Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overgeleverd om onze zonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overgeleverd om onze zonden

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Welke overgeleverd is om onze zonden”. Rom. 4 : 26a.

Zonde en genade zijn twee woorden van groote beteekenis, Allerduidelijkst zien we dit verklaard in de lijdensgeschiedenis van den Heere .Jezus. Zonde, en zonde alleen beeft al het lijden veroorzaakt, waar Christus aan onderworpen is geweest.
Ook die smartelijke, smadelijde en van God vervloekte kruisdood was een gevolg van de zonde, want de bezoldiging der is de dood. Was de zonde in haar aard en beginsel niet zoo ontzettend, dan had Christus als Borg voor al zijne uitverkorenen niet zulk een vreeselijken dood moeten sterven.
Maar in beide, in het lijden en in het sterven des Zaligmakers zien we de genade Gods in al haar luister aan ’t licht treden.
In zoo weinige woorden vat de Apostel Paulus dit een en ander samen, waar hij spreekt over Christus, als de verdienende oorzaak vau alle zaligheid, en in verband daarmede het goddelijk welbehagen in de verlossing van zondaren aanschrijft met te zeggen, wijzende op Christus: »Welke overgeleverd is om zonden”.
Dat overgeleverd of’ overgegeven zijn van Christus doet voorzeker allereerst denken aan eene daad des Vaders, dia den Zoon daartoe gaf’, maar sluit tegelijk in de daad van den Zoon, die, bewilligende in den eisch des Vaders, ook zichzelven gat.
In het woord, hier door overleveren vertaald, openbaart zich de liefde Gods, waarvan wij lezen (Ev. Joh. 3:16): »Al-zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen Eeniggeboren Zoon heeft overgegeven”. Die liefde is onbegrijpelijk groot, wat te duidelijker wordt, als wij acht geven op den Gever, op de Gave en op het einde, waartoe die gave dient.
Als die Gever een aardsch koning ware, die tot behoud van anderen zijn kind, zijn eenig kind afstond, wat zou ieder, die zulks hoorde, met verbazing vragen: hoe is het mogelijk, hoe kan zoo iets bestaan ?
En nu is het geen rijk mensch, — het is maar niet een aardsch Koning, maar het is God de Vader, die zijn heilig kind Jezus, Zijnen Eeniggeborene overgeeft; en dan tot zulk een einde! Daartoe was God de Heere niet gehouden of verplicht. Daartoe kan ook geen oorzaak zijn in den mensch. Heilig en rein uit de hand zijns Scheppers voortgekomen, bezat Adam alles wat Hij noodig had om in volstrekte gehoorzaamheid voor God, zijnen Schepper, te leven.
Tot overtreding gekomen van Gods heilig gebod, door moedwillige en vrijwillige ongehoorzaamheid, viel de vertegenwoordiger van geheel het menschelijk geslacht als verbondshoofd van God af. Door ééne zonde kwam de dood, die doorgegaan is tot allen, omdat we allen in Adam gezondigd hebben.
Rechtvaardig had de Heere alle menschen kunnen verdoemen.
Rechtvaardig was het geweest, als niet alleen de toegang tot het Paradijs, maar ook die tot God voor eeuwig ware afgesneden.
Rechtvaardig had alle menschen hetzelfde lot kunnen treffen als de engelen, die gezondigd hebben, voor welke geene verlossing meer mogelijk is.
Doch wat in de eeuwigheid was besloten, wordt in den tijd geopenbaard: God heett een welbehagen in menschen!
En waar geene verlossing van menschen, van dood- en doemschuldige zondaren mogelijk is, anders dan door den dood des Zoons Gods, geeft de Vader Zijnen Eeniggeboren en veelgeliefden Zoon, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Die gave was de grootste, de uitnemendste, die God geven kon. Er was in den hemel noch op de aarde met deze gave iets te vergelijken.
Die gave is zoo onuitsprekelijk groot, dat zij het verstand van menschen en engelen te boven gaat.
In en door Christus treedt God, de Heere, zelf als Redder op van het verlorene.
Al de eeuwen door was dat in de beloften, aan Israël gedaan, in typen, schaduwen en offeranden voorgesteld.
En toen de tijd der vervulling was aangebroken en God Zijnen Zoon heeft gezonden, geworden onder de wet, werd de vervulling aanschouwd van dat zinrijke woord: „overgeleverd om onze zonden”.
Van Bethlehem’s kribbe tot aan Golgotha’s kruis zien we al de vernederingen en al het lijden, waaraan Christus onderworpen is geweest, verklaard door dit eene woord: Hij is overgeleverd.
Menschen treden hierbij slechts als tweede oorzaken op.
Judas heeft den Heere Jezus overgeleverd aan het Sanhedrin. De Joden leverden hem over aan Pilatus, van wien we lezen, dat hij wist, dat Jezus uit nijdigheid hem was overgeleverd. Pilatus levert Jezus wederom over aan het Joodsche volk en iaat dat volk uitspraak doen, wie van beiden zal vrij zijn : Jezus of Barabbas.
Het volk verwerpt zijn Messias en Pilatus levert ten laatste den door hem onschuldig verklaarden Jezus over ter kruisiging.
Maar dat alles, hoe vreeselijk ook, was toch nog het ergste niet. Overgeleverd te worden aan de goddelijke, aan de wraak-oefenende gerechtigheid van den heiligen God, die geene zoude ongestraft kan laten, zie, dat was het vreeselijkste, het meest ontzettende, dat zich denken laat.
Juist dit is het, wat het woord »overgeleverd” hier in het ware licht doet aanschouwen.
Hij is overgeleverd om onze zonden. Niet voor aller zonden, maar voor onze, dat is voor aller geloovigen zonden. Is de schuld gekomen over alle menschen door dien eenen, die gezondigd had, alzoo zal ook door ééne rechtvaardigheid de genade komen over allen, die gelooven tot rechtvaardigmaking des levens. Als de Rechtvaardige lijdt Christus voor de on-rechtvaardigen.
»Om onze zonden”! Welk eene gedachte! Al dien hoon, al die bespotting, al die geeselslagen, al die folteringen, ja, ten laatste ook dat vreeselijk sterven aan het vloek-hout, — dat alles is om onze zonden.
Daartoe gat de Vader Zijnen Eeniggeborene; daartoe treedt de Zoon als Borg en Plaatsbekleeder voor al de zijnen op, en alzoo verwerft Hij, door Zijn bitter lijden en sterven, eene onuitsprekelijke zaligheid.
Die zaligheid was de Hem voorgestelde vreugde, waarom Hij het kruis heeft ver-dragen en de schande veracht.
Om die zaligheid te verwerven, was al dat lijden Hem niet te groot noch te zwaar. Om die zaligheid te verwerven, heeft Christus zich vrijwillig overgegeven tot in den dood.
Volkomen zeker en bewust, dat dit de vrucht op Zijnen zoo smartelijken arbeid was, riep de Borge des Verbonds stervende uit aan het kruis: »Het is volbracht!” Aan al de eischen der goddelijke wet en der goddelijke gerechtigheid was nu voldaan. Met den dood van Christus was de schuldbrief van al Gods uitverkorenen verscheurd, de verdoemenis opgeheven en eene eeuwige gerechtigheid aangebracht.
Op de vraag, hoe Gods kinderen vrijelijk uitgaan in Gods gericht, en hoe het mogelijk is, dat de Heilige en de Rechtvaardige op hen in eeuwigheid niet meer toornen noch scheiden zal, vinden we de oplossing en verklaring in bovenstaande woorden.
Die overgave van Christus was eene rechterlijke daad Gods, wat ons denken doet aan het woord der profetie: »Zion zal doorfocht verlost worden.”
De genade, welke Gods kinderen ontvangen, heft het recht Gods niet op, In Christus, die daartoe is overgeleverd, is dat goddelijk recht voldaan, en op grond daarvan kan de Apostel vragen in hoofdstuk 8: »Wie zal beschuldiging inbrengen tegen Gods uitverkorenen!”
Het woord, hier door »zonden” vertaald, beteekent in zijn oorsprong van den weg afvallen, uitvallen., afdwalen. En wat is dit anders, in dit verband, dan het afvallen van God en het gehoorzaam worden aan Satan, waardoor Adam, en in hem zijn geheele geslacht, zich des eeuwigen oordeels heeft waardig gemaakt.
Hierdoor was de mensch, in hemzelven aangemerkt, reddeloos verloren.
Niemand van hen zal zijnen broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. »Overgeleverd om onze zonden”, zegt derhalve hier niets minder dan de verdienende oorzaak te worden van al dat heil, dat als vrucht van Christus’ Middelaars verdienste in de H, S. wordt aangemerkt.
Om Zijnentwil tot kinderen Gods aangenomen, getuigt de H. Geest door den mond van Paulus: »en indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus.”
Overgegaan van den dood in het leven, door de genade der wedergeboorte, leven Gods kinderen door geloofsgemeenschap met Christus, en hebben alzoo deel aan Christus en aan alle door Hem verworven weldaden.
Geen wonder daarom, dat de prediking van des Heeren lijden de gemeente des Heeren zoo aantrekt.
Geen wonder, dat de Apostelen na de uitstorting des Heiligen Geestes optreden met de prediking van den gekruisten Christus, en dat een Paulus in de gemeente niet anders voorgenomen had te weten dan Jezus Christus en dien gekruist.
Die prediking beantwoordt zoo uitnemend aan de behoefte van het zondaarshart, Die prediking geeft het antwoord op de vraag, of er nog een middel is voor een arm Adamskind, om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan, en weder tot genade te komen.
Die prediking leert ons de zonde in haar aard en gevolgen kunnen; maar leert ons tevens, wie en wat God zijn wil en gedaan heeft om zondaren te verlossen van het hoogste kwaad, en het recht te schenken tot het eeuwige leven.
Was Christus niet overgeleverd, dan stond gewis en zeker allen kinderen van Adam niet anders te wachten dan dat zij eens aan de wrekende gerechtigheid Gods zouden overgeleverd worden.
Daarom is aller geloovigen verwachting van Christus, aller hoop op Christus, aller leven en aller vreugde in Christus. En waar door Gods genade dat geloof en die hoop in ons hart is gewerkt door den Heiligen Geest, moet wel volgen, dat eene geheel eenige betrekking bestaat tusschen de geloovigen onderling.
Wat ook uitwendig in dit leven kan scheiden en verdeelen, toch zijn allen één in Christus.
»Eén lichaam is het en één Geest, gelijkerwijs gij ook geroepen zijt tot ééne hoop uwer beroeping.
Eén Heere, één geloof, een doop. Eén God en Vader van allen, die daar is boven allen en in u allen.”
Door één prijs gekocht, door éénen Geest geleid, gelooven we in de gemeenschap der heiligen.
Eene gemeenschap, op aarde, wegens onzen voortdurend zondigen toestand gebrekkig, maar die hier namaals volmaakt zal zijn.
Waar we hier slechts van kunnen stamelen, dat zal dan in al de kracht van het woord worden verstaan :
»Overgeleverd om onze zonden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Overgeleverd om onze zonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 maart 1896

De Wekker | 4 Pagina's