Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kinderen (Slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen (Slot)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Neen, m’nheer!” zeide Pieter, »die mannen hebben dat bankbiljet niet gekregen « — » Hoe weet ge dat?« vroeg mijnheer, P, verwonderd aanziende. — »Omdat u het mij gegeven Hebt.« — »Ik?« — »ja, m’nheer; inplaats van ’n bankje van vijf-en-twintig gulden, deed u in de enveloppe, die u mij gaf, een bankje van honderd. Ik merkte het eerst, toen ik ver van het kantoor was, en ofschoon mij iemand verleiden wilde, om u er mede te bedriegen, heb ik het toch niet gedaan. De Heere heeft mij gelukkig bewaard en ik breng u al het overgeschoten geld terug.« » Wel,« zeide zijn heer, wiens gelaat ophelderde, »gij zijt een eerlijke jongen, en ik verblijd mij dit alles van u te hooren. Laat ons nu naar het kantoor gaan.«
Toen de zaterdag kwam, waarop Pieter gedaan zou krijgen, zeide zijn heer tot hem : »Hoor eens, m’n jongen! ik kan niet besluiten u weg te zenden. Ik geloof, dat ik er kwaad mee zou doen. Gij hebt in de laatste dagen en den geheelen tijd, dat gij bij mij waart, u zoo eerlijk en trouw gedragen, dat ik niet inzie iemand beter in uwe plaats te kunnen krijgen. En ik gevoel ook, dat ik uwe eerlijkheid moet beloonen, en dit kan ik, dunkt mij, niet beter doen dan u bij my te houden en u een blijk van mijne waardeering te geven. Ik hoop dan den winter met u door te sukkelen. Misschien wordt het spoedig weer zacht weder en herleeft het een en ander weer, zoodat de werkzaamheden weer kunnen voortgezet worden. En ziehier iets voor eene kleine winterprovisie voor uwe moeder. Ga nu naar huis en kom Maandag bij welzijn weer.» Bij deze woorden drukte hij hem een gouden tienguldenstuk in de hand. Pieter werd rood en bleek van vreugde, dankte zijn heer en snelde, als een pijl uit den boog, naar zijne moeder. Gij kunt denken, kinderen, hoe blij moeder en zoon waren, en hoe de weduwe den Heere dankte, die alles zoo heerlijk bestuurd had, — die haar zoon, dien ze zelf zoo lief had, in de ure der beproeving had bewaard om zichzelf en haar ongelukkig te maken. Tranen van dank stroomden langs de wangen der arme weduwe. Zij bad tevens den Heere, dat Hij baar zoon steeds wilde bewaren, en hem genade wilde geven om in ’s Heeren wegen te mogen wandelen.
Kinderen! het ouderhart wordt zoo verkwikt, als zij het goede voor u kunnen zoeken en als zij het goede van u hooren, wanneer gij u eerlijk en ordelijk gedraagt en er met lof van u kan gesproken worden. Vooral is het voor vrome ouders zoo aangenaam, als de kinderen zich onderscheiden in hun handel en wandel, en wanneer ze zien, dat die kinderen datgene zoeken, dat voor hun eeuwig heil noodig is. Het is zulk een onuitsprekelijk genot voor de ouders, als jongelingen en jongedochters de plaatsen der ijdelheid vermijden en zich daarheen begeven, waar aan het heil hunner ziel gearbeid wordt; zij zien daarin vaak aanvankelijk verhooring op hun gebed van de Meere, ..een, geen kind kan het beseffen, wat blijdschap vader en moeder smaken, als de kinderen hun doop beleven en dien doop later met hunne belijdenis en hun wandel bezegelen.
Wat nu het bovengenoemd verhaal aangaat, Pieter bleef den ganschen winter bij zijn heer en het volgende jaar ook, en nog meer jaren. De zaken breidden zich uit, en zijn heer nam Pieter later als deelgenoot in zijne zaak aan. Vele genotvolle dagen mocht hij met zijne lieve moeder nog beleven, en die moeder had het voorrecht met haar zoon den Heere te dienen, totdat zij in hoogen ouderdom overleed. En wat die andere aangaat, die Pieter had willen verleiden, ellendig is het met hem afgeloopen. Neen, kinderen! het kan geen kind goed gaan, die niet wandelt in Gods wegen. Het moge voor een tijd zoo schijnen, de Heere geeft er zijn zegen niet over. De Heere heeft gezegd: »Die mij eeren, zal ik eeren, maar die mij versmaden, zullen licht geacht worden.« Mocht de Heere maar in vele kinderen met Zijn’ Geest werken! Mocht er veel gebed voor de kinderen opgezonden worden. Kinderen ! doet reeds in uwe jeugd, wat ge kunt doen voor de uitbreiding van Gods koninkrijk. Zegt niet: »wat zal ik, arm of zwak kind, voor Gods koninkrijk doen?« Neemt er de proef eens van, om hier en daar met een busje heen te gaan, of ge soms geen opene handen zult vinden, om u iets te geven voor de Theologische School, voor de Opleiding van aanstaande Evangeliedienaars of voor Weduwen en Weezen, liet is zoo, er wordt veel gedaan en veel gegeven, maar er kon nog meer gedaan en gegeven worden. De Heere zegene de kinderen en al wat ze doen tot heil van ’s Heeren naam en zaak!

Aarlanderveen. G. BOS.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Voor kinderen (Slot)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 september 1896

De Wekker | 4 Pagina's