Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor kinderen (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor kinderen (II)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik meende een oogenblik met mijn zusje te spreken, maar zij was zoo afgemat dom-de koorts, dat dit ondoenlijk was O, wat speet mij dat! Ik hoopte nu op den dag van morgen. Des avonds echter werd mijn zusje zieker, en den volgenden dag aam du ziekte zóó in hevigheid toe, dat de geneesheer bedenkelijk de schouders ophaalde en de hoop op herstel van het lieve kind verloren scheen. O, wat was ik teleurgesteld. Ik kon en mocht haar niet spreken. Ik sloop dikwijls naar haar bed, maar zij zag mij niet meer; zij herkende mij niet. Een enkel oogenblik uitgezonderd sprak zij geen woord, en toen zij sprak, noemde zij mijn naam, die zachtkens van hare lippen vloeide. Die naam drong mij door alles heen; want ik meende er een verwijt in te hooren, maar neen, ik dacht aan de liefde, die zij mij toedroeg, en ’t was of ik in haar hart las: Mijn lieve broeder, ik vergeef u uwe verkeerdheid. En die gedachten waren mij zoet en verkwikkend. Op den morgen van den derden dag stond ik zeer vroeg op en haastte mij naar het ziekenvertrek. Mijne moeder zat bij het bed. Toen ik binnentrad, nam zij mij in hare armen en drukte mij zwijgend aan haar hart; ik zag een stroom van tranen langs hare wangen rollen. Toen begreep ik, dat mijn zusje d o o d was. Moeder sloeg de gordijnen open. Daar zag ik Marie’s lief gelaat thans met de doodskleur overtogen. Mijn hart dreigde in waarheid te breken. O, de herinnering aan dien ongelukkigen morgen en de hartelijke liefde van mijn zusje jegens mij stonden mij weer levendig voor oogen.
Ik bedekte mijn gelaat met de handen en begon bitter te schreien. Wat smart ik gevoelde, is niet onder woorden te brengen. Het berouw, dat ik gevoelde, haar beleedigd te hebben, en dat den laatsten ochtend, dien ik met haar had mogen spelen, ’t was zoo pijnlijk. Des nachts kwam het in mijn slaap bij mij, en menigmaal schrikte ik wakker en voelde mij dan droevig gestemd. En, kinderen! had ik van dien éénen keer zulk een bittere smart, wat moet het dan zijn, later zich te herinneren gedurig in onaangenaamheid onder elkander geleefd te hebben! O, zegt ge wellicht: „wij zijn er aan gewoon,” dan is dit eene droevige gewoonte. Ik hoop niet, dat een van mijn jeugdige lezers dat behoeft te zeggen; want dit zou een bedroevend teeken zijn.
Wij waren bitter bedroefd: vader en moeder en ik, en ook onze dienstmaagd. O, het was zoo somber in huis: alles scheen voor mij weg te zijn.
Een paar dagen later zag ik zusje in het kistje liggen. En nu ik baar lieven glimlach niet meer kan zien, nooit uit haar mond de verzekering van hare vergiffenis kon hooren, nu werd het mij benauwd uit het hart en wenschte ik met haar begraven te worden. Wat kon een kind toch dwaze wensehen doen. Duizendmaal heb ik later aan dien wensch gedacht, en vaak heb ik er groot berouw over gevoeld. De Heere weet in alles Zijn tijd, kinderen! Hij komt nimmer te vroeg en nooit te laat. Hij bestuurt alles wijs.
Jaren zijn er sedert verloopen. Vele wolken zijn over mijn hoofd gegaan. Ik ben nu een oud man, maar nooit deuk ik aan mijn zusje, of een smartelijk gevoel van berouw vervult mijn hart, en als ik hoor, dat kinderen elkander booze woorden toevoegen, of zie, dat zij de hand tegen elkander opheffen, dan gaan mijne gedachten met vogelvlucht terug naar dien droeven morgen in onzen tuin, eu dan wellen weer de tranen op in mijne oogen.
En daarom, lieve kinderen! verbittert toch het leven uwer broertjes en zusjes niet. Hebt integendeel elkander hartelijk lief en bedenkt, dat het ouderhart er ook door bemoedigd wordt en gij er des Heeren goedkeuring op zult ondervinden. Alleen de zegen des Heeren maakt rijk. Och, dat de Heere u nederig en klein boude, en dat ge uw jeugdig leven in den dienst des Heeren moogt trachten te besteden en nuttig moogt leeren zijn voor Gods kerk en gemeente. Er is veel te arbeiden; en er kan ook door kinderen Veel gedaan worden. De Heere geve er u lust toe. Het volgende versje blijft nog altijd waar:

Daar alleen kan vrede wonen,
Daar alleen is ’t leven zoet,
Waar men vrij en ongedwongen
Alles voor elkander doet.

Aarlanderveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1896

De Wekker | 4 Pagina's

Voor kinderen (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1896

De Wekker | 4 Pagina's