Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan een vriend te Ulrum (LXXIV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan een vriend te Ulrum (LXXIV)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Vriend!

Een theorie, door groote mannen onder het volk gebracht, stellingen, door mannen van gezag opgeworpen, zijn gewoonlijk van onberekenbaren invloed.
Eerst leest men ze in een boek, straks gaat men er over nadenken; komen ze een mensch in het gevlei, dan rangschikt men ze onder de andere aanwezige zielkundige meubelen om er zich mee te tooien en eindelijk geven ze een richtsnoer voor het leven.
Ach, als wij eenvoudige luidjes, eens een eigen gevonden waarheid, altijd volgens onze meening, dehiteeren, op zijn hoogst luistert onze beste vriend er naar, doch meer niet, en die zelfs weet gewoonlijk na één uur ternauwernood meer, waar wij over spraken.
En al hebben ook wij telkens de bede op te zenden: „Zet, Heere, een wacht voor onze lippen en behoed de deuren onzes monds,” vooral past deze bede in veel hoogeren zin voor de mannen, naar wien iedereen luistert, willens of onwillens.
Middelijkerwijze, hangt het wel of het wee van honderden, aan hetgeen van hun lippen of uit hun pen vloeit.
Een theorie, het kerkelijk leven ingedragen, heeft onberekenbare gevolgen.
Duidelijk zagen wij dat dezer dagen uit het antwoord van Dr. Kuyper aan een jongeling, die, willende belijdenis doen, zijn geweten bezwaard vond.
Hij richtte zich tot genoemden doctor in de theologie om raad, nadat hij sommige vrienden hunne meening over de deelgerechtigheid tot het Heilig Avondmaal had afgevraagd.
Die vrienden gaven zeer verschillende antwoorden.
De een zeide; „Hebt ge begeerte naar Jezus? Hongert uw hart naar Hem? Reeds dat is geloof, reeds dat gerechtigt u tot aanzitten. Al weet ge nog niet, dat uw zondenlast op Jezus rust, zoo slechts uw hart naar Hem uitgaat en ge slechts begeeft om voor Hem te leven, zie, dan hebt ge vrijheid om Avondmaal te vieren. Reeds dat begeeren is geloof. En laat u niet afschrikken door de krasse woorden van het formulier: „Ten andere onderzoeke een iegelijk zichzelve, of hij ook deze gewisse belofte Gods gelooft”, enz Dat staat er nu wel, maar ’t is zoo streng niet bedoeld, als ’ter staat. Al durft ge dat, en kunt ge dat nu zoo beslist niet gelooven, zoo er slechts verlangen naar Jezus en zijne gerechtigheid bij u is, dan is dat voldoende, om Avondmaalsganger te zijn.” Anderen verwerpen dat gevoelen. Gaat men bij die om raad, dan is hun advies: Wel terdege dient ge te gelooven, dat Jezus uw Borg is en dat ai uw zonden door Hem zijn gedragen! ’t Formulief bedoelt precies, wat ’t zegt; niets meer, maar ook niets minder, want al dat begeeren, al dat hongeren, al die liefde tot God en Zijn dienst, kunnen nog vruchten zijn van eigen akker, vruchten des gerneene gratie. Jezus en Hem alleen moet gij bezitten. Hij alleen moet de grond zijn uwer vrijmoedigheid om aan te gaai aan de tafel des Heeren. Als ge Hen hebt, bezit ge ook al ’t andere, maar zoo ge al ’t andere hebt, dan volgt nog niet dat ge Jezus eigen zijt, Ook kan, zonde] het vertrouwen op Hem, dat Hij ook voor u stierf, het avondmaal u niet van nut zijn.
’t Zou op u niet de uitwerking hebben waartoe het dient. Gij kunt immers niet gelooven, wat Jezus tot u zegt aan zijn disch, nl. dat Hij zóó zeker voor u stierf als gij brood en drank nuttigt. Dit geloof kan het bij u niet versterken, want gij hebt het niet.” Zegt men dan: Maar er zijn toch kleingeloovigen, dan worde toe gestemd, maar tevens er bij gevoegd Kleingeloovig zijn zij, die wis en zeker deze gewisse belofte gelooven, maar wien dit geloof telkens dreigt te ontglippen; dl er niet meê kunnen werken — doch gelooven doen zij ’t — maar kleingeloovigen zijn niet, die enkel maar over begeerd kunnen spreken, zonder meer,”
En hoe helpt Dr. Kuyper deze vragen den en tastenden jongeling terecht?
Door hem naar zijn doopstheorie te verwijzen.
Hij voert aan, dat met bovenstaand beschouwingen het leven des innerlijke gemeenschaps met Christus, en het uitwendig verbondsleven in het kerkelijk instituut uit elkaar wordt gescheurd. ’
En alzoo zou men gedwongen worden volgens Zijn Hooggel. altijd, om het belijdenis doen uitwendig op te vatten, en buiten persoonlijke bekeering te laten omgaan. Ofwel, om het belijdenis doen los te make van de verbondsgenade, en er niet toe over te gaan, dan nadat men tot de volle toe over te gaan, dan nadat men tot de volle J verzekerdheid van zijn persoonlijk deel aan Christus’ heiligheden gekomen is. Het eerste moet dan tot de Volkskerk en het tweede tot het Labadisme leiden.”
Wie het belijdenis doen uitwendig opvat en buiten persoonlijk geloof en persoonlijke bekeering laat omgaan, gaat zeker o. tot de Volkskerk terug. Doch hoe moet de jongeling nu zijn belijdenis doen verstaan ?
Waarde Vriend, gij weet het. De jongeling werd met den Doop in de gemeente ingelijfd en beschouwd als een wedergeborenen.
Hij moet nu maar denken dat het zoo is.
Hij is geen vreemde indringer, zoo maakt Dr. Kuyper hem wijs, die nu eerst zijn geboorterecht bewijzen komt, maar als een kind des huizes (wedergeboren) die in de familie met eigen bewustheid leven gaat.
God leidde hem, leidt hem en zal hem leiden. Eenmaal brengt Hij hem tot de volle verzekerdheid.
Misschien eerst in het sterven, maar Hij ] doet het gewisselijk.
Of die jongeling voortaan in stille gerustheid kan voortleven!
Om zoo’n strijd, als waarvan de jongeling spreekt, te mijden, zou Dr. Kuyper, met Calvjjn, liever aanraden, dat men reeds op zijn 14e of 15e jaar (waarom niet op lijn 11e of 12e, gelijk bij de Roomschen) ten heilig Avondmaal zou gaan.
Waar zal dat eindigen? zoo vragen wij.
Die jongeling mag niet onrustig in zijn conscientie worden, nu hij voor God en menschen staat te belijden deel aan Christus te hebben.
Hij behoeft zich niet nauwe te onderzoeken, of bij hem persoonlijk geloof en persoonlijk bekeering aanwezig is. Het lette slechts op zijn doop!
Wij zouden die beangsten jongeling de liefelijke woorden des Heilands toeroepen, indien hij nl. bij ontdekkkend licht zich zelven heeft leeren verfoeien en bezwijkt onder den last zijner zonden: „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u ruste geven.”
Die woorden kwamen ook tot de besneden Joden.
De Heere zeide niet: Klaagt niet over uw last, en ziet op uw besnijdenis. Hij riep ze tot zich. Tot al die verkeerdheden gelijk de geref. kerken ze openbaren komt men, als meo met onze belijdenis niet vasthoudt, dat de kerk de saam vergadering der geloovigen is en daarbij Verbond en Kerk niet onderscheidelijk uit elkaar houdt.
Met den doop wordt de genade niet verzegeld, zooals Dr. Kvypor leert, maar de belofte der genade. De Heere beloorf de genade in het Verbond, en omdat in elk verbond twee deelen begrepen zijn, moet de bondeling straks do belofte aanvaarden; indien hij door Gods Geest bewerkt wordt daartoe, krijgt hij het inzicht, het niet te kunnen.
Onbekwaam uit zich zelve en geheel onwaardig gevoelt hij zich tot het eigenen van die weldaad.
Dat drijft hem bij Geestenwerking uit om als een verlorenen zich aan de voeten des Heeren neder te werpen, en pleitende op de belofte, om redding en behoud te smeeken,
Gelukkig sterveling, die zoo ver komt: Wie bidt. zal ontvangen.
Bedroevenswaardig jongeling, welken men met drogredenen gerust wil stellen.
Beklagenswaardige geref. kerken, waarin men met zulke leeringen de menschen, vooral de jongelingschap op een dwaalspoor brengt en de kloppende gewetens een slaap drank toedient. O, Vriend, wat toestand! En hoe lange nog?

Uw Vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Aan een vriend te Ulrum (LXXIV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1897

De Wekker | 4 Pagina's