Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XIV)

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XIV)

Hoofdstuk II Hendrik de Cock

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den bepaalden tijd gaf de Cock aan het provinciaal bestuur antwoord op de hem gedane vragen. Hoe dat antwoord geweest is, kan ieder nagaan, vooral als men het besluit kont, dat door het provinciaal kerkbestuur van Groningen genomen werd in zijn buitengewone vergadering van 1 April 1834.
Dit besluit toch was de bekrachtiging van hot vonnis, door het klassikaal bestuur uitgesproken, zelfs werd dit vonnis zeer verzwaard.
In deze uitspraak vinden we o, a,:
Het provinciaal kerkbestuur van Groningen, gezien en geëxamineerd de stukken in de zaak van II. de Cock, pred. te Ulrum, zich bij geschrifte onder dagteekening van 1 Januari 1834 op deze vergadering hebbende beroepen van een door het klassikaal bestuur van Middelstum tegen hem op den 19en Dec. 1833 gedane uitspraak;
overwegende, dat ....
overwegende, wat dan betreft.de zaak zelve, dat do heer de Cock, zooals hij daarvoor openlijk bij den druk ia uitgekomen en voor het klassikaal bestuur van Middelstum, alsmede bij zijn schriftuur in appèl voor de na te noemen commissie uit dit prov. kerkbestuur heeft erkend, is de schrijver van zeker bij J. H. Bolt te Groningen in 1833 uitgegeven en door den druk gemeen gemaakt geschrift, getiteld: verdediging van het ware geloof, enz.
overwegende, en gelet op, en gehoord enz. enz.,
verklaart, zonder het noodig te achten ten in dezen toch in aanschouw te nemen eenig ander of verder bezwaar, bij de uitspraak ter eerster instantie ten laste van den veroordeelde gebracht, recht doende in het appèl in het hoogste ressort, don heer Hendrik de Cock, predikant te Ulrum, uit hoofde en op gronden, hiervoren aangevoerd, door het klassikaal Bestuur van Middelstum, hij deszelfs uitspraak van den 19en Dec. 1833, wel en te rechte geschorst in alle deelen van zijn dienst, doch bepaalt den tijd van die schorsing op 2 jaren, welke termijn zal gerekend worden van af den 20en Dec. 1833 en eindigen 20 Dec. 1835 met algeheel verlies van het tractement, van af den dag der insinuatie van deze uitspraak gedurende den nog overigen bepaalden tijd dor suspensie en verwijst voorts den heer de Cock in de kosten van beide instantiën, alles niettemin onder het uitdrukkelijk voorbehoud van het vermogen aan zijde van het provinciaal kerkbestuur, om in gevalle van genoegzaam betoond berouw en door dit bestuur voldoende te oordeelen onderwerping aan de zijde van den gecondemneerde het met innig leedwezen bij dezen opgelegd bestraffingsmiddel binnen het gestelde termijn altijd voor het vervolg in dier voege te verzachten, als dan en in zoodanig geval zal bevonden worden te behooren.
Afschrift dezer uitspraak ....
Het provinciaal kerkbestuur van
Groningen,
w.g. D. HENDRIKS, president.
H. J. H. MODDERMAN, loco-secr.

Alzoo was de Cock voor 2 jaar geschorst met verlies van tractement. Direct paste men de strengste straf op hem toe, wel een bewijs, dat men hem zocht te verdrukken.
Ook aan dit onrechtvaardige vonnis meende hij zich te moeten onderwerpen, maar natuurlijk ook nu niet zonder protest. Hij schreef:

Aan het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen.
Met diepe droefheid over de verregaande verbastering van onzen kerkstaat, heb ik den 4en ll. ontvangen de uitspraak van ”UEd., mijne heeren, waaruit ik ontwaarde, dat bij UEd. onverschillig werd aangezien, dat de vijanden Gods op des Heeren Kerk en Gemeente aanvielen, ja, de handen der goddeloozeu gesterkt werden, terwijl hij, die de verdediging van des Heeren naam en zaak opneemt, bij UEd. wel de ergste straf verdiend heeft.....O, Gods oordeel, mijne Heeren, zal eenmaal richten tusschen U en mij, en dan zal het blijken, of gij ook hierdoor het. bloed van Abel tot Zacharias, ja, tot onze dagen toe vergoten, op u geladen hebt.
UEd. vonnis lezende en daarin noch de uitdrukkingen vindende van liefde noch verdraagzaamheid, kwamen mij de woorden van den wijzen Salomo te binnen, Spreuken 12: 10: De rechtvaardige enz., en daarna de woorden des dichters Ps, 58 : „Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij vergadering? oordeelt gij billijkheden, gij menschenkinderen ?”
Och, mochten zij door UEd. ook nog eens recht overwogen en gevat worden! UEd. uitspraak is in het hoogste ressort on ik zal mij dus in de eerste plaats daaraan moeten onderwerpen; maar een beroep op den Heer Zijner Kerk en Gemeente en op die Gemeente zelve zult gij mij, hoop ik, noch kunnen noch willen beletten; en kon ik het van UEd, verkrijgen, dan wenschte ik wel, in dien tijd den dienst om niet waar te nemen, het traktement dan in dien tusschentijd komende voor de armen dezer Gemeente, die nu door mijn schorsing reeds aanmerkelijk benadeeld zijn...
UEd. heilbiddende, schoon over UEd. verontwaardigde dienaar
H. DE COCK.

In eene noot verzocht de Cock van het bestuur te mogen weten, hoe groot het bedrag der onkosten was, om dat ten spoedigste te kunnen voldoen. Tevens schreef hij aan den ring van Leens om opgave der kosten, hen meteen verzoekende hunne predikbeurten te Ulrum niet voort te zetten, daar hij aangeboden had gratis de gemeente te willen dienen. Van den ring van Leens ontving hij tot antwoord, dat hij zich om opgave der kosten te wenden had tot den heer Quaestor van het Klassikaal Bestuur van Middelstum, en ook dat zij geen vrijheid vonden om hunne predikbeurten te Ulrum na te laten, daar zij zich dan ook strafschuldig zouden maken.
Yan het Provinciaal Bestuur ontving hij als antwoord op zijn schrijven — niets.
Hij, die ook door zijn aanbod om gratis de gemeente te dienen, zoo duidelijk getoond had niet zichzelven, maar het welzijn der gemeente van Christus te zoeken, hij scheen geen antwoord waardig te zijn. Toch ontving hij spoedig een schrijven van genoemd Bestuur, maar daarin werd over zijn vorigen brief niet gesproken. Het schrijven was gedateerd op 21 April. De Cock werd daarin uitgenoodigd om op Maandag den 5en Mei ’34 zich voor een commissie uit het Bestuur te komen verantwoorden, daar er een bezwaar tegen hem was ingebracht over zijn uitgave van het werkje van Klok. Welk dat bezwaar was en op welken grond het was ingediend, werd in dit schrijven niet genoemd. Dat zou de Cock zeker onverwacht moeten hooren, als hij voor de heeren verscheen, dan kon bij zich des te gemakkelijker (?) verantwoorden.
De Cock schreef aan het Bestuur een uitvoerigen brief, waarin hij hen nogmaals wees op ’t onrechtvaardige in de behandeling zijner zaak en tevens een meer ontwikkelde kennisgeving vroeg van zijn beschuldiger en de punten dor beschuldiging. Ook verzocht hij een uitstel van twee weken, daar er eene zaak was, die hem verhinderde om den 5en Mei te Groningen te zijn. Door den kerkeraad van Ulrum was namelijk besloten een deputatie te zenden naar Z. M. Koning Willem I, om dezen persoonlijk in te lichten over alles, wat tot nu toe met de Cock en de gemeente was voorgevallen. Als afgevaardigden waren benoemd ds. de Cock en een zekere catechiseermeester P. R. de Wit. Zou de Cock aan deze opdracht voldoen, dan zou hij nimmer op den opgegeven tijd voor de commissie kunnen verschijnen. Daarom vroeg hij twee weken uitstel en in de vaste overtuiging, dat het Prov. bestuur zijn billijk verzoek niet zou weigeren, aanvaardde hij de reis met zijn medeafgevaardigde de Wit, catechiseermeester te Wildervank. Ook deze had te lijden van hen, die tegen de waarheid streden- In Januari ’32 was hij provisioneel aangesteld te Wildervank om den heer Nieman, de Cocks leermeester, die door ouderdom te zwak werd, om al het werk te verrichten, ter hulp te zijn. Al spoedig was de Wit met ds. Oosterbeek in geschil. Door dit verschil in geloofsstukken vond hij geen vrijmoedigheid des Heeren avondmaal met ds. O. te gebruiken. Van de evangelische gezangen verklaarde hij, dat ze wederrechtelijk in de kerk waren ingevoerd, en dat ieder predikant zich togen hot gebruik ervan moest verzetten. De kerkeraad van Wildervank riep de Wit op om te verschijnen voor een commissie, ten einde verslag te doen over zijne leeringen. De Wit verscheen niet. Zijn vijanden verklaarden nu, dat hij daartoe onwillig geweest was. Al deze zaken waren aanleiding, dat de Wit den 2en Juli 1834 (dus na zijn reis naar den Haag) van zijn post ontzet werd.
De kerkeraad van Ulrum had aan hare afgevaardigden een geloofsbrief ter hand gesteld in den vorm van ecu verzoekschrift aan Z. M. Daarin wordt aangetoond, hoe de Hervormde Kerk van het geloof der vaderen is afgeweken, hoe ds. de Cock voor den opbloei van de gereformeerde leer alles heeft gedaan, wat hij kon, hoe men hem op allerlei wijzen heeft tegengewerkt on nog tegenwerkt, en hoe men hem nu zelfs ’t bedienen van zijn ambt heeft verboden. Daarom zeggen zij : „Sire, wij bidden Uwe Majesteit in den naam des Heeren,om in de kracht des Heeren te verhoeden, dat alzoo de stem der getrouwen in den lande niet worde gesmoord” en daarna: „Sire, deze onze bede, hiervan zijn wij volkomen verzekerd, is de bede niet alleen van deze gemeente schier geheel, maar ook die van alle Godvreezenden dezer provincie, ja, van geheel ons vaderland, en dat het Uwe Majesteit moge behagen, om onzen algemeen geachten en beminden en getrouwen leeraar H. de Cock te herstellen en zoo spoedig mogelijk togen de onrechtmatige aanvallen van het Klassikaal en Provinciaal Bestuur te handhaven. Met welke bede wij ons noemen Uwer Majesteit Godvreezende, gehoorzame en heilbiddende onderdanen enz.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland, gedurende de laatste eeuw (XIV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1897

De Wekker | 4 Pagina's