadenken en eigen studie onder Zijn licht heeft gegeven. Dezulken kennen wij, doch ook slechts zeer enkelen: gelijk terecht in de Synode van 1872 is gezegd, »komen dergelijke gaven slechts hoogst zelden voor.” Tot hooge voorzichtigheid spoorde dan ook diezelfde Synode aan. Immers, er zijn in een tijd als deze zoovelen, die gaarne zich verheven zien, wien het om den broode te doen is, en die bij gebrek aan wetenschap geene dienaars des woords zijn, die niet hebben leeren onderscheid maken tusschen gelooven in zichzelven en gelooven in Christus, niet verstaan in de praktijk des levens, wat het is, „de zaligheid buiten zichzelven en niet in zichzelven te zoeken, die met verhalen den tijd volmaken, in plaats van het Woord Gods met toepassing op de harten te verklaren, of die in onkunde het woord verdraaien, inleggen in stede van uitleggen en daardoor ziekelijke toestanden in de gemeenten veroorzaken. Is zelf-aandiening te mistrouwen als minder overeenkomende met den eisch van »ootmoedigheid,” ook de aanbieding door de gemeenten zelve of haar kerkeraden is niet steeds uit het ware oogpunt. Den voorganger moede geworden, willen ze wel eens gaarne zijne gaven als singuliere laten schitteren, opdat ze door zijne beroeping naar elders zelve bevrijd worden. Ook kan bijzondere voorliefde wel verblinden. Ook kunnen examinatoren zich soms, daar de nood der gemeenten en hunne eischen soms dreigen (gelijk wij weten uit de doleerende kerken) laten verleiden, om voor singulier te verklaren, wat zelfs soms beneden, verre beneden het middelmatige is, om, tot inzien gekomen, zich diep schuldig te kennen voor God en Zijne gemeente, daar zij zich aan leugen en bedrog, zij het ook onwetende, hebben schuldig gemaakt. Er zijn dezulken, die nog voortdurend knaging er over gevoelen en het den Heere hebben te belijden.
Wij waarschuwen daarom met de Synode van 1872 en wijzen op Israel, dat, tegen Gods waarschuwingen in, zich een koning maakte, op Saul, die offeranden deed, op Rachels Dudaïm, op zoovelen, die niet wilden wachten, tot God de Heere, die door uitstellen vaak den mensch in zijn geloof beproeft, den beloofden zegen gaf. Neen! geen Rebekka’s weg, om Jakob den toegezegden zegen te doen verkrijgen, nagevolgd, maar in den rechten weg gearbeid en gebeden, dat de Heere niet vertrage aan, ons volk herders te geven met wetenschap en verstand. God kent Zijn tijd. Hij doet het nooit te vroeg, maar Hij doet het ook nooit te laat en ontwijfelbaar is Zijne belofte: „Ik zal u herders geven naar Mijn hart.” »Wacht op den Heere, en houdt Zijnen weg, en Hij zal u verhoogen.” (Ps. 37: 34.)

v. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Zondige haast

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1895

De Wekker | 4 Pagina's