Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kleinen en grooten (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kleinen en grooten (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Spraken we de vorige maal over de schepping van den mensch, over zijn hooge beteekenis en over den zegen, dien de Heere hem schonk, thans zullen we ‘t moeten hebben over de woonplaats van het eerste menschenpaar.
Genesis 2 : 8 leert ons: Ook had de Heere God een hof geplant in Eden, tegen ‘t Oosten, en Hij stelde aldaar den mensch, dien Hij geformeerd had. Hoe schoon en heerlijk heel Gods schepping ook was, toch maakte de Heere voor Adam en Eva een plekje, schoone. dan eenig ander en heerlijker dan wij ‘t ons op onze, nu door de zonde verdorven aarde kunnen voorstellen.
Die heerlijke schoone hof, Eden genoemd, bevatte een tal van schoone boomen, welker vruchten begeerlijk waren tot spijze en aan allen mensch dan ook tot voedsel werden gegeven. Vier rivieren stroomden door dien hof, de Pison, de Gihon, de Hiddekel en de Frath. Uit deze namen kunnen we ten naaste bij de plaats van den lusthof bepalen, indien ten minste de twee laatstgenoemde dezelfde zijn als de tegenwoordige Tigris en Eufraat. Dan zou de plaats van Eden in Mesopotamië geweest zijn.
De Heere stelde den mensch in Eden, om den hof te bebouwen en te bewaren. Niet in luiheid mocht hij zijn dagen doorbrengen, hij moest werken. Door velen is gezegd: het werken is een straf op de zonde. Dit is bepaald onwaar. Een van de grootste zegeningen, die de Heere den mensch schonk, is, dat hij moet, neen, dat hg mag werken.
Adam moest den hof bebouwen. Hij moest hem zoo bearbeiden, dat hij de meeste vruchten kreeg. Maar hij moest ook den hof bewaren. Als we iets bewaren, doen we dit tegenover vijanden. Als we alleen zijn in een goedgesloten vertrek, behoeven we geen enkel der daar aanwezige voorwerpen te bewaren; want er is geen vijand, die ze kan wegnemen. Maar als een gedeelte van ons huis stuk is en we kunnen ‘t’s nachts niet sluiten, blijven we op, opdat geen vreemde wat van onze bezitting wegneme. Dan bewaren we ons huis. Moest dus Adam den hof bewaren, dan was er ergens in de wereld een vijandelijke macht, die kwaad kon doen aan den hof. Die vijand kon niemand anders zijn dan de duivel. H j, eenmaal een der heerlijke, zalige engelen, was aan God ongehoorzaam geweest, was tegen God in opstand gekomen en door den Heere uit den hemel gebannen. Nu was hij van een engel een duivel geworden en bond den strijd aan tegen den Heere en tegen alles wat des Heeren was, dus ook tegen den mensch. Als dus de Heere aan Adam den hof geeft, om dien te bewaren, is het, alsof de Heere Adam waarschuwen wil voor een vijand, dien Adam niet kent, en die toch op hem loert.
Zoo straks zeiden we: de Heere had in Eden vele schoone boomen doen ontspruiten, waarvan de vruchten den mensch tot spijze waren gegeven. Midden in den hof stonden twee boomen, die een gansch bijzondere beteekenis hadden: de boom des levens en de boom der kennis des goeds en des kwaads, Van den laatsten mocht de mensch niet eten. De Heere zeide tot Adam: Van alle boomen dezes hofs zult gij vrijelijk eten, maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Daarin ligt opgesloten: als gij er niet van eet, zult gij nooit sterven, waar altijd blijven leven. God de Heere maakt dus met den mensch een verbond. Denken we er vooral om, de Heere maakt dat verbond niet met Adam als persoon, maar als mensch, als vertegenwoordiger van al zijn nakomelingen, In dat verbond belooft de Heere een eeuwig zalig leven, en eischt Hij niet anders dan gehoorzaamheid aan zijn gebod, en in dat verbond dreigt Hij, bij overtreding, met den dood. Indien Adam dus bet eeuwige leven verwierf, had hij het te danken aan zijn eigen gehoorzaamheid, aan zijn eigen werk; daarom heet dat verbond het werkverbond.
Zoo straks zeiden we: de Heere belooft bij gehoorzaamheid een eeuwig zalig leven. Het geloof aan die belofte wil de Heere versterken door een zichtbaar teeken, door de vrucht van den boom des levens. Zoo dikwijls Adam en Eva van de vrucht van dien boom aten, hadden zij daarin een bewijs, dat God de Heere hun het eeuwige leven had toegezegd. Telkens konden ze zichzelven er aan herinneren, tot welken prijs zij dat leven konden verkrijgen en zich wachten voor het eten van de vrucht van den anderen boom, van den boom der kennis des goeds en des kwaads.
Zoo leefden de eerste menschen in dien schoonen hof, omringd van al wat de natuur heerlijks kan opleveren, volkomen gelukkig en tevreden, zonder iets, dat hun geluk maar een oogenblik verstoorde.
Telkens bezocht hen de Heere; want Adam kende den Heere aan den wind des daags. Hij ging met den mensch om als wij dat doen met een vriend. Adam genoot ten volle Gods vriendschap en liefde en zou in zijn verder leven steeds meer daarvan ondervinden en genieten, en daar de Heere een onuitputbare bron van liefde is, zou Adam en zijn geslacht tot in alle eeuwigheden aan God genoeg hebben.
»Alzoo zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heir. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de zesde dag,” Zoo eindigt de Bijbel het scheppingsverhaal. Als we ‘t nog eens aandachtig nalezen, kunnen we er zoo duidelijk Gods wijsheid, liefde, almacht en goedertierenheid uit leeren kennen en moeten we, evenals eenmaal iemand in Israël, uitroepen: Hoe groot zijn, Heere! uwe werken, Gij hebt ze alle met wijsheid gemaakt!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Voor kleinen en grooten (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1896

De Wekker | 4 Pagina's