Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kleinen en grooten (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kleinen en grooten (I)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Bijbel of Het Boek is ons door den Heere gegeven, opdat we daaruit den weg ter zaligheid zouden leeren kennen. In dat Boek heeft de Heere door de Heilige Schrijvers ons echter niet alleen wetten en inzendingen gegeven, heeft Hij niet alleen door betoogen ons bekend gemaakt hoe Hij wil gediend en geëerd zijn, maar heeft hij ons ook vele schoone geschiedenissen doen vertellen, opdat we daaruit o. a. ook zouden kunnen leeren, wat Hij in vroeger dagen gedaan heeft met degenen, die Hem vreesden, hoe Hij allen, die Hem hadden leeren dienen, heeft beschermd en bewaard, hen uit alle gevaren en van alle vijanden heeft verlost en hun heeft geleerd, dat het leven op deze aarde niet het eigenlijke leven is, waartoe Hij den mensch bestemde, maar dat dit is ‘t leven hiernamaals in den hemel. Ook leeren ons deze geschiedenissen, dat zij, die den Heere niet vreezen en Hem niet willen dienen, door Hem worden gestraft, reeds hier in dit leven, maar bovenal eenmaal na dit leven in de plaats, die de Bijbel noemt de plaats der pijniging, waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgebluscht wordt.
‘t Dood van onderstaande regelen is een gedeelte van die geschiedenissen des Bijbels zóó te bespreken, dat ze door kinderen kunnen worden gelezen en, onder den zegen des Heeren, hun tot nut kunnen verstrekken. We beginnen dan, waar de Bijbel begint, bij de geschiedenis van

DE SCHEPPING.

Geen enkel boek op de wereld kan met deze geschiedenis beginnen, dan alleen de Bijbel, omdat alleen de Bijbel door den Heere is laten schrijven. Alle andere boeken zijn een voortbrengsel van de gedachten der menschen en die konden van de schepping niets schrijven, omdat ze er niets van wisten, want geen mensch is er bij geweest. Toch wilde de Heere, dat de menschen het weten zouden en daarom liet de Heere het door Mozes zoo opschrijven, dat hij zich niet kon vergissen. De Heilige Geest, de derde persoon in de Goddelijke Drieëenheid, bestuurde Mozes’ gedachten en daarom kon hij bij ‘t schrijven van de eerste vijf Bijbelboeken niet dwalen, maar schreef hij alles zooals ‘t wezenlijk gebeurd is.
Maar we zouden ‘t over de Schepping hebben. Scheppen is iets uit niets voort-brengen. Die dat doen kan, moet almachtig zijn en dus God wezen. Een mensch kan heel wat maken, maar dan moet hij eerst iets hebben, waaruit hij wat maakt. Denk maar eens, dat er een tafel, een kast, een kachel, een pen, of wat ook gemaakt zal worden. Dat kan de schrijnwerker of de smid of de fabrikant wat best, als hij maar eerst hout of ijzer of staal heeft, maar als hij van dat alles niets heeft, dan kan hij het natuurlijk niet. Niets te hebben en dan toch wat te maken, dat kan geen mensch, dat kan alleen de Heere. En dat heeft Hij gedaan. Genesis 1 : 1 zegt ons: In den beginne schiep God den hemel en de aarde. En Paulus leert in Hebreen 11:3: Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzoo, dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. Deze laatste tekst leert ons, dat hemel en aarde en al wat daar in en op is, geschapen zijn uit niets. De dingen, die men ziet (dat is alles wat we kunnen zien) zijn niet geworden uit dingen, die gezien worden, dus niet uit dingen, die er zijn, dus uit niets.
God schiep hemel en aard. Hij, die de eeuwige is, was dus voór ‘t begin van alles. De psalmdichter zegt: Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God! Een voor menschen onbegrijpelijke gedachte: van eeuwigheid! Wij, menschen, hebben een begin gehad, wij zien dieren geboren worden, bloemen en planten voortkomen uit de aarde en kunnen ons niet voorstellen, dat er iets kan wezen zonder begin. Dat de Heere eeuwig is, kunnen we ons niet voorstellen, maar moeten dat eenvoudig gelooven (dat is, voor waar aannemen), omdat de Bijbel het ons leert, want al wat de Bij bel leert moet voor ons onbetwistbaar vast staan.
Die eeuwige God wordt in Genesis genoemd met den Hebreeuwschen naam Elohim, een woord, dat een meervoudige beteekenis heeft en beteekent: de te vreezene. Dat dit woord een meervoudige beteekenis heeft, bewijst, dat de Heere zich reeds in ‘t begin van den Bijbel bekend maakt als een God, die uit meer dan één persoon bestaat.
Verder in den Bijbel maakt de Heere zich nader bekend als bestaande uit drie personen, en toch maar eenig God zijnde. Alweer iets onbegrijpelijks! Gelukkig als we ‘t niet willen begrijpen, en de Heere ons leert bet te gelooven!
Dat de drie personen van ‘t ééne Goddelijke Wezen werkzaam geweest zijn in de schepping van ‘t heelal, leert de Bijbel duidelijk.
Dat God de Vader Schepper is, leert o. a. de Heere Jezus, als Hij zegt: Mijn Vader werkt tot au toe en ik werk ook. Werkt tot nu toe. Wij zouden zeggen kunnen: werkt altijd door; heeft gewerkt in de Schepping en zet dat werk voort door onder-houding.
Dat God de Zoon Schepper is, leert o. a. de apostel Johannes, als hij schrijft: Joh. 1 : 1 en 3: In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is.
Dit „Woord”, waarvan Jobs. schrijft, is de Heere Jezus, want in vers 14 staat: En het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. Dat God de Heilige Geest Schepper is, lezen we o. a, Ps. 33: 6: Door het woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt en door den Geest zijns monds al hun heir.
In den beginne schiep God hemel en aarde. In den beginne, dat wil zeggen: toen de tijd begon. Wanneer dat geweest is, weten we niet zeker te zeggen, maar uit de tijdrekenkunde des Bijbels, waarover we later misschien eens praten, kunnen we toch uitrekenen, dat bet zoo ongeveer 6000 jaar geleden is. Toen schiep God den hemel en de aarde, dus al wat er bestaat. Maar de Heere schiep dat alles niet zooals het nu is, ten minste de aarde niet, want Gen. 1: 2 zegt ons: de aarde nu was woest en ledig en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
De aarde was woest en ledig. Letten we er eens op, dat er niet staat: aarde en hemel waren woest en ledig, maar alleen, dat dit op aarde zoo was. De hemel was niet ledig. Daar woonde de Heere zelf en daar was Hij omringd van zijne vele duizenden engelen, immers de Heere zegt in Job 38 : 4 enz,: Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef het te kennen, indien gij kloek van verstand zijt. Wie heeft hare maten gezet ? Want gij weet het; of wie heeft over haar een richtsnoer getrokken? Waarop zijn hare grondvesten neder zonken? of wie beeft haren hoeksteen gelegd? Toen de Morgensterren tezamen vroolijk ‘ zongen en al de kinderen Gods juichten. Met morgensterren en kinderen Gods worden hier de engelen bedoeld, zoodat dus de Heere zelf leert, dat de engelen reeds geschapen waren, toen »de aarde nederzonk op bare grondvesten”, of, zooals wij ‘t zouden zeggen: toen de aarde door den Heere gemaakt werd. Niet dus de hemel, maar de aarde was woest en ledig. Ze was een chaos, een verwarring, alles door elkander heen, grond, lucht en water. Er kon niets op leven of groeien. En toch bad de Heere die aarde bestemd om de woonplaats te wezen voor den mensch, Zou dat kunnen, dat moest er heel wat aan veranderd worden. Die verandering, die de aarde heeft ondergaan om planten, dieren en menschen te kunnen dragen en voeden, geschiedde in zes dagen. Als we nagaan, wat in ieder van die zes dagen gebeurde, dan zien we een heerlijk schoone opklimming, een geregelde orde, zooals in al het werk des Heeren. Ook hieruit kunnen we leeren, dat wij eveneens alles met orde moeten doen. Wat in de zes scheppingsdagen geschiedde, hopen we, zoo de Heere wil en wij leven, een volgende maal te zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Voor kleinen en grooten (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 oktober 1896

De Wekker | 4 Pagina's