Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van Johannes (109)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van Johannes (109)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Cap. 17 : 12—14. Bij het sterfbed van een godzaligen gevoelt men soms, dat hij niet meer tot de wereld behoort. Ge leest in die gelaatstrekken, gij hoort in die woorden, die hij spreekt iets van den hemel en toch is hij nog op aarde. Bij wien ontdekt ge dat in hooger mate dan bij den Heere? Hij zegt: »toen ik met hen in de wereld was” en toch is de kruisdood nog niet doorstaan. Hij voegt er als in éénen adem bij: »lk spreek dit in de wereld.” Gelukkig hij, die in zijn laatste ure mag gevoelen, dat hij in den tijd van overgang zich bevindt en reeds iets van het eeuwige begint te aanschouwen. Dat is alleen het deel dergenen, die ook in het leven volgelingen des Heeren Jezus mochten zijn. Hij betuigde te hebben volbracht, wat Hij in dit leven te doen had. Hij was gezonden om Zijne discipelen uit te leiden uit de wereld en te behouden en Hij kan, nu Hij den dood nabij is, getuigen, dat Hij ze bewaard heeft in des Vaders naam. Ja, Hij had ze bewaard. Als de getrouwe zielzorger had Hij ze onderwezen, gewaarschuwd, voor hen gebeden en door Zijne goddelijke macht beschermd. Zegt de Heere wederom: »die Gij Mij gegeven hebt heb ik bewaard,” dan is dat niet slechts het herhalen van dezelfde bede, door het innig verlangen der ziel ingegeven, of herhaling van een gezegde, zooals het diep bewogen gemoed soms hetzelfde uit. Een ander woord (phulatr tein) geeft het tweede deel in het oorspronkelijke te lezen dan in het eerste staat (tèrein). De Heere had de van God gegevenen bewaard, zoodat zij het eigendom des Vaders bleven en dit niet alleen. Hij had de nauwlettendste zorg voor ben gedragen, gelijk een herder de wacht houdt voor zijne schapen en ze verdedigt tegen het roofgedierte. Onzen tekst lezende zou men een afval der heiligen daarin kunnen vinden. Is er van de twaalf gegevenen des Vaders dan toch één verloren gegaan, wie \/eet, hoe velen van de geloovigen dan nog datzelfde ondervonden en ondervinden zullen? Maar zoo staat er niet. Van de gegevenen door den Vader is niemand en kan niemand verloren gaan, maar onder de twaalven was één, die Hem niet gegeven was en die is wel verloren gegaan. De woorden (ei mè), dóór »dan” vertaald”, geven eene tegenstelling te kennen. Noemen wij slechts enkele plaatsen uit ons evangelie: Joh. 3 : 13 »niemand is opgevaren in den hemel, dan (maar daarentegen wel) die uit den hemel nedergekomen is;” 6 : 46: »niet dat iemand den Vader gezien heeft, dan, (maar daarentegen wel) die van God is”; 14 : 6 niemand komt tot Vader, dan (maar wel) door Mg. Op dezelfde wijze op vele plaatsen. Zoo Zoo wordt hetzelfde Grieksche woord in Mat. 12 : 4, Hand. 27 : 22, Openb. 21 : 27 door „maar’’ vertaald en in Joh, 18 : 9 zegt onze evangelist: opdat het woord zou vervuld worden, dat Hg gezegd had: »uit degenen die Gij Mij gegeven hebt,- heb Ik niemand verloren,” zonder dat eenige uitzondering wordt gemeld. Zoo zegt de Heere dan hier: »de gegevenen zijn bewaard, maar het tegendeel is geschied met den zoon der verderfenis. De Heere noemt Judas niet. De heilige ernst des gebeds duldt het noemen van namen niet Zij dit ons ten voorbeeld! »Zoon der verderfenis” met diezelfde woorden wordt in 2 Thess. 2 : 3 de mensch der zonde, de antichrist geheeten. Die tweede naamval geeft te kennen den aard, alsmede wat iemand heeft verdiend: Een kind des doods (1 Sam. 26 : 16, ‘z Sam. 12 : 5) is iemand, op wien een doodschuld rust en die dus den dood waardig is. Zoo noemt ook de Heere (Mat. 23 : 15):» een kind der helle” dat is iemand, in wien de geest der hel werkt en voor wie de helsche smart is bestemd. Wat is anders bedoeld met „verderfenis” dan de eeuwige dood. Het verraden van Christus kwam uit de hel en voerde ter helle. Daar was het uitgebroed, daar zou de schuld worden geboet.
Wie kan in alles de eenheid vinden van des menschen verantwoordelijkheid en het besluit Gods? Toch is het zeker,.dat die verloren gaat, verloren gaat door eigen schuld. Judas koos vrijwillig den weg des verderfs; hij verhardde zich tegen alle waarschuwingen. Wat men uit eigen beweging doet en is komt op het eigen hoofd ter neer. Nochtans worde in alles de hand Gods gezien. De boosheid van Farao moet Israël tot het zien der groote teekenen Gods leiden, de samenwerking tusschen Herodes en Pilatus met het Sanhedrin moet te weeg brengen, dat zij alles doen wat te voren in Gods raad bepaald is. Het Schriftwoord door den Heere bedoeld is zeker wel hetzelfde, dat werd aangehaald in Hoofdst. 13 : !8. Om d’e schrift te vervullen werd Judas in der discipelen kring toegelaten en geduld; daarom werden de omstandigheden zóó geleid, dat hij vrijwillig zich tot een zoon der verderfenis maakte.
Vinden wij in den regel als op schriftvervulling wordt gewezen een voegwoord, (hoti) dat te vertalen is „zoodat” liever dan "opdat”, of dat zelfs onvertaald kan blijven en alleen verbindt, hier lezen wij een ander (hina), dat bepaald doel aangevend is. Geen tittel of jota van Gods Woord zal ter aarde vallen. De grootste en de schijnbaar geringste profetiën moeten tot werkelijkheid komen en, al wil des menschen boosheid Gods besluit veranderen en te niet doen, hij zal juist door diezelfde zonde den raad Gods vervullen. De machten der hel wilden het verlossingswerk des Heeren verhinderen, maar hun woede heeft juist den Christus tot het offerlam gemaakt. Zij vervolgden de gemeenten en de Christenen werden verstrooid om de waarheid Gods te verbreiden. Bij al het woeden der volken mag dan het volk van God vlen psalm aanheffen: »de Heere regeert, de aarde verheuge zich”, en den vijand waarschuwen voor de vergeefsche ophooping van schuld door tegen God te strijden.
Weende de Heere over Jeruzalems ondergang, die zoo diep gevoelende ziel moet bij dat woord over Judas wel diep ontroerd zijn geweest. O/er die smart troost zich de Heere met de gewisheid, dat het is naar de Schrift, naar Gods besluit en die troost verheft zich tot hooge vreugde bij de gedachte Zijner verheerlijking, en het heil dat door Zijn dood het deel Zijner uitverkorenen zou zijn. „Ik kom tot u,” zoo teekent Hij zijn sterven. Na de kruissmarten ziet Hij Zijn hemel, na satans laatste worsteling den Vader, voldaan met het Hem gebrachte offer. Dit’ zeide Hij terwijl Hij nog in de wereld met al baar lijden was, als nog het lijden niet was geleden, opdat Zijne discipelen Zijne blijdschap vervuld mochten hebben in Zichzelven. De blijdschap van Christus is die, welke Hij zelf tegemoet gaat en vinden zal in het zijn bij den Vader, maar ook de blijdschap, welke in Hem de geloovige smaakt en door Hem wordt toegedeeld (Joh. 15 : 11). Die blijdschap, welke in Christus was, als Hij zich reeds bij den Vader gevoelde, zouden zij ook hebben in Zichzelven. Ook zij toch zouden met Hem zijn. Hij had voor hen gebeden, dat zij met Hem en den Vader één mochten zijn. Die bede zou worden vervuld. Zoo lang zij in de wereld waren, mocht dat vooruitzicht hen, evenals den psalmdichter (Ps. 1 : 15), streelen, maar ook de zekerheid der bewarende hand huns Gods hen verblijden. „Ik laat hun dit woord achter”, aldus omschrijft Luther:,,opdat zij weten, hoe Ik voor hen bid, dat zij ouder Uwe bescherming en hoede mogen zijn en zich daarmede troosten en er zich zeker op kunnen overlaten, alhoewel de duivel en de geheele wereld op het vreeselijkst tegen hen woeden.” Maar ook laat de Heere hen een blik slaan in zijn omgang met den Vader, opdat zij in al hun strijd mochten weten, hoe zij een voorspraak hadden in den hemel, die voor hen bad. Toch zal wel het eeuwige leven in hunne ziel, dat met vast geloofsvertrouwen vereenigd is, vooral de vreugde zijn, door den Heere bedoeld, eene vreugde naar Gods raadsbesluit door den dood des Zoons hun verworven, het leven, dat niet eindigen kan maar zich steeds verhooging bereid ziet en reeds in den hemel is, hoewel het lichaam nog op aarde verkeert. Immers die blijdschap zou „vervuld” worden, vol gemaakt worden, volkomen zijn. Hier op aarde is alles onvolkomen, alles ten deele. Toch is het leven met God reeds een niet uit te spreken heil, maar het bestaat niet alleen in gelooven en liefhebben maar ook in hopen en die hope is gericht op een volledig, op volkomen worden. De tijd komt, dat al wat ten deele was, te niet zal worden gedaan.
Door Christus genade kan een kind des Heeren ook sterven met de woorden: »wij scheiden van elkaar, maar ik ga tot mijn Heiland en God. Daar wacht ik u. De Heere zal u, mijne geliefden op aarde behoeden en straks zijn wij tezamen bij Hem en zalig.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Het Evangelie van Johannes (109)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1897

De Wekker | 4 Pagina's