Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten (XL)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten (XL)

(Teksten van ‘t Jaarboekje)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2 Oct. Den Heere te kennen is een eeuwig leven. In de kennis van Christus ligt ook de vastheid van onze verkiezing en roeping ter zaligheid. Door zelfkennis komt de mensch tot Gods kennis, door kennis des Heeren Jezus tot rust en vrede voor zijn gemoed, tot vrijmoedig belijden van de genade, hem bewezen. Naarmate de mensch met ondeugden behept is en zonden in zich woelen laat, naar die mate is zijn oog verduisterd om den Heere te zien. Zonden zijn de wolken, welke zich plaatsen voor de zon der gerechtigheid en der genade. Er zijn verborgene zonden. Gelukkig die een vriend heeft, die ze ontdekt. Er zijn vastgewortelde verkeerd heden. Gelukkig die, gedurig vermaand, er naar luisteren wil. Zulk een vriend is de Heilige Schrift, die u dringt om instede van de zonde te laten voortwoekeren u het licht aanwijst, waarvoor de duisternis wijkt.

3 Oct. Zoolang wij op aarde zijn is het vleesch niet dood en begeert het tegen den geest. Het is echter de vraag, aan welke van die beiden de heerschappij is, welke de overhand heeft. Luther zeide dat de mensch een paard is, waarop of God òf de duivel rijdt. God te dienen en den Mammon is onmogelijk. Wij zijn dienstknechten der zonde of der gerechtigheid, en wie nu overwint in ons is meester. Wij zijn òf ellendige slaven der zonde òf vrije dienstknechten Gods. Al zal dan, zoolang wij op aarde zijn, het vleesch niet dood zijn, het moet toch geslagen, gekruisigd worden. De voet der genade moet op den nok der slang. Wende de Heere mijn oog van de ijdelheden af en sluite Hij mijn oor, opdat ik niet luistere naar de bedriegelijke woorden der verleiding, noch hunkere naar het Bileamsloon om als hij den dood te vinden.

4 Oct. Stilstaan is achteruitgaan. Gelijk de landman ziet naar het opgroeien van hetgeen hij zaaide, en zoo er geen toenemen is, naar de oorzaak vraagt en naar middelen omziet, zoo ziet ook de Heere op hetgeen Hij geplant heeft en hebben ook wij-zelve oos te onderzoeken of wij toenemen in de genade. Ach er is zoo menige krankheid, welke het vleesch wegvreet en waarvoor de Medicijnmeester wel middelen heeft. Er kan gebrek zijn aan regen en zonneschijn, welke de gebedsverhoorder geven kan. De Dooper zeide; »Hij moet wassen, ik moet minder worden.” Als wijzelve minder worden dan is dat ook toenemen in kennis en alleen, als de Heere wast in ons, niet als wij grooter worden in eigen oog, is bij ons de ware wasdom, welke op vrucht dragen hoop geeft. Doorwaai, Geest van God! ook mijn hof!

5 Oct. De eisch is; »Weest volmaakt; zijt heilig”, Dat moesten wij zijn, dat mag de Rechter eischen, die den menseh goed heeft gemaakt. Toch is hij, die zegt volmaakt te zijn, een, die zichzelven misleidt en staat boven Paulus, die zeide: »Niet dat ik alreede volmaakt ben, maar ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht.” Toch zegt dezelfde Apostel: » Wij zijn in Hem volmaakt”. Op den weg ten hemel mag het oog zich gedurig verheffen tot het Lam, dat gezeten is aan Gods rechterhand en de verzoening der zonde is, maar wij zien ten hemel op met gebogen knieën en beurtelings valt de traan van den schuldige op aarde en beurtelings gaat de lofpsalm omhoog: » Ik ben gered,” De diepte wordt door het water der verkwikking gezocht en één en dezelfde psalm zingt »uit diepte van ellende” en gansch Israël vrij van ongerechtigheden”.

6 Oct. »Alle menschen zijn leugenachtig”, zegt de Schrift. Niet altijd is de leugen opzettelijk. Paulus kan meenen Gode een dienst te doen door de Christenen te vervolgen. Dwaallicht kan voor sterrenlicht worden aangezien; een fata morgana voor eene stad des behouds. Voor niets zijn wij blinder dan voor onszelven en elk is voor zichzelven de minst betrouwbare rechter, Daarom dringt de Heere zoo sterk aan tot nauwgezet onderzoek van zichzelven en dat vooral bij het volk, dat met geen lust bevangen wordt” (Zef. 2 : 1). Het grootst gevaar is bij de gerusten te Zion (Amos .6 : 1). Zegt gij mij dat gij in Christus zijt, blijvende zijt, dan moet uw wandel het bewijs daarvan geven. Christus is meer dan voorbeeld maar toch ook uw voorbeeld. Gij moet Zijne voetstappen drukken. Uwe verhouding tot God en tot menschen moet aan de Zijne gelijken. In Rome’s kerk buige men voor eene Veronica met Christus’ portret op haar doek; in de Chr. Geref. kerk buige zich de geredde zondaar, die in hart en wandel zelf het portret van Christus begeert te zijn.

7 Oct. Ons hart spreekt gedurig het oordeel over ons uit. Van meer beteekenis is wat die God van ons oordeelt, die onze misslagen en gebreken kent, maar ook weet wat Hij aan ons heeft gedaan. Zoo Hij op grond van Zijne genade in Christus ons, ondanks onze zonden nog voor Zijne kinderen erkent, dan is dat meer dan wat ons eigen hart ons zegt. Hans Egede de Vader der Groenlandsche Zending, kwam in eene donkere ure tegen het einde zijns levens. Zijn hart veroordeelde, de vijand bedreigde hem. Toen het God hem voor de oogen komen zoovelen, voor wie hij een middel ten zegen had mogen wezen. Gods geest overtuigde hem, dat de Heere grooter en genadiger was dan zijn beangstigd hart, en rust en vrede keerden in zijne ziel terug. Ook Davids hart veroordeelde hem vanwege zijn overspel, Paulus’ hart vanwege de vervolging, Petrus’ hart vanwege zijn« verloochening, maar God was meerder.

8 Oct. Zoolang de vader leeft liet men dikwerf de zonen en dochteren in vrede en liefde leven, maar als die is heengegaan is vaak de band verbroken, en als het oog rust op de erfenis, op de verdeelde goederen, ontstaat twist en grooter verwijdering dan tusschen vreemden is. Luthers vrouw kleedde zich eens in rouwgewaad en gaf als reden op, dat zij uit haars mans mismoedigheid moest opmaken, dat de Heere dood was. Wat zou het in onze dagen niet mogen herhaald worden. Ach! de oogen zijn niet gevestigd op den eeuwig levende,op Hem, die de band is, welke al het volk te saam verbindt, maar de oogen zijn op de stoffelijke goederen. Het is de eerzucht, het is de hebzucht, welke haar verderfelijke rol spelen. Eerst als het Volk weer gaat gelooven in Hem, die dood is geweest en leeft in alle eeuwigheid, en alles schade en drek acht om de uitnemendheid van Christus, zal de ware eenheid, de oprechte broederliefde zich weder verheffen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1897

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten (XL)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1897

De Wekker | 4 Pagina's