Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Alle tranen afgewischt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Alle tranen afgewischt

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En God zal de tranen van hunne oogen afwisschen.” Openh. 7 : 17 {laatste gedeelte.)

»De zaligheid zij onzen God, die op den troon zit, en het Lam”. Zoo hoort Johannes, de apostel des Heeren, gebannen op het eenzame eiland Patmos, de verlosten in den Hemel zingen. Het was eene groote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en geslachten en volken en talen, staande voor den troon en voor het Lam, bekleed zijnde met lange, witte kleederen, en palmtakken waren in hunne handen.
zoo zag deze om der waarheid wil vervolgde dienstknecht des Heeren in een wonderbaar gezicht, welk eene onuitsprekelijke zaligheid die verlosten genoten.
En op de vraag, wie zij waren, en van waar zij zijn gekomen, geeft dezelfde Persoon, die vraagt, ook het antwoord en zegt: Deze zgn het, die uit de groote verdrukking komen, en zij hebben hunne lange kleederen gewasschen en hebben hunne lange kleederen wit gemaakt in het bloed des Lams.”
En na de verdere omschrijving van de zaligheid, welke die verlosten voor Gods troon genieten, wordt al het heil, door hen genoten, en aan Johannes in dit gezicht te aanschouwen gegeven, saamgevat in die veelbeteekenende woorden:
«En God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen.”
Niet alsof daar nog tranen mogelijk waren ; want, gelijk we weten, houdt bij den dood de zonde, en daarmee ook alle gevolg der zonde voor Gods kinderen op.
Maar die tranen doen ons denken aan wat aan dien staat der heerlijkheid en gelukzaligheid is voorafgegaan.
Het land van tranen moet niet gezocht worden hierboven, neen, de aarde is een tranendal. Het land der verdrukking is hier beneden. En hetzij we hierbij allereerst denken aan de geweldige vervolgingen, welke tegen de eerste Christenen onder de Romeinsche keizers hebben gewoed, of dat men ook in meer uitgebreiden en algemeenen zin denkt aan al de ellende, waaraan het geheele geslacht van Adam om der zonden wil onderworpen is, altijd blijft het waar, wat reeds in de oudheid door Gods heiligen is betuigd: «-De mensch, van eene vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust.” Zeventig, en zoo we zeer sterk zijn, tachtig jaren, en het uitnemendste daarvan i» moeite en verdriet. Met tranen treedt de mensch de wereld in, met tranen zien we vaak hem uit dit leven scheiden; en wis is in staat om een juiste beschrijving te geven van al het leed dezer aarde, dat zoowel in ‘t verborgen als in ‘t openbaar geleden en doorworsteld wordt. Tranen zijn zoowel het deel der rijken als der armen.
Weenen doen kinderen en volwassenen, geleerden zoowel als ongeleerden. Eenerlei treft allen in dit leven.
Schier ontelbaar zijn de oorzaken voor al die tranen, op deze wereld geweend. Hoeveel en velerlei zijn de lichaamssmarten en zielsangsten, welke deze wereld als één groot ziekenhuis ons doet aanschouwen! Wat al smartelijke verliezen en bange tegenspoeden persen Adams kinderen de tranen uit de oogen. Van welke hartverscheurende tooneelen zijn onze kerkhoven gedurig getuigen. Wat doen veel kinderen hun ouders smarten aan, en hoeveel ouders doen hunne kinderen weenen.
Hoe menigmaal zagen we in ons leven op één oogenblik, door één enkele Godsdaad, zooveel vreugde en genot verwisselen in bittere droefheid en luid geween!
Hoeveel grauwe haren zijn met droefenis ten grave gedaald, en hoe,veel jeugdig leven zagen we al wegkwijnen door allerlei verdriet! Zoo onbeschrijfelijk veel valt reeds onder ‘t bereik van ons waarnemingsvermogen, en wie zal daarenboven nog beschreven al het leed en al die tranen, wat als met een sluier voor ‘t oog aller stervelingen is bedekt, en waar de alwetende God alleen Getuige van is!
Geldt dit alles van alle menschen zonder onderscheid en zijn er daarenboven nog andere oorzaken van tranen, deze worden alleen gevonden bij hen, die den Heere vreezen. De gevolgen der zonde zijn zoo bitter en zoo algemeen, dat zij beurtelings alle menschen doen weenen. Maar weenen over de zonde zelf, dat kan alleen een kind des Heeren. Zulk weenen onstaat niet uit een wettisch beginsel, ontstaat niet als bg een misdadiger, die wel berouw kan hebben over de misdaad, omdat de daaruit voortkomende gevolgen bitter zijn, doch waarbij lang niet altijd is bewezen, dat de daad als daad oorzaak van berouw is.
Neen, droefheid over de zonde zelve is droefheid naar God. Deze komt voort uit liefde tot Hem, dien men ziet door zijne zonde beleedigd te hebben.
Om de zonde verbergt de Heere zijn aangezicht voor de zijnen, en dat gevoel, die levendige bewustheid van het Godsgemis veroorzaakt bij een kind des Heeren eene smartelijke gewaarwording, een bittere droefheid der ziele, waar de kinderen der wereld geene kennis aan hebben.
Jammer maar, dat in den tegenwoordigen tijd van zulke droefheid zoo weinig wordt vernomen.
Droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekeering tot zaligheid. En de Heere Jezus spreekt in de Bergrede: „zalig zijn zulke treurenden ; want zij zullen vertroost worden.”
Waren er geene zonden, dan zouden er ook geene tranen zijn. Waren Gods kinderen op aarde volmaakt en zonder zonde, zij zouden niet meer behoeven te weenen.
De volmaaktheid zal echter in dit leven niet worden bereikt. En al heeft God om Christus’ wil uit genade Je zonden zijns volks vergeven, daarmede zijn nog de gevolgen der zonde, wat betreft dit tegenwoordige leven, niet weggenomen. Onuitsprekelijk heerlijk en zalig is daarom het uitzicht der oprechte vromen, het uitzicht, waar bovenstaande tekstwoorden op wijzen, dat namelijk eens alle tranen zullen zijn afgewischt. De beeldspraak schijnt ontleend te zijn aan eene moeder, die haar schreiend kind in de armen neemt, aan haar harte drukt en met zachte en vriendelijke moederhand de tranen van de wangen van haar lieveling wischt. Bij die teedere liefde van eene moeder tot haar zuigeling vergelijkt de Heere ook elders Zijne liefde tot de Zijnen.
Wat een Johannes op Patmos omtrent die gekomenen uit die groote verdrukking mag zien en hooren, vinden we nader in Gods heilig Woord verklaard, zoodat we op de vraag: hoe kan dat zijn? het antwoord niet behoeven schuldig te blijven. Christus als het geslachte Lam wordt in den Hemel eer en aanbidding toegebracht. Aan Hem, die voor hen de zaligheid verwierf, danken de verlosten hun gekleed zijn in een gewaad, waarin het alleen mogelijk zal zijn, voor Gods troon te kunnen staan. Dit doet ons denken aan de kleederen des heils, aan dien mantel der gerechtigheid, waar een Jesaja van spreekt. Is bij den dood het lichaam der zonde te niet gedaan, dan houdt de zonde op als oorzaak van alle leed, en met de oorzaak zijn ook de gevolgen weggenomen. Met de gerechtigheid van Christus bekleed, zal die gerechtigheid heerlijker zijn dan die der engelen, die niet vóór maar rondom den troon van God zijn, en zoo zullen de gerechtvaardigden en geheiligden in Christus Jezus aldaar met den Heere zijn.
Heuchelijk uitzicht, troostrijke gedachte, onuitsprekelijke verandering wordt hier met zoo weinige woorden beloofd en verzekerd aan allen, die de verschijning van den Heere Jezus hebben liefgehad.
Want al is die verdrukking, wat uiterlijke omstandigheden betreft, in de wereld niet voor allen even groot, gelijk we niet altijd de kerk des Heeren onder openbare vervolging zien in de geschiedenis, — en al zijn er trappen in de genade en in het geestelijk leven, toch zal aan allen zonder onderscheid bevestigd worden, wat hier geschreven staat.
Alle tranen zal God van aller oogen zijner kinderen afwisschen. Daarom zal ook in de schoonste harmonie aller lofzang samensmelt in geheel eenige hulde en aanbidding, Gode en het Lam gewijd.
Wie door het geloof in dit land van tranen in dat zalig uitzicht en in die heerlijke belofte mag deelen, gaat niet ongetroost zijn weg.
Al moet ge dan ook bij oogenblikken in weedom der ziel uitroepen: „Wie heeft eene smart als mijne smart!” dan weent ge, maar niet als degenen, die geene hoop hebben.
Al moet ge dan ook bij oogenblikken in weedom der ziel uitroepen: „Wie heeft eene smart als mijne smart!” dan weent ge, maar niet als degenen, die geene hoop hebben.
Uw Heere en Zaligmaker heeft het al den Zijnen voorspeld, dat zij door lijden tot heerlijkheid, dat zij door veel verdrukkingen moeten ingaan.
Welk een groote wolk van getuigen wijst de Heilige Schrift ons aan, en welk eene wolk van getuigen omringt ons daarenboven, die als met ééne stem ons toeroepen: „Hoopt op den Heere, gij vromen!”
Christus zelf is op den weg van lijden en tranen al de Zijnen voorgegaan. En wat is ons lijden, bij het Zijne vergeleken ? Niet altijd zullen de vrijgekochten des Heeren weenen. Eenmaal zullen zij met gejuich te Sion komen en den Koning in Zijne heerlijkheid aanschouwen.
Laat de wereld zich verblijden in de ijdelheid. Hare blijdschap zal tot droefheid worden.
Laat het ongeloof spotten niet uwe tranen, om de zonde geweend, — ook spotters zullen hun loon ontvangen.
Ondoorgrondelijk diep en onmetelijk rijk is de zaligheid, welke de Heere heeft beloofd aan hen, wier tranen van de oogen zullen afgewischt worden.
In zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren, zijn wij, nietige stervelingen, zoo gewoon aan een leven in eene wereld, die in het booze ligt, zoo gewoon ook aan een leven, waarin we gedurig zelf weenen en anderen zien weenen, dat we slechts bij benadering kunnen spreken over en kunnen denken aan een leven zonder smart en tranen.
Mozes zag van de hoogte van Pisga in de verte het beloofde land, het land, door God aan Abrahams zaad beloofd, als een land, vloeiende van melk en honig. Zoo ook mag Gods kind van de berghoogten des geloofs, zij het dan ook slechts als uit de verte, aanschouwen het zooveel betere land dan het aardsche Kanaan. Hoe goed en uitnemend dit ook ware, ook daar is nog zooveel geleden en geweend.
Alleen in het hemelsche Kanaan, in dat Jeruzalem, dat boven is, zal door geen enkele nooit meer worden geweend.
Hier is de aarde schier dronken van al het bloed en van al de tranen van Adam» geslacht.
Aan gindsche zijde van het graf zal er geen inwoner meer zeggen: »Ik ben ziek.«
Hier kunnen vreugde en droefheid zoo sterk en zoo schielijk afwisselen, en als gevolg daarvan ook evenzoo onze lof- en treurzangen.
Anders zal dit zijn, als gij, gunstgenooten des Heeren ! de woestijnreis achter a hebt, en gij onder Gods veilig geleide behouden te Sion zijt aangekomen.
Dan legt ge bij uw vertrek uit het land dezer vreemdelingschap voor altijd uw reis gewaad af, om in lange, witte kleederen, gereinigd door het bloed des Lams, voor Gods troon, zonder tranen, Gods aangezicht in gerechtigheid te aanschouwen, en Hem eeuwig te dienen en lief te hebben zonder zonde.
Hier moet ge gedurig van uwe lieve en aangename reisgenooten zien u ontvallen, die u voorgaan naar ‘t hemelsch Paradijs ; daar eenmaal gekomen, scheiden we in eeuwigheid niet meer.
Draag dan hier in de kracht des Heeren moedig uw kruis. Volg geloovig uw Heere en Heiland. Hef gedurig uit den druk uw hoofd omhoog. En terwijl nog stormen en orkanen om u loeien en telkens bij vernieuwing zwarte en onheilspellende wolken boven uw hoofd zich samenpakken, zing dan uw pelgrimslied en zeg;

»Die hier bedrukt met tranen zaait,
Zal juichen, als hij vruchten maait;
Die ‘t zaad draagt, dat men zaaien zal,
Gaat weenend voort en zaait het al;
Maar hij zal, zonder ramp te schromen,
Eerlang met blijdschap wederkomen
En met gejuich te goeder uur
Zijn schoven dragen in de schuur.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Alle tranen afgewischt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1897

De Wekker | 4 Pagina's