Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Houd, dat gij hebt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Houd, dat gij hebt

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Zie, Ik kom haastelijk, houd, dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme.” Openb. 3:11

Uit den inhoud van den brief aan de gemeente te Filadelphia blijkt, dat die gemeente haar schoonen naam (broederliefde) met eere heeft gedragen.
Klein van kracht, prijst haar de Heere als eene gemeente, die des Heeren Woord heeft bewaard. En omdat zij het woord Zijner lijdzaamheid heeft bewaard, belooft baar Beschermer in den Hemel, dat Hij haar bewaren zal uit de ure der verzoeking, die over de geheele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aard- wonen. En onder alles, wat dienen kan om baar op te wekken tot volharding, dient bijzonder de verzekering van ’s Heeren wege:
»Zie, Ik kom.” Die „Ik”, lezen we in vs. 7, is de Heilige, de Waarachtige, die den sleutel Davids heeft, die opent, en niemand sluit, en hij sluit, en niemand opent. Dat is met andere woorden niemand anders dan Christus, die ook de »Amen”, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods genaamd wordt.
Als de Koning van zijn rijk, als het verheerlijkt Hoofd zijner zoo duur gekochte gemeente verzekert Christus aan zijn zwaar beproefd erfdeel: »Ik kom.” En in dat veelbeteekenend en aandachtwekkend woordje »zie” blijkt, van hoe groote beteekenis is, wat op dat »zie” volgt. Herhaalde malen komt datzelfde woordje in dit hoofdstuk, gelijk ook elders in de Heilige Schrift, voor, en steeds wijst dit op den grooten ernst der zaken, welke in verband hiermede volgen. Christus, de Heere, komt. Hij komt zeker, Hij komt haastelijk, Hij komt tot ieder menschenkind Hij komt om te oordeelen en een iegelijk te vergelden, naardat zijn werk op aarde is geweest.
Alleen de gedachte, dat de Heere komt, is al genoeg om den goddelooze te verschrikken’. Vijandschap en ongeloof mogen zeggen en luide roepen: »er is geen Christus, en er komt mitsdien geen Rechter”; — men mag, gelijk een der profeten zegt, een voorzichtig verdrag met den dood en de hel maken; — maar ’t geweten zegt wel anders, en ’de werkelijkheid zal ook wat anders zijn; want de Heere heeft het gesproken en zal het doen.
Haastelijk zal Hij komen, die te komen staat.
De dood wenkt ieder uur. Al bereikt men den hoogsten leeftijd, dan is Christus’komst nog een haastelijk komen. Slechts enkele jaren, maanden, weken, voor sommigen maar uren meer, en de dood, door God gezonden, eischt de ziel van den mensch op om voor Gods gericht te verschijnen. Uit al de eeuwen, welke daar achter ons liggen, uit al de geslachten, welke vóór ons geleefd hebben, is geen enkele overgebleven, aan wien ’t vonnis, in ’t paradijs reeds uitgesproken, niet is voltrokken: »stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren.” Van wat stand of leeftijd, van welk beginsel of van hoedanigen aard men ook zij, wij moeten allen voor den rechterstoel van Christus worden gesteld.
Wat echter oorzaak van vrees mag zijn voor alle vijanden des Heeren, dat is eene stof van vreugde en blijdschap voor alle oprechte discipelen en discipelinnen van Jezus.
Ook tot en voor hen zal de Heere komen: niet om hen te beangstigen of te bedroeven, maar om bun te geven blijdschap na droefenis, de kroon na strijd, eeuwige heerlijkheid en vreugde na al den smaad en na zooveel smarten als de Zijnen op aarde hebben doorworsteld ! Was voor hen de komst van Christus niet vast en zeker, of waren zij alleen in dit leven op Christus hopende, dan waren zij de ellendigste van alle menschen. Maar Gode zij dank! De Heere komt, om het onrecht te wreken, om alle zonde te straffen, om als Overwinnaar over al zijne vijanden zich te openbaren, en om te geven het einde en de verwachting aan allen, die zijne verschijning hebben liefgehad.
Hiervan volkomen bewust, kan er zooveel gedragen en geleden worden. Hiervan ten volle verzekerd, vestigt ge uw oog op Hom, die de Voleinder des geloofs en de overste Leidsman uwer zaligheid is. Dan houdt ge de kroon ’t gezicht, welke daar schittert aan ’t einde uwer loopbaan, en ge wandelt met lijdzaamheid en voorzichtigheid te midden van een krom en verdraaid geslacht.
Dan staat het immers vast, dat er een einde komt aan de beproevingen en het lijden dezer aarde.
Op zijn langst genomen, dan nog maar een weinig tijds, en gij zult het onderscheid zien tusschen hen, die den Heere gediend, en die Hem niet gediend hebben. Werd dit woord meer geloofd en behartigd, wat zou de wereld een andere gedaante, wat zou het menschdom een andere openbaring aannemen.
Maar helaas! Al staat het met heiligen ernst ter waarschuwing van allen, geschreven, al wordt het ons ons leven lang voorhouden en gepredikt, hoe groot, hoe ontzettend groot is het aantal dergenen, die naar die waarschuwing niet willen luisteren, maar die eens zullen ondervinden, hoe vreeselijk het is te vallen in de handen van den levenden God!
Zelfs in het Christelijke leven wordt nog maar zoo weinig van deze woorden in praktijk gebracht.
Toch zijn en blijven zij vol troost en bemoediging voor allen, die gelooven. Die gelooft, zal overwinnen, en wie overwint, zegt de Heere, »lk zal hem maken tot een pilaar in den tempel mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven den naam mijns Gods en den naam der stad mijns Gods, namelijk des nieuwen Jeruzalems, dat uit den hemel van mijnen God afdaalt, en ook mijnen nieuwen naam.”
Geen heerlijker teekening en omschrijving is denkbaar van het zalig tot dergenen, die des Heeren Woord bewaarden Zijnen Naam niet verloochend hebben.
Doch in de ure der beproeving zal blijken, wie staande blijft en volhardt ten einde toe.
Uitnemende genade was den trouwen belijders der gemeente te Filadelphia geschonken. Tot dusverre hadden zij zich gunstig van anderen onderscheiden. Maar de beproeving hield aan, en geen moeite zou worden gespaard om hen te verleiden. Daarbij waren de voorbeelden ook elders zoo menigvuldig van menschen, die korter of langer als getrouwen zich hadden geopenbaard, en later toch afweken van de waarheid, die in Christus Jezus is.
De verzoeking is zoo veel en zoo velerlei. En daarom volgt op het »Zie, Ik kom haastelijk” dat veelbeteekenend; »houd, dat gij hebt, opdat niemand uwe kroon neme.” Siert de kroon der trouwe het hoofd van Jezus’ discipelen te Filadelfia, met dat #houd, dat gij hebt,” mag allereerst wel worden gedacht aan ’t geloof en aan de gehoorzaamheid, waaromtrent zoovelen schipbreuk hadden geleden.
Niet in dien zin, alsof men de genade des geloofs zou kunnen verliezen. We weten, Gods werk blijft. Maar juist de vraag, of het Gods werk in u is, moet in en door beproeving blijken. Ben historisch geloof en een tijdgeloof kunnen al den schijn hebben van oprecht geloof te zijn, doch waarbij later blijkt, dat men wel geloof in zijn hoofd, maar niet in zijn hart had. Met andere woorden: de wortel der zaak ontbrak. In zulk een geval is het niet »houd, dat gij hebt, maar veeleer : verlaat en doe afstand van allen valschen grond der hoop, en rust niet, voordat ge door den Heiligen Geest de getuigenis in uw hart hebt bekomen, dat ge uit genade het eigendom van Christus zijt. Dan, maar ook dan eerst wordt verstaan, dat men met den mond ter zaligheid belijdt, maar met het hart tot rechtvaardigheid gelooft.
Bij de gehoorzaamheid der waarheid kwamen ijver en waakzaamheid, ijver om te bewaren het goede pand, hun toebetrouwd, ijver ook, om, door Gods kracht en genade, alle verzoeking te weerstaan, en met lijdzaamheid te loopen de loopbaan bun voorgesteld, ijver in geloof’, in hoop, in liefde, in goede werken, ijver, gepaard met waakzaamheid, wetende, dat Satans listen vele zijn. Het tegenovergestelde vindt men bij hen, die des Heeren Woord niet achten, die met de macht der vijanden geen rekening honden, die in één woord blind zijn voor de vele dreigende gevaren van allerlei aard, blind zijn ook voor eigen zwakheid en ellende.
Hoe ontzettend groot is het getal van hen, van wie in waarheid moet worden getuigd: „Zij hebben hunne kroon zich laten ontnemen.” Bij duizenden worden zij thans in ons goede vaderland geteld, die een kroon van goud voor een, die minder waarde heeft dan koper, hebben ingeruild, menschen , wier vaderen met bloed zijn gedoopt.
Daartoe kwam men niet op eens. Ach neen.
De eisch der waarheid wat verzacht door menschelijke spitsvondigheden, het begrip der zonde wat verzwakt, zachtkens aan weten voor geloof aangezien, het werk van menschen voor werk Gods aangemerkt, zoo kwam men er toe, steeds meer door te vloeien, meer de wereld gelijkvormig te worden, om eindelijk het leven voor den dood en den dood voor het leven aan te zien, en zich te openbaren als degenen, die Christus’ Naam hebben verloochend.
De gemeente te Filadelfia heeft kleine kracht. Zij is gering en zwak in ’t oog der wereld. Toch weet de Heere hare werken. Toch is zij krachtig in Hem, die haar een geopende deur heeft gegeven.
Als uit den hemel Zijner heerlijkheid roept de verheerlijkte Immanuel dit kleine kuddeken toe: »Houd, dat gij hebt.«
Met het loslaten en verliezen van hetgeen nu reeds haar met een heerlijke kroon siert, zou zij ook verliezen de kroon der heerlijkheid, welke de Heere haar met allen, die tot den dood getrouw zijn, zal geven, namelijk de kroon des levens.
Aan zulk een waarschuwend en bemoedigend woord heeft de gemeente des Hee ren te allen tijde behoefte.
Is zij niet altijd klein in vergelijking met de menigte, die, onder wat vorm ook, zich in vijandschap tegen Christus stelt? En is niet te allen tijde op haar van toepassing, wat de Heere hier van deze Klein-Aziatische gemeente getuigt: »gij hebt kleine kracht.” Als schapen in het midden der wolven zijn de getrouwe belijders des Heeren gedurende dit leven in bestendig gevaar. Als een leeuw, die brult, loert Satan op hunne gangen. In zichzelven zoo zwak, dat zij geen oogenblik kunnen bestaan, is de veilige bewaring des Heeren hun te allen tijde onmisbaar.
Zalig zij, tot wie ook ten jongsten dage de Heere eens zeggen zal: »gij hebt Mijn Woord bewaard!»
Wat ge dan overigens in uw leven ook verliest, als maar dit ééne uit genade uw deel mag zijn, dan zal dat woord, ofschoon ge alles mist, als een licht het donker op doen klaren.
Om des Heeren Woord is het den vijanden te doen.
Hebt ge eenmaal dat Woord losgelaten, dan zijt ge gelijk een krijgsman, die overliep tat den vijand.
Andere schitterende kronen mogen u daartoe worden aangeboden, doch deze ontvallen bij den dood.
Daarom is het »houd, dat gij hebt!” een woord van zoo hoogen ernst. Al waart ge negenennegentig jaar trouw geweest, en ge werdt in uw honderdste jaar ontrouw, dan zullen uwe eerste werken niet meer gedacht worden.
De Heere komt. Hij komt als een dief in den nacht.
En bij ’s Heeren komst zal blijken, of ge den u toebetrouwden schat hebt bewaard, of ge getracht hebt, daarmede winst te doen.
Bij honderden en bij duizenden kunt ge ze tellen om u heen, die erger deden dan Ezau, die voor linzenmoes zijn eerstgeboorterecht verkocht.
De waarheid is als een kroon van paarlen. Verlies er één paarl uit, en de kroon is geschonden.
Is er één paarl verloren, dan volgt zoo spoedig de tweede. Bedenk, als ge door Gods genade de koon nog bezit, dat vele handen naar u uitgestrekt en vele oogen op u gericht zijn, om, zoo mogelijk, u uwe kroon te ontrooven. Hoe ontzettend getuigt Christus van andere gemeenten, dat zij noch koud noch heet waren, dit zij hare eerste liefde hadden verlaten, of dat hare werken niet vol waren Bevonden voor God.
In het zevengesternte der Klein-Aziatische gemeenten schittert Filadelfia als een voorbeeld in liefde en trouw.
Dat de Heere hare werken zag en hare kleine kracht kende, moge ons en velen tot opwekking dienen, om acht te geven op elkander tot opscherping der liefde en der goede werken. En terwijl alles om u heen voorbijgaat en verdwijnt, weet dan, dat het Woord Gods in der eeuwigheid blijft.
Alleen in en door de kracht des Heeren zal het mogelijk zijn aan alle verzoeking te weerstaan, om alle vijanden te overwinnen, om als Mozes liever met het volk Gods kwalijk en smadelijk gehandeld te worden, dan voor een tjjd de genieting der zonde te hebben.
Nog maar een kleinen tijd, dan komt de Koning Israëls. Dan vergadert Hij de Zijnen, die in waarheid en in liefde hebben volhard in gehoorzaamheid.
Dan luidt Zijn Woord tot alle getrouwen: »Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, u bereid van vóór de grondlegging der wereld.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Houd, dat gij hebt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1897

De Wekker | 4 Pagina's