Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Teksten van ‘t Jaarboekje.)

15 Jan. Johannes zegt in zijn evangelie: «Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.” Als Paulus de macht van den Satan tot verblinding zijner dienaren wil voorstellen, spreekt hij van de verlichting van het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is. Welk eene macht heeft die vorst der duisternis, dat zulk een licht als dat des Heeren Jezus hen niet verandert, hij zoo in den weg gaat staan, dat het die ongeloovigen niet bestraalt. Vanwaar dan dat ik er mij in verheugen mag? Omdat de Heere die Jeruzalem verkiest; gezegd heeft: «de Heere schelde u, gij Satan, is deze niet een vuurbraad uit het vuur gerukt ? »Daarom is het nog goed, als ik aan Zijne voeten mag liggen en in Hem mijn Heere mag aanschouwen en uitroepen; «Mijn Heere en mijn God,”

16 Jan. Niemand heeft ooit God gezien. Zelfs een Mozes, hoe geliefd ook bij den Heere kon zijne heerlijkheid niet aanschouwen en leven. Hij bewoont een ontoegankelijk licht. Rondom Hem zijn wolken en duisternis. En toch, hoe kan er eeuwig leven zijn zonder de kenniese Gods, daar Hem te kennen juist eeuwig leven is? Omdat God dat leven wilde schenken zond Hij Zijnen Zoon naar de wereld om in menschelijken vorm ons God te doen zien. De eengeboren Zoon heeft Hem ons verklaard. Hij is het beeld des onzienlieken Gods. Zoo wil over Hem dan peinzen met de bede om goddelijk licht en als de begeerte ook mij vervult om Gods heerlijkheid te zien, dan wil ik staren op Hem, die tot elk der Zijnen zegt: « die Mij gezien heeft, heeft den Vader gezien.”

17 Jan. De zoon is het beeld des onzienlijken Gods; Zijne gemeente is geroepen den beelde des Zoons gelijkvormig te zijn. dus ook den Vader. Zoo wordt door genade verkregen wat Adam door ongehoorzaamheid en opstand zoekt als hij de stem des verleiders geloofde: «gij zult als God zijn.” Waaraan is die onondenkbaar groote zegen te danken? Alleen aan het eeuwig welbehagen Gods. Hij heeft ze te voren gekend, gelijk Hij Zijn Israël kende als Zijn volk, dat Hij Zich uit alle volken had uitverkoren (Exod. 2 : 25). Omdat Hij het als Zijn uitverkoren volk kende heeft Hij verordineerd, dat die genade hun deel zou zijn. Zoo hebt gij dan, geloovige! in niets te roemen dan alleen in uwen God, die om aan Zijn eeuwig besluit gevolg te geven den Zoon Zijner liefde voor u, den Heiligen Geest in U gaf. Alles is genade.

18 Jan. Op de vraag van Agur (Spr. 30 : 4): «hoe is Zijn naam en hoe is de naam Zijns Zoons?” antwoordt de Engel des Heeren zelf (Richt 13 : 8): «waarom vraagt gij dus naar Mijnen naam? Die is toch Wonderlijk,” en de gemeente roept met de stem van Jesaja(9 : 5): «een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en men noemt Zijnen naam Wonderlijk” Eeuw op eeuw is Christus gepredikt en nog nooit is al Zijne heerlijkheid uitgesproken, Dat konden wij niet, al ware het dat wij de taal der engelen spraken. Duizendmaal duizenden hebben getracht Hem in te denken, maar geen wijze vond Zijne diepten uit. Alleen de Vader kent Hem, omdat Hij Zichzelven kent. Niemand buiten Hem. Toch heeft Zijn discipel, al is het niet al Zijne heerlijkheid, toch de uiterste deelen van Hem aanschouwd en in dat aanschouwen het eeuwige leven gevonden.

19 Jan. Wil de Heere Jezus Zichzelven aan de Zijnen openbaren: zoo maakt Hij Zich aan hen bekend niet alleen in Zijne hoogheid, maar ook in Zijne diepe vernedering. Te vergeefs zochten de Magiërs den geboren Koning der Joden te Jeruzalem. Hij lag in het geen klem was om te wezen onder de duizenden van Juda; niet in een koningspaleis, maar in een stal in eene kribbe. De wereld kan niet meer in Hem zien dan den Zoon van een timmerman, op de wijze als zij in Socrates den zoon van een beeldhouwer, in Demosthenes den zoon van een wapensmid ziet. Maar Gods volk ziet juist in die vernedering Zijne grootheid, Zijne liefde. Zoo diep verlaagde Hij Zich uit liefde tot de Zijnen, Zijn naam zij door mij, door alle verlosten hier en eeuwig geloofd!

20 Jan. Is het woord des Heeren tot de Joden (Joh. 8 : 19): «Gij kent noch Mij noch Mijnen Vader,” en zegt ons Zijn discipel (Joh. 1 : 10): «de wereld heeft Hem niet gekend,” in Zijne geringheid zagen de Magiërs den Zone Gods, dien zij met wierook eerden, den Koning, dien zij de Koninklijke geschenken van goud brachten, den Messias, die naar Daniels woord zou worden uitgeroeid, dien zij de myrrhe brachten. Die als zij onder het geleidend licht des hemels tot Hem mogen gaan, weten dat Hij meer is dan mensch, meer dan Engel, de Eerstgeborene aller creaturen, de Schepper van hemel en aarde, de Zoon des Allerhoogsten Gods. Zoo kon Hij alleen Middelaar zijn. Zulk een was alleen in staat om te verlossen, en nu juicht de gemeente : «Zulk een is mijn liefste. Zulk een is mijn bruidegom.”

21 Jan, «Deze is Mijn geliefde Zoon, in wien Ik Mijn welbehagen heb.” heeft God van den hemel gesproken, daarvan getuigt een discipel, die het wist wat het beteekende in den schoot des Heeren gezeten te zijn. Johannes was die uitverkorene, die meest geliefde, dien de Heere steeds het dichtst bij Zich plaatste. Hij teekent ook dat welbehagen des Vaders in den Zoon met het woord: «de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is.” Hij zegt niet «was» maar «is.» In de Godheid is geen perk van ruimte of tijd. In den Zoon is alles als in den Vader eeuwig en grenzeloos. Al heeft Hij den hemel verlaten, toch is Hij in des Vaders schoot en gaf de Vader dan Zijn lieveling voor zulk een zondaar? Zeker om daar het «Amen» op te zeggen is meer noodig dan wetenschap, is noodig door den Heiligen Geest gewerkt geloof.
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1898

De Wekker | 4 Pagina's