Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. A. Kuyper (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. A. Kuyper (II)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons vorig artikel, aan Dr. Kuyper gewijd, betrof zijne stelling, dat voor zooveel het feitelijke aangaat, Satan niets doet of God doet het door hem; doch in dit artikel hebben wij het te doen met zijne leer over den christelijken Doop.
Z.H.G. zoekt zijne Baptistische Doopsleer voor echt Gereformeerd te verkoopen. Wil iemand ze daarvoor aanvaarden, dat is zijne zaak, maar hij moet dat niet on gewaarschuwd doen. Dr. K. maakt de sacramenten vast aan Gods eeuwige verkiezing; doch de Gereformeerde standaards en Liturgie hechten ze aan Gods Verbond, met Abraham opgericht, en juist dat is de wortel van ge- heel liet verschil. Hij stelt de verkiezing en wedergeboorte tot voorwaarde van het sacrament. In De Heraut van 26 Mei ’95 zegt hij onder anderen: «Natuurlijk kwam de Doop evenals het Avondmaal alleen aan den uitverkorene toe. Bezaten wij derhalve eene lijst, waarop wij zien konden, wie al dan niet uitverkoren waren, zoo ware de zaak uitgemaakt. Alleen wie op deze lijst stond had dan recht op het sacrament. Zoo stond de zaak echter niet. In het boek van Gods raadbesluit slaat niemand een oog…. Voor het volstrekte oordeelen trad daarom het oordeel der liefde in plaats, en men legde allen nadruk op de leer des Verbonds. In dat verbond was als bondeling begrepen, al wie zijn geloof beleed en door zijnen wandel bevestigde. En wat de kleine kinderen aangaat, nam men zijne toevlucht tot de belofte Gods, dat de kinderen der geloovigen »voor het zaad gerekend worden.” Zoover Kuyper.
Hierbij zij opgemerkt, dat onze vaderen niet uit eene soort verlegenheid de toevlucht namen tot de belofte Gods; maar dat zij eene heilige overtuiging hadden, dat de kinderen der geloovigen de belofte des Verbonds toekwam. En ten anderen ver- sta men wel, de belofte des Verbonds: »Om u te zijn tot eenen God en uw zaad na u”, Gen. 17: 7, en niet wat Dr. K. zegt, »dat de kinderen der geloovigen voor het zaad gerekend worden.” Die aanhaling uit Rom. 9: 8 zegt niet, wat de Verbondsbelofte was, maar alleen wie de van God beoogde erfgenamen der belofte waren.
Dr. K. vervolgt: »Dus niet de voorstelling, als of er in de Kerke Christi en in het Verbond Gods geloovigen, christenen en heidenen zouden zijn. Dat nooit. In de Kerke Christi zijn niets dan geloovigen, in het Verbond niets dan bondelingen, en al wat er buiten deze insluipt is hjpokriet, d.w. z. is een man die zich als een geloovige voordoet zonder het te zijn, en de rol van een bon- deling speelt, terwijl hij er buiten staat.” De Dr. is wel juist in de opmerking, dat er geen geloovigen en ongeloovigen in de kerk, en geen christenen en heidenen in het Verbond zijn, want zoodra zij zich zoo openbaren, moeten zij zich bekeeren of uitgeworpen worden. Maar het is niet waar, dat een hypocriet er buiten staat. Wel is dat waar naar zijne opvatting van het verbond, op de leest der verkiezing geschoeid; maar het is niet de Bijbelsche noch de Gereformeerde opvatting, zoo als wij straks zullen aanwijzen. Met een kleine onderscheiding tusschen den band en den zegen des Ver- bonds zijn de Gereformeerden volkomen in het reine. Verbonden is ieder die den Doop ontving, al is hij ook een hypocriet; maar de zegen wordt door een hypocriet niet weggedragen.
Dit door ons opgemerkte verschil is echter niet zoo gering als men bij den eersten aanblik wellicht zou denken. Na nog meer juist en onjuist gezegd te hebben, leeren wij in datzelfde artikel: »Het kind toch van een hypocriet is volstrekt geen zaad der kerk en aan zulk een kind komt de Doop niet toe.” Ik onderschrap deze woorden van Dr. Kuyper.
Het kind van een hypocriet is, volgens den Dr., geen zaad der kerk, en de Doop komt het niet toe. Als Z.H.G. zoo voortgaat, dan beleven wij het wellicht nog, dat hij tot de Baptisten overgaat. Zoo ik in zijne gevoelens stond, zou ik er tenminste ernstig aan denken; doch het zou beter zijn dat hij zijne dwaling ook op dit punt liet varen. Wat dwaling ik bedoel? Deze, dat het kind van een hypocriet geen zaad der kerk is. Men lette op de navolgende gronden :
a. Petrus heeft (Hand. 2: 39) tot de Pinksterlingen gezegd: »Laat u doopen .. want u komt de belofte toe en uwen kinderen.” Zonder twijfel, als hun de belofte; toekomt, dan behooren zij ook tot het zaad der gemeente. Die Pinksterlingen hadden echter nog geen blijk gegeven, dat zij geloovigen waren. Zelfs op de lijst van gewone hypocrieten kon men ze niet eens zetten, die zoo even voor verraders en moordenaars van den Messias waren aangeduid.
b. Paulus zegt, 1 Cor. 7: 14: »Anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn ze heilig.” Moet dat dan ook eene geestelijke of inwendige heiligheid heeten? Zoo even had hij gezegd: «De ongeloo-vige man is geheiligd door de vrouw (geloovige zeker), en de ongeloovige vrouw is geheiligd door den (geloovigen) man.” Was dat nu ook een geestelijke heiligheid of een uitwendige?! En van deze uitwendige heiligheid, waartoe ook de ongeloovige wordt betrokken, leidt Paulus de heiligheid der kinderen af, of kan eens uitwendige heiligheid, die men eene huwelijksheiligheid zou kunnen noemen, eene geestelijke heiligheid op de kinderen leggen?
c. Dat de kinderen van zelfs erger dan hypocrieten tot het zaad der kerk behooren, blijkt uit vergelijking van Hosea met Ezechiël 16 en elders. Bij Hosea leest gij: »Twist tegen ulieder moeder omdat zij mijne vrouw niet is en ik haar man niet ben,” en later doet God door Ezechiël aan diezelfde moeder verwijten, dat zij hare zonen en dochteren, die zij aan God gebaard had, den Moloch heeft geofferd. Hoe toch kan God zich zulke kinderen toeëigenen, indien zij niet, als kinderen des Verbonds, het zaad der kerk zijn?
Ik noodig iedereen uit deze drie reden ernstig te overwegen, als wanneer gij ziet zult dat Dr. Kuyper dwaalt. Wel is ons verschil minder doorzichtbaar voor iedereen, doch daarom is ’t niet minder principieel, en van groote beteekenis voor de bediening van het Woord en de Sacramenten. Kuyper schoeit het Verbond Gods op den leest der eeuwige verkiezing en alzoo heeft hij een sprong gedaan in het donkere. Zijne filosofie zegt hem dat het zoo moet, maar hij geraakt met de Schrift en de Geref. Belijdenis in tegen spraak, terwijl hij de Gereformeerde kerken, die reeds zwak zijn, nog zwakker maakt. Een confessioneel Gereformeerde schoeit het Verbond Gods op den leest van het Evangelie. Hij erkent Gods eeuwige; en onveranderlijke verkiezing met eerbied; hij erkent dat niemand zalig wordt dan die door God verkoren is en wedergeboren wordt: hij gelooft echter, bij het licht van het geopenbaarde Woord, dat God, om heilige redenen, met Abraham een Verbond heeft ingesteld, bij hetwelk Hij zich aan Abraham en zijn zaad tot een God gaf, en voorts nu aan alle creaturen, terwijl hij, die in dat Verbond overgaat of er in geboren is, door de sacramenten ven zekering ontvangt van de belofte des Verbonds, zoo hij waarlijk gelooft wat hij belijdt. En dat alles, opdat de hypocriet verantwoordelijk gesteld, en de geloovige getroost en bemoedigd worde, in den strijd des levens.

L. J. HULST.

PS. In verband met het vorige artikel van Ds. Hulst, uit de Wachter overgenomen meenden we ook dit vervolgstuk te moeten plaatsen.
Wat zullen nu de mannen uit kerk A hier op zeggen? Wat Ds. Beuker?
Allen, die de Wekker zoo hebben aan gevallen, moeten na ook Ds. Hulst zeggen dat ZEw. »dwaalt”, »tot de Dooperschen behoort”, schismatiek voorstaat, bij de scheurmakers behoort, enz. enz.
Of zal men ook dit trachten dood te zwijgen? Maar ook dan zal men zichzelven hebben geoordeeld!
Al durft de keer Beuker zeggen, dat de Holl. Christ. Geref. Kerk met de thans bestaande Christ. Geref. Kerk in Nederland niets heeft uit te staan, onze lezers kunnen uit de stukken van Ds. Hulst zelf zien en oordeelen, of er al of niet overeenkomst is tusschen hetgeen de Wekker steeds heeft beweerd en geleerd en wat door Ds. Hulst werd geschreven.

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Dr. A. Kuyper (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juli 1895

De Wekker | 4 Pagina's