Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van Johannes (87)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van Johannes (87)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cap. 12:27—33. Bij het Hosanna-geroep der schare weende de Heere over Jeruzalems nabij zijnden val ; bij de vreugde der discipelen over de komst der vreemden, begeerig om Jezus te zien, ontroerde Hij Zich in den geest. Toen na den feestelijken intocht in Jeruzalem de profetieën werden vervuld, dat alle heidenen tot den berg van het huis des Heeren zouden toevloeien (Jes. 2 : 2), dat zij zouden vragen naar den wortel van Isaï (Jes. 11 : 10), dat zij zouden zeggen: »Komt, laat ons opgaan tot den berg des Heeren en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons leere van Zijne wegen en wij in Zijne paden wandelen « (Micha 4 : 2), toen zag de Heere Zijne verheerlijking nabij, maar eene verheerlijking door lijden en sterven. Hij moet het uitspreken wat Hij gevoelt en het is ons geschreven, opdat wij zouden weten, wat de redding onzer zielen Hem heeft gekost. Hij klaagt: »Nu is mijne ziel ontroerde«. Als David in Psal 42 uitriep: »0 mijn God! mijne ziel buigt zich neder in mij. Al Uwe baren en Uwe golven zijn over mij heengegaan«, was zijne ontroering niet als die van Davids Zoon, waarvan hooger mate nog in Gethsemané’s hof zich herhalen zou. Hier hoort ge de stem van het Lam Gods, dat reeds het doodend werktuig ziet, dat het niet kan ontgaan. Maar onze Heere kon het ontwijken, maar wilde het niet, want bet was des Vaders wil en Zijne gemeente moest worden gered, die niet anders kon worden gered dan door Zijn plaatsbekleedend lijden, het dragen van den vloek, het sterven aan het kruis. Wat zoude Hij dan zeggen ? Zou Hij vragen: » Vader! verlos Mij uit deze ure ?« Zijn gebed werd altijd gehoord. Hij had over legioenen engelen te gebieden. De hemel moest zich ontsluiten voor Zijn Schepper en Koning. Maar dan waren ze onnut doorgebracht, die drie en dertig lijdensjaren ; dan bleef Zijn volk onder den toorn Gods en daalde de reeds triomfeerende Kerk in den afgrond neêr. Neen, zoo wilde, zoo kon Zijne liefde niet bidden; want juist om dat kruisigden te ondergaan was Hij in die ure gekomen. Om de Man van smarten te zijn kwam Hij op de aarde, en nu de grootste strijd moest worden gestreden, hoe zou Hij nu teruggaan? Vergelijk die ontroering, noch de beteekenis dier gewillige overgave niet met wat de Christenmartelaar gevoelde, als hij verblijd ter moordplaats ging en juichte in de vlammen. Voor dien was de prikkel des doods weggenomen. Dat was voor Christus niet, die dezen juist wegnemen moest voer de Zijnen en voor wien de dood in de vreeselijkste gestalte moest verschijnen, omdat al de macht der zonde op Hem tezamen liep. Het lichamelijk lijden was niets bij bet onmetelijke zielelijden, dat Hij in alle diepte doorzag. Toch wilde Hij niet anders dan dien stikdonkeren nacht ingaan, en gewillig gaf Hij Zich als offer Zijnen God over met een: »Vader! verheerlijk Uwen naam«. Laat Mij lijden wat Ik lijden moet; laat Mij sterven den bittersten dood, laat Mij eenzaam en verlaten klagen aan het kruis, biet ben Ik, want zoo alleen kunt Gij worden verheerlijkt als de God aller genade«. Hoe Hij dan ook geperst werd tot bet volbracht ware, Hij koos met dien doop gedoopt te warden, opdat eene gemeente in heilig sieraad Gode de offeranden der dankbaarheid offeren zou.
Wie kan beschrijven, wie doorzien wat hier uitgesproken is? Het was te veel, te wondervol dan dat zelfs de hemel hier kon zwijgen. Was zulk een stem van boven wonderbaar, zij was niet wondervoller dan wat van de aarde ten hemel opgegaan was. Van boven de wolken roept de Vader ten aanhoore der aarde en der engelen: »Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem wederom verheerlijken. « Als Christus Zich wijdde tot Zijn werk bij den doop moest de hemel spreken, nu Hij Zich wijdde ten doode herhaalt zich de getuigenis Gods. Maar niet alleen bij den doop en boven den berg der verheerlijking had God Hem verheerlijkt, maar in de eeuwigheid voor de grondlegging der wereld, al Hij heerlijkheid bij den Vader had. Ook de nu uitgesprokene bede zou worden verhoord. Hij zou worden verheerlijkt als Middelaar en Zaligmaker, verheerlijkt in den hemel met een naam boven alle namen, als Koning der koningen en Heere der heeren, aan de rechterhand der majesteit om, omstuwd door de ontelbare schare der uitverkorenen, te ontvangen de eere en de heerlijkheid en de dankzegging. Dat was het bedongen, maar ook het van God hier plechtig toegezegde loon.
Dat hemelwoord was niet tot Christus persoonlijk gericht. Het luidde niet: »Ik heb U , maar: »Ik heb Hem verheerlijkt «. Zoo was dan die stem geschied, niet omdat Hij die noodig had als een onbekende met Gods raad, Hij had dien zelf besloten, maar omdat de mensch, en ook gij en ik, het zouden doorzien wie de Heiland van zondaren is. Werd wat Hij deed en leed om zondaars te redden alzoo in den hemel bewonderd en gewaardeerd, wat moet dan de zondaar, voor wien het geschiedde, niet gevoelen voor Hem, als bij in Gethsemane, op Gabbattha en Golgotga toeft!
Met die overgave in het: » Vader ! verheerlijk Uwen naam!« en de aanname door den Vader was de beslissing gevallen, hst contract geteekend van beide zijden en bezegeld, zoodat de Heere wel hieraan toevoegen mocht: »Nu is het oordeel dezer wereld.« Hij was gekomen tot een oordeel, om scheiding te maken tusschen de kinderen des lichts en der duisternis. Het kruis verdeelt de menschheid in twee deelen, ter rechterzijde de arme zondaren, de geloovigen, ter linkerzijde van den gruwelijksten zondaar tot den braafste eigengerechtige. Nu is de tijd bepaald, dat de overste der wereld, de duivel, dien de wereld als haar heer gehoorzaamt, buitengeworpen wordt, nadat hem de kop is vertreden. Daarentegen zal het uitverkoren deel worden gezaligd. Allen, zoowel joden als heidenen zullen door den verhoogden Heiland getrokken worden, zoodat hun leven op aarde reeds een leven in den hemel is en als de plaats is bereid, de hemel zelf de woning zijn zal.
Zoo teekende de Heere Zijn sterven in de wereld overwinnende beteekenis. Staat ons aangeteekend omtrent de hemelstem, dat sommigen meenden een donderslag te hebben gehoord, anderen, met eenigermate heter opmerkingsvermogen bedeeld, zeiden: „een engel tot Hem heeft gesproken«, maar de discipelen het hebben verstaan, zoo verdeelt zich nog de menschheid onder het Evangelie geboren. Voor de en is slechts een gewone, een natuurlijke zaak geschied, voor anderen is er veel wonderbaars, dat tot uitwendige godsdienst drijft, maar alleen de discipel des Heeren kan de geestelijke dingen verstaan en wordt gedrongen tot dat geloof, dat met lichaam en ziel zich aan den Meere geeft. Zalig die ook dit woord mag verstaan, omdat de Heilige Geest het hem doet vernemen als een persoonlijke belofte: »Ik zal hen allen tot Mij trekken.«

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Het Evangelie van Johannes (87)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1896

De Wekker | 4 Pagina's