Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hat Evangelie van Johannes (85)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hat Evangelie van Johannes (85)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cap. 12: 9—19. De roem van ’s Heeren wondervolle daden had zich reeds naar alle oorden van Palestina verbreid, Het was de paaschtijd. Men spoedde zich naar de heilige stad, en behalve de begeerte naar Zion, vervulde het verlangen om Jezus te zien veler harten. Van daar de vraag (cap. 11 : 56) : „Wat dunkt u ? Zou hij niet opkomen tot het feest?” Nu verspreidt zich de mare, dat hij te Bethanië is, dat daar een groot wonder is geschied, een doode zelfs uit het graf is opgestaan. Dien wonderdoener, dien herrezene uit het graf wil men zien en eene groote schare begeeft zich op weg om die beiden te ontmoeten. Wij vermoeden niet zonder reden, dat het eene zeer gemengde schare zal zijn geweest. Dreef allen nieuwsgierigheid, zij zal toch wel van onderscheiden aard zijn geweest. Velen toch, niet allen, werden door dit zien (en zeker ook hooren) van Jezus tot gelooven in Hem geleid. Dat wekt der Farizeën nijdigheid op nieuw op, die het bewijs geven van hetgeen in eene gelijkenis van een anderen Lazarus werd uitgesproken: zij zouden niet gelooven al stond er iemand uit de dooden op. Hunne boosheid steeg tot moordlust en niet alleen willen zij Jezus dooden, maar ook zelfs Lazarus, dien zij zich misschien willen denken als een handlanger van hem, omgekocht om zijn roem, bij de groeten Israëls zoo wankelende, weder te herstellen. Ach! ’s menschen hart is zoo arglistig, het zoekt zoo gretig en vindt zoo leugenachtig wat met eigen booze begeerte overeenstemt.
Ook den volgenden dag ia de toeloop naar Bethanië groot tengevolge der berichten, den vorigen avond verspreid en bevestigd. Nu zij weten, dat Hij op weg is naar Jeruzalem, spoeden ook zij zich op weg en snellen hem tegemoet. Opgewonden door de ontvangen tijdingen, willen zij met feestelijk gejuich en met de teekenen der eere Hem geleiden. Met palmtakken zijn de handen gevuld. Zóó trok men overwinnaars tegen. Als Simon , de Makkabeër, Gaza had ingenomen en van afgoderij gereinigd, deed hij zijn intocht in Jeruzalem met lofzeggingen en met palmtakken , met citheren en met cymbalen en met snarenspel en liedekens, dat een zoo groot vijand uit Israël was uitgeroeid (: Makk. 13: 51)’’. Meer dan Simon was hier. Als Jehu tot koning was gezalfd, haastten zich die met hem waren, en „een iegelijk nam zijn kleed, en leide het onder hem.” Hier was, die, met heilig vuur bezield, door den ijver voor het huis Gods werd verslonden. Óp het loof hutten feest riep men bij het gaan rondom het altaar en op Paschen na het groote Hallel: „Hosanna! gezegend Hij, die komt in den naam des Heeren, de koning Israëls”. Jesaja (40 : 9) had geprofeteerd : O Zion, verkondigster van goede boodschap! Klim op een hoogen berg, o Jeruzalem, gij verkondigster van goede boodschap! hef uwe stem op met macht ; hef ze op, vrees niet, zeg der steden van Juda: „Ziet,hier is uw God”. In aansluiting aan hem had Zacharia (9 : 9) geroepen: „ Verheug u zeer, gij dochter Zions! Juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet uw koning zal komen, rechtvaardig, en hij is een Heiland, arm en rijdende op eenen ezel, op een veulen, een jong der ezelinnen.”
Als nu de Heere, te Bethfage aan den Olijf berg gekomen, een tweetal discipelen had uitgezonden (Matth. 21 : 1 vv.) met het bevel een ezel te ontbinden, dien de eigenaar gewillig zou afstaan, en deze daarmede waren teruggekeerd, plaatste de Heere zich daarop. Alzoo werd de profetie van Zacharia letterlijk vervuld. Zijne koninklijke heerlijkheid werd er door uitgesproken, doch op eene wijze, welke de Romeinen alle argwaan moest ontnemen. „Immers geen aardsch koning zoude zulk een rijdier kiezen, noch ook kon het vijandig Sanhedrin dien intocht als aanklacht doen gelden tot ’s Heeren veroordeeling. Zijn koninkrijk was niet van deze wereld. Hij kwam arm, gezeten op een ezels-veulen. Zoo zag hem de menigte, reeds opgetogen over het gebeurde te Bethanië en zij twijfelde niet meer. Hem, de Messias, eere te geven door het zwaaien der palmen, het spreiden der kleederen en het geroep: Heere! help toch (Hosanna), Heere! geef mij heil (Ps. 118 : 25) waaraan het Messiaansche woord uit Ps. f 18: 26 werd toegevoegd: „Gezegend zij hij, die daar komt in den naam des Heeren!” Hij was, zoo erkenden zij, die beloofde Davidszoon, de koning Israëls.”
Zoo openbaarde de Heere duidelijk wie hij was. Met deze daad verklaarde hij openlijk de beloofde Verlosser te zijn, en welke was de indruk, het gevolg? Ons evangelie wijst ons op de discipelen, (vs. Ui), op de schare (vs. 17 en 18) en op de Farizeën (vs. 19). De discipelen verstonden het niet. Eerst moest de Heere van dienzelfden Olijfberg, vanwaar de Messiaansche tocht begonnen was, verheerlijkt worden en Zijnen Heiligen Geest uit den hoogen hemel zenden, om elk deel van Zijn werk te verstaan. Na den pinksterdag begrepen zij eerst dat Gods voorzienigheid het aldus had bestuurd en de profetie hierdoor tot vervulling was gekomen.
De schare gaf getuigenis van ’s Heeren wonderdaad, om daardoor ook rekenschap te geven van haar gejubel. Zij getuigde, dat de Heere niet door bijzondere middelen, wrijvingen of aanrakingen Lazarus uit den doode had opgewekt, maar alleen daardoor dat hij hem uit het graf geroepen had. Zoo wordt het wonder te grooter en de heerlijkheid des Heeren te duidelijker, als die slechts behoeft te spreken om te doen zijn wat Hij wil.
De Farizeen wijzen elkaar op het groote gevaar, dat hun invloed loopt. Te lang reeds is gewacht met zijne gevangenneming. Eindelijk dient te worden doorgetast. „Ziet gij wel”, zeggen ze, „dat gij gansch niet vordert met al dat talmen en dralen? Ziet de geheele wereld gaat hem na”. Zij zien zonder twijfel, gelijk op den pinksterdag (Hand. 2) uit zoovele deelen der aarde vergaderd waren, ook nu van verschillenden landaard zich vereenigen tot Jezus’ lof. Daarom spreken zij in vergrooting van „de geheele wereld”. Dat namen zij zeer kwalijk (Matth. 21 : 15). De opgewonden menigte tot bedaren te brengen, dat konden zij niet. Maar indien hij het wilde, hij zou het zwijgen kunnen opleggen. Daarom zoeken zij er hem toe te bewegen en vragen: „Hoort gij wei, wat deze zeggen? Verzet u tegen dat gevaarlijk geroep. Hoe kunt ge het aanhooren. Meester, bestraf uwe discipelen!” Maar de Heere luistert naar hun eisch niet en zegt: „Ja, ik hoor het wel, maar hebt gij nooit gelezen: Uit den mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt gij u lof toebereid? Ik zeg ulieden, dat, zoo dezen zwijgen, de steenen haast roepen zullen”. Na. deze woorden verliet hen de Heere en ging van daar uit de stad naar Bethanië en overnachtte aldaar (Matth. 21 : 17). Met het oog op de discipelen gedenken wij aan des menschen onbekwaamheid om de dingen van het Koninkrijk Gods te doorzien. Hoe duidelijk zij zijn, gij verstaat ze niet. Maar, Gode zij dank! Hij heeft gaven genomen om die uit te deelen aan wederhoorigen. De Heilige Geest leert kennen, leert gelooven en aanbidden.
Meent men, dat diezelfden, die hier Hosanna riepen, het „kruist hem” hebben geëischt, dan is dat zeker zonder grond. De laatsten waren zonder twijfel die door de vijanden des Heeren waren opgeroepen om in zoo vroege morgenure bij de Lithostrotos zich te bevinden, dat reeds ten negen ure het vonnis kon worden voltrokken. Desniettemin, wij weten dat de Latijnen niet ten onrechte volksgunst bestempelden met een naam, welke aan den veranderlijken wind denken doet. O, zoo gemakkelijk, wij zien het in onze dagen, laat de mensch zich medesleepen en gaat hij met den grooten stroom voort.
Ontzaglijk roept ons de hier gegeven beschrijving toe, ontzaglijk eigen eer en aanzien te stellen boven den Heere, ja. Hem zelfs op te offeren voor eigen grootheid.
Heere! Uw Heilige Geest leere ons de waarheid verstaan, maar ook die te betrachten, en alles schade te achten om de uitnemendheid van Christus.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Hat Evangelie van Johannes (85)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 november 1896

De Wekker | 4 Pagina's