Avondgedachten

ZATERDAG.

Rom. 7 : 24. Wie zat mij vertonen? Als uit de diepte van het hart de belijdenis: „lk ellendig mensch!” is opgegaan, dan wordt bij eiken blik op onszelven, bij elk dieper graven de toestand steeds hopeloozer, de toekomst altijd donkerder. Teleurgesteld bij elke poging tot zelfverbetering, tot herstel van het misdrevene, blijft het daar binnen onrustig kloppen „Gij hebt geen lust tot offerande, anders zon ik ze geven; in brandofferen hebt Gij behagen!’, zoo roept men David na. Met gebeden en tranen wordt geen schuld betaald. Ter rechter en ter linkerzijde is de weg versperd. De vraag: „wat moet ik doen om zalig te worden?” wordt beantwoord, dat de arme mensch niets kan doen dan wat wegwerpelijk is, maar de vraag: .,Wie zal mij verlossen?” wordt niet te vergeefs gedaan. Wat geen mensen kon uitvinden, heeft Gods ontferming teweeg gebracht.

ZONDAG.

1 Thess. 1 ; 10. Jezus, die ons verlost. Geen andere naam is er onder den hemel gegeven door welken wij moeten zalig worden. Geen engel, hoe verheven ook, hoe heilig ook, kon ’t rantsoen betalen, [had de macht ter overwinning. Hij God en mensch, Hij alleen kon het, en Hij wilde het hoe zwaar do strijd, hoe bitter het lijden was. Hij deed het, Hij heeft het ten einde toe volbracht. „Jezus verlost van den toekomenden toorn.”’ Dat is het wonder heerlijk evangelie. Als dat in de ziele klinkt, wat blijft dan nog te klagen over? Och! dat het de gansche wereld door werd vernomen! Och, dat het Amen door duizende en steeds meerdere duizende monden werd uitgesproken. Het weerklinke dag en dag ook in mij, die gedurige verlossing van zonden behoef en telkens vernieuwde vertroosting voor het al te vaak geslingerd hart.

MAANDAG.

Zach. 8:7. Ik zal Mijn, volk verlossen. Wat geen mensch vermocht, daartoe besloot de Heere hoe bitter de drinkbeker der verlossing ook was. Hij hield getrouw Zijn woord. Hij kwam op deez diep bedorven aard om in te dalen in al de smarten der hel. Zoo lief had Hij Zijn volk, dat volk in de eeuwigheid verkoren, dat volk. dat niet eindigen kan met de vraag te herhalen: „hoe is het mogeljjk? Waarom ik?”, al werd ook bij herhaling geantwoord en het antwoord bezongen met den psalm „door U, door U alleen om ’t eeuwig welbehagen.” ”En dit is zeker: die ons eenmaal verlostte uit den muil des leeuws, die zal in zes benauwdheden ons verlossen en in de zevende zal ons het kwaad niet aanroeren. Hij redt ons keer op keer. Ter dood toe zal Hij ons geleiden.

DINSDAG.

Jer. 50 : 34 Hun Verlosser is sterk. Wat heeft Zijn volk dan te vreezen? Wij hebben den strijd tegen geestelijke boosheden in de lucht, tegen een brieschenden vijand, die rondgaat om te verslinden, maar verloren kan geen enkel begenadigde gaan. Heet en bang kan de strijd zijn, maar Godlof! de Leeuw uit Juda’s stam overwon den leeuw uit de hel en niemand kan ze rukken uit Zijne hand. Hij heeft ze gekocht en Hij bewaart ze te midden der verzoeking, dat het geloot niet ophoude. Hij is sterk om uit de heggen te halen, sterk om op de schouders te dragen. Eenmaal werd Hij mij te sterk en boog mijn onwillig gemoed. Hij zal mij verder leiden naar zijn raad en daarna opnemen in heerlijkheid.

WOENSDAG.

1 Kor. 7: 23. Duur gekocht. Dat mocht Paulus wel ten tweeden male zeggen (G : 20). Het was ontzaglijke vernedering de heerlijkheid des hemels te verlaten en dat tot zulk een leven, een leven, van het begin tot het einde van smarten en altijd bitterder drinkbeker, altijd zwaarder lijden tot dat de laatste penning betaald was en Hij uit kor. roepen: „het is volbracht”, Het rantsoen kon Hij alleen betalen. Geen mensch of engel kon den losprijs betalen. Zoo de godheid de menschbeid niet had gesterkt ware de schuld onafgedaan gebleven. En wat kocht Hij tot dien prijs? Een volk tot niets uit zichzelven bekwaam, dwalende nu rechts dan links, steeds tot zinken gereed, in één woord een arm en ellendig volk.

DONDERDAG.

Ps. 18 : 4. Ik riep den Heere aan — en werd verlost. Heb ik deel aan die redding? Werd ook voor mij de losprijs door den eenigen Goël betaald? Gezegend zij gij, zoo die vraag uit uw binnenste oprijst. Wie zal u die beantwoorden? Maar toch dat zij u bozig houdt, dat gij ze voor uwen God brengt geeft hoop. Bidt medezondaar! Zooals het den Psalmist ging, ging het duizenden na hem. Houd sterk aan in den gebede. Gij hebt het voorbeeld in zoo velen als behouden we den, dat de Heere geene bidders, geene worstelaars afwijst. De Heere wil niet dat één verloren ga. Hjj heeft lust in zaligmaken. Hij wijs geen boeteling af. Zoek Hem en kom dan spoedig weer om te getuigen. „Ik riep den Heere aan en werd verlost.”

VRIJDAG.

Jeo. 45: 17. Israel wordt verlost door den Heere met eene eeuwige verlossing. De Heere doet geen half werk. Bij menschen kan tijdgeloof bestaan, maar tijd-verlossing is een onmogelijk woord. Zijn werk vergaat niet, het verduurt de eeuwen. Laat de hel dun woeden, laat de wereld dreigen; niemand rukt Israël uit des Verlossers bind. De boosheid kan Stefanus lichaam steenden, maar den hemel voor hem sluiten kan geen Sanhedrin, geen woedende Saulus. U, volk des Heeren, ingebonden in het bundeltje der levenden, gegraveerd in de handpalmen, welke eens door kruisnagels werden doorboord, zal hoogte noch diepte, zullen engelen noch machten scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus, onzen Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen