Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van Johannes

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg.)
Cap. 4: 10—14. De Samaritaansche kon aan gelaat, aan kleeding, aan stem erkennen, dat Hij, die met haar sprak, een jood was; zij mocht zich verwonderen, dat hij eene gave vroeg aan eene vrouw, aan eene Samaritaansche; toch had zij den Heere in zijn werkelijk wezen niet doorzien, noch zichzelve genoegzaam geteekend. Het is noodig voor den mensch, dat hij zoowel den Heere als zichzelven met den waren naam noemen leert. Daartoe gaat Hij die vrouw nu leiden en begint alzoo zijn onderwijs: »Indien gij de gave Gods kendet, en wie Hij is, die tot u zegt: Geef Mij te drinken, zoo zoudt gij van Hem hebben begeerd en Hij zou u levend water gegeven hebben.” Welk een schat van waarheid in die uitspraak en welk een tegenstelling! De gave Gods is Hij, maar zij, de verduisterde door de zonde, kent Hem niet. Hij spreekt tot haar, maar zij kent die steun niet. Hij kon levend water geven, maar zij had het niet van Hem begeerd. Een Johannes de Dooper ziet aanstonds in den persoon, die tot hem komt, den Messias. Diens vraag om den doop beantwoordt hij met een : »mij is noodig van U gedoopt te worden,” maar deze vrouw mist dien geest, die onderscheiden kan; de zonde heeft haar oog verduisterd, haar gevoel verstompt; zij leeft slechts in de dingen dezer wereld. Toch grijpt de Heere des levens, die het leven uit den dood verwekken kan, haar aan. Zij moet, zij zal het weten wie Hij, belijden wie zij zelve is.
De gave Gods. Reeds Jesaja zong: "Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.” Ziet het eerste op Christus’ menschheid; het tweede wijst Zijne godheid aan. Zoo ook dit »de gave Gods”. Alles is gave, want elke goede gave en volmaakte gift is afdalende van den Vader der lichten, maar het is geene gave als deze. Ons leven is eene gave, maar het zou eindigen in eeuwigen dood, indien niet de gave van Hem, die het leven is, de onze werd. Elke bezitting, de geheele wereld is Zijne gift, maar wat zou de geheele wereld baten, zoo wij schade leden aan onze ziel? Elke vreugde is van Hem toegedeeld, maar waar is eene blijdschap buiten den Heere? Geen menschdom had die verdiend, niet één schepsel kan ook maar één penning aanbieden. Uit vrije genade gaf God Hem aan de wereld, en wederom uit vrije genade aan de ziel in ’t bizonder. In die gift is alles besloten, want in Hem zijn al de schatten van wijsheid en zaligheid verborgen, want Hij is de fontein des eeuwigen levens, geopend tegen de zonde en de ongerechtigheid. In Hem is lafenis voor den dorstige, reiniging voor den bezoedelde, verkwikking voor den vermoeide, nieuw leven voor het reeds verdorde en verzengde. Hij, die aan de vrouw vroeg: »geef Mij te drinken” deed slechts die vraag, opdat zij zeggen zou: »Heere! mij is noodig van u gedrenkt te worden, en vraagt Gij mij?”
Maar zoo spreekt zij niet. Zij begrijpt Hem niet en denkt slechts aan het water, dat, uit een wel opborrelend, levend wordt genoemd (Gen. 26 : 19). Zij denkt slechts aan dat, wat uit de aarde voortkomt, niet aan hetgeen van boven, uit den hemel was nedergedaald, maar toch is het, alsof zij reeds een diepen indruk heeft ontvangen van de hoogheid desgenen, die tot haar sprak, daar zij hem »Heere” noemt, en daarom kan het geen spottend woord zijn, maar alleen een, dat nadere verklaring uitlokt. Zij wil nader weten wie Hij is ; of Hij niet is, die aan de vaderen is beloofd, Abrahams en lzaks en Jakobs Heere en Koning? Daarom zegt zij: »Gij hebt niet om mede te putten en de put is diep; vanwaar hebt Gij dan het levend water ? Zijt Gij dan meerder dan onze vader Jacob, die ons dezen put gegeven heeft? en hijzelf heeft daaruit gedronken en zijne kinderen en zijn vee”. De vrouw blijkt bekend te zijn met hetgeen onder haar volk voor waarheid werd gehouden. Zij meent eene nakomelinge van Jakob uit Jozef te zijn. Zij kan verhalen, wie die bron groef en hoe er uit gedronken werd. Zij is met haar volk in ’t bezit dier Jakobs-bron. Zij eert dien en heeft een langen tocht gemaakt met haar schepvat om juist dat water te drinken. Maar met al dat uitwendige kan een zondig leven samengaan. Er is meer noodig dan een Jakobsfontein met hare geschiedenis. Niet Jakobs bron, maar Israëls geest doet leven, die geest, die hem nog stervende van den Silo getuigen deed, niet het heengaan naar eene gewijde plaats maar de ervaring van den Pniëls-nacht.
Zij wordt niet losgelaten, niet met een schouderophalen over hare onbegrijpelijkheid den rug toegekeerd. De Heere gaat voort om het haar duidelijk te maken, dat Hij niet het natuurlijke water bedoelt, maar een drank, welke hooger kracht en blijvender invloed heeft. De gave Gods in Zijn persoon is niet wat wederom dorsten doet. Maar, zoo voegt Hij er aan toe: »zoo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, zal in eeuwigheid niet dorsten, maar het water dat Ik hem geven zal, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven.”
Ziet daar de vraag beantwoord door velen gedaan (Ps. 4 : 7); »wie zal ons het goede doen zien?” het is de Heere, Hij alleen. Salomo heeft lang elders gezocht, zich lusthoven en paleizen verworven, zich maaltijden met keur van spijzen laten bereiden, zangers en zangeressen besteld — en wie kon zoo al wat het Oosten schoons en begeerlijks aanbood zich verschaffen als hij, en als hij het bezat en genoot was zijne getuigenis: "ijdelheid der ijdelheden.” Hij zocht het in wetenschap en onderzocht en beschreef van den yzop tot den ceder, en wie had een verstand als de wijste der menschen, toch vond hij ook daarin niet wat hij zocht. Na hem hebben duizenden en duizenden eeuw aan eeuw alles beproefd maar in niets wat der wereld was blijvenden troost gevonden. Het vleesch werd verzorgd tot begeerlijkheden (Rom. 13 : 14.) In schijn was er voldoening, in werkelijkheid versterking der onvoldaanheid. Dat water is gelijk aan het water der Jakobs-bron, maar genade en waarheid, door geloof in de ziel opgenomen, geven blijvende bevrediging van alle behoeften. Het is waar het vloeit niet altijd even helder; het slijk dezer wereld verstopt zoo vaak, zoodat slechts eene enkele droppel kan vloeien, door verwijdering van de warmte der zon heeft de wintervorst veel in ijs verkeerd, toch, daar staat Christus borg voor, begint het door zijne reinigende en verwarmende kracht weer te vloeien. Elk kind des Heeren heeft in zich ontvangen wat niet kan ophouden te bestaan, niet kan verdroogen, de bron van zegen is hem geschonken tot een blijvend goed, dat dood noch duivel noch hel hem ontrooven kan. Zoo donker kan het niet worden of er licht nog een ster in den nacht. Voor geloovigen is zoo waar wat Jesaja profeteerde (49): 10); »Zij zullen niet hongeren noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen niet steken, want hun ontfermer zal ze leiden, en Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtjes leiden.” Daarom (55 : 1) »O alle gij dorstigen ! komt tot de wateren en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en melk!”
Wenscht ge door de Schrift zelf u verklaard te zien wat met dat levend water bedoeld wordt, ge vindt het in Joh. 7 ; 37 vv., waar het »zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, » stroomen des levenden waters zullen uit zijnen buik vloeien,” aldus wordt verduidelijkt: »Dit zeide Hij van den Geest, denwelken ontvangen zouden die in Hem gelooven.” Maar heeft de Heere zich dan niet overgehouden een arm en behoeftig volk? Het is waar: Hij spijzigt met honger en drenkt met dorst, maar niet met een honger, waarbij men neerzinkt, of met een dorst, welke doodt. Ze zijn nooit, zegt Calvijn, »gansch verdroogd” (prorsus aridi), die Christus tot hun deel hebben. Die honger is eene begeerte naar de spijze, omdat ze zoo aangenaam, naar den drank, omdat ze zoo verkwikkend was. Die uit de fontein tegen de zonde drinkt, dorst naar meer en wordt altijd rijker, die uit de bron der wereld drinkt, dorst naar meer en wordt hoe meer hij ontvangt, altijd ongelukkiger. Bij Christus wordt het tot een fontein in ons. Daarom wordt de bruid genoemd (Hoogl. 4 : 12): »eene beslotene wel, eene verzegelde fontein,” terwijl zij zelve weet alles van haar bruigom te hebben en uitroept op die woorden der eere en der liefde: »O fontein der hoven, put der levende water, die uit Libanon vloeiën !” Het water, dat uit de hoogte in de fontein komt, springt daaruit weder hoog op. Het levende water, de Heilige Geest, daalt uit den hemel in de ziel, daardoor is het, dat het zich ook weder verheft tot aan de hemelen. Het komt van God en verheft zich tot God, maar het brengt ook eens bij God en dringt den hemel in. Hoort wat de Schrift zegt (Openb. 7 : 16 v.v.): Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten en de zon zal op hen niet vallen noch eenige hitte, want het Lam dat in het midden des troons is, zal hen weiden en zal hun een leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren, en God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen” (21 : 6): »Ik zal den dorstigen geven uit de fontein van het water des levens voor niet.” Zalig dan, die mogen komen tot de »zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods en des Lams” (22 : 1). Zoo wordt een dronk van dat water tot een fontein en die fontein tot een beek, welke instroomt in den oceaan des eeuwigen levens.
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1895

De Wekker | 4 Pagina's

Het Evangelie van Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 september 1895

De Wekker | 4 Pagina's