Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De braambosch, die brandde en niet verteerd werd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De braambosch, die brandde en niet verteerd werd

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

... » en hij zag en ziet, de braambosch brandde in het vuur, en de braambosch werd niet verteerd.” Exod. 3 : 2b

»Wie, wie is een God als Gij,
»Groot van macht en heerschappij ?
»Ja, Gij zijt die God, die d’ ooren
»Wond’ren doet op wond’ren hooren;
»Gij hebt Uwen Naam alom
»Groot gemaakt bij ‘t Heidendom.”
Ongetwijfeld kende de vrome Israëliet, die aldus Gods grootheid en majesteit bezong, de gewijde geschiedenis als een geschiedenis van wonderen, waarin als van bladzijde tot bladzijde de daden Gods stonden vermeld. En wat is welbezien geheel de Heilige Schrift anders als een boek vol wonderen, van het begin tot het einde ?
Was daarin alleen sprake van wonderlijke dingen, dan was dit geheel iets anders. Iets, dat voor den één wonderlijk en onbegrijpelijk is, kan voor een ander o, zoo verklaarbaar zijn.
Anders is dit met wonderen. Tusschen kunst en wonder bestaat dit groote verschil, dat kunstwerk door menschen kan gemaakt worden, maar wonderen doet God alleen. Te zeggen, dat menschen toch ook wonderen gedaan hebben, gelijk blijkt uit de geschiedenis der profeten en apostelen, weerlegt deze uitspraak niet, aangezien de wonderen door menschen slechts middellijk zijn verricht, voor zoover de Heere daar menschen toe wilde gebruiken.
Nooit kon iemand dit in en door eigen kracht doen, alleen en uitsluitend geschiedde dit door de kracht, welke de Heere daartoe verleende. Niet door onze kracht is dit geschied, maar door het geloof in den Heere Jezus, zoo verklaarden nadrukkelijk des Heeren apostelen, bij de genezing van den kreupele aan de poort des tempels.
Met de wonderen der schepping vangt de gewijde geschiedenis aan, en gedurende geheel het aartsvaderlijke tijdperk heeft de Heere zich aan die vaderen als de God der wonderen, als de Almachtige geopenbaard. Eindelijk wordt Mozes door God geroepen om als leidsman en middelaar voor het in Egypte zoo zeer verdrukte erfdeel des Heeren op te treden. En bovenstaande woorden wijzen ons op de wondervolle openbaring des Heeren, welke met die roeping gepaard ging.
Nog hoedde de zoon van Amram en Jochebed de kudde van zijnen schoonvader Jethro. Gekomen aan den berg Horeb, verscheen hem de Engel des Heeren in eene vuurvlam, uit het midden van een braambosch, en hij zag en ziet, de braambosch brandde in het vuur, en de braambosch werd niet verteerd.
Mozes zal daar heengaan en bezien dat groote gezicht, waarom de braambosch niet verbrandt. Daar gekomen, openbaart zich de Heere aan hem als de God Abrahams, de God Izaks en de God Jakobs, en onder die wondervolle openbaring roept de Heere Zijnen dienaar, die, door God geroepen, ook bekwaamd wordt tot de gewichtige taak, waartoe hij geroepen wordt.
Zonder twijfel had de Heere Zijne wijze en heilige bedoelingen met deze openbaring Zijner goddelijke majesteit.
Op aanschouwelijke wijze stelde de brandende braambosch den toestand voor van Israël in de verdrukking.
Het vuur brandt niet enkel, maar loutert ook.
Uit het vuur en de hitte der verdrukking had Israël geroepen tot zijn God, en hun noodgeschrei was gekomen in de ooren van den Heere Sebaoth. De Heere zag Zijn verdrukte volk aan en kende hen. Hij kende hen in liefde en ontferming als het volk Zijns eigendoms. Door een machtigen arm en een uitgestrekte hand zouden ze verlost worden met een groote verlossing. Daartoe staat te Zijner tijd God als de Almachtige op, voor wien geen ding te wonderlijk is.
Dat verdrukte volk kan branden, maar niet verteerd worden.
Het vuur en de hitte der verdrukking zal een louterende uitwerking hebben. Noch Farao noch zijn volk is in staat of bij machte om het volk uit te roeien en te verderven, aan ‘t welk de Heere Zijne beloften heeft geschonken.
Oppervlakkig gezien, en naar het uitwendig waarneembare geoordeeld, zou men zeggen: niets is zoo natuurlijk als dit, dat een braambosch niet bestand is tegen de vlam en de hitte van het vuur. Die braambosch, daaraan blootgesteld, zou men zeggen, moet verbranden en verteren. Gold in het menschelijke leven onvoorwaardelijk de wet van den sterkste als de wet van oorzaak en gevolg, dan was het uitgemaakt, dat Israël voor de Egyptenaren en ook onze vaderen voor de macht van Spanje hadden moeten bezwijken. Maar neen, er is een God, die leeft en die op aarde vonnis geeft. God is boven de wet van oorzaak en gevolg verheven. Hij is de Heere, die Zijn Israël als den braambosch in het midden des vuurs bewaart.
Dat kan ons natuurlijk verstand onmogelijk verklaren, maar dat verstaan we door ‘t geloof, waardoor we den Heere leeren aanbidden in en bij de openbaring Zijner heerlijkheid.
Wat we zien in Israël als de gemeente des Ouden Verbonds, datzelfde zien we in de Kerk des Heeren onder de Nieuw-Testamentische bedeeling. Is zij niet gelijk aan den braambosch, die wel brandde, maar niet werd verteerd!
Wat al verdrukking en benauwdheid kwam in den loop der eeuwen over de gemeente Gods, en toch zien we tot den huidigen dag, dat vuur noch zwaard haar kan verteren. De poorten der hel zullen de gemeente des Heeren niet overweldigen.
En op de vraag, hoe dat kan zijn, of waaruit dat moet worden verklaard, zien we in dien brandenden, maar niet verteerd wordenden braambosch het afdoende antwoord voor alle eeuwen gegeven: God is in haar midden, zij zal niet wankelen.
Wie dit uit het oog verliest, of dit in ‘t geheel niet kent, gaat op allerlei wijze redeneeren, totdat ten laatste geen enkel lichtpunt meer overblijft. Al het verstand, al de wetenschap, al de rijkdommen van menschen zijn niet in staat om te doen of te weeg te brengen, wat de Heere de Almachtige alleen vermag.
Daarom wordt steeds alle wetenschap, die de wonderen Gods tracht weg te redeneeren, beschaamd. Men moge voor een oogenblik zich vermaken in de meening, zijn doel bereikt te hebben, — men mag op de meest ongeloovige wijze spotten met alles, wat wonder is, zoo deden ook de Egyptenaren, maar op Zijn tijd toont de Heere, hoe ijdel al het pogen is van menschen, die meenen Gods werk te kunnen vernietigen.
Als die Mozes, door God geroepen, staan zal voor het aangezicht van Farao, wat vermag dan, naar het schijnt, die man met zijn staf in de hand ? En toch, zoodra diezelfde man als des Heeren dienaar zijn staf over Egypteland uitstrekt, moet alles vreezen en beven voor den God van Israël, die Zijn Naam heeft groot gemaakt onder de heidenen!
Wat waren die enkele mannen, door God verwekt in de dagen van de Reformatie in de zestiende eeuw? Was het niet als in de dagen der apostelen, toen die eenvoudige visschers, door den Heere geroepen, gevormd en bekwaamd, optraden met de prediking van den eenigen Naam, onder den hemel tot zaligheid geopenbaard ? Nietig en gering in de oogen der wereld, maar sterk en machtig in den Heere, hunnen God!
Geen dreigementen, geen lijfstraffen, geen bange kerkers, geen schavotten konden het werk Gods keeren of vernietigen.
Als een Stefanus opstaat om zijn tijdgenooten toe te spreken en zich te verantwoorden omtrent de leer aangaande Jezus van Nazareth en die Stefanus in zijne verantwoording het volk op de geschiedenis wijst, waarin de verschijning van den Engel des Heeren in het vuur van den »doornenbosch” voorkomt, dan kan onder Gods toelating het volk, in woede ontstoken, op dien godzalige aanvallen en hem steenigen, maar met den dood van dezen eersten bloedgetuige is de gemeente des Heeren niet vernietigd! Neen’, juist daarin en daardoor zal blijken, hoe de Heere gisteren en heden in der eeuwigheid dezelfde is. De braambosch kan wel branden, maar niet verteerd worden.
Trouwens, waarin en wanneer is dat schitterender gebleken dan in den persoon van Christus zelf?
Welk vuur was zoo groot, en welke hitte was zoo geweldig, als waaraan Gods heilig kind Jezus was blootgesteld? Aan Hem is vervuld, wat in den 22sten psalm was voorspeld: »Ik ben uitgestort als water, en al mijne beenderen hebben zich vanéén gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden mijns ingewands.” Geen vuur is te vergelijken met het vuur van Gods geduchten toorn, welke Hem deed uitroepen aan ‘t kruis: »Mijn God! mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten?« In dat vuur van Gods toorn kon Christus als de Borge Zijns volks wel branden, maar niet verteerd worden. Al sterft ten laatste Christus aan ‘t vloekhout, al wordt Zijn gezegend lichaam begraven, en al schijnt in de grafspelonk Israëls hoop en verwachting te eindigen en onder te gaan, aan den derden morgen zal in schooner glans het licht van de Zon der Gerechtigheid verrijzen.
Dan is het triumf, in eeuwigheid triumf, nu is de dood verslonden tot overwinning! En het evangelie der opstanding, dat daar ruischt over de graven onzer in Christus ontslapenen, verzekert ons de waarheid van het door Jezus gepredikte woord: „Die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven!” Zoo zien we, wat de braambosch aan Horeb doet aanschouwen, in Christus zelf en in Zijne gemeente en ten laatste in ieder van Gods uitverkorenen vervuld.
Onbeschrijfelijk veel kan door één mensch worden doorleefd. Het staat op onze voorhoofden niet geschreven, wat zoo menigmaal in ‘t hart omgaat. Men leest het niet op de deur uwer woning, wat daarbinnen wordt doorworsteld.
Alleen de Heere weet en ziet alle dingen.
Hoe dikwerf is het van buiten strijd en van binnen vreeze.
Al ziet men geen vuurvlam van buiten, dan kan er nog wel een onbeschrijfelijke hitte van binnen’ zijn, een hitte, die u dreigt te verteren en te doen vergaan.
Als ge Gods heilige wet als een zwaard naar u gekeerd ziet, — als uw geweten u aanhoudend aanklaagt en beschuldigt, — als ge bij al uw goede voornemens ten laatste niet anders als teleurstelling in en met uzelven ontdekt, — als ge geen inzicht hebt in den weg der verlossing, — als Satan u wijs zoekt te maken, dat alles, wat ge wellicht meendet te bezitten, slechts verstandswerk is, — als ge met één woord als tusschen ijzeren muren u bekneld gevoelt, — zie, dan komt het er maar op aan, of in al dat vuur der verdrukking de Heere is.
Mag dat het geval zijn, dan kan de nood hoog klimmen, maar van achteren zal blijken, hoe al dat vuur en die hitte van een louterenden en niet van een verterenden aard is. Uw Ontfermer weet, wat ge dragen en lijden kunt.
Hij zal u niet laten verzocht worden boven uw vermogen.
Hij zal u sterken, troosten en schragen. Roepende uit de benauwdheid tot den Heere, zal Hij, die Zijn Israël verhoorde, ook u redden uit allen nood.
Door Hem gered, geleid en bewaard, heft ge eenmaal als een Mozes, is het niet in de woestijn van dit leven, dan toch in het hemelsche Kanaän, uw zegelied aan en ge jubelt uwen God ter eere, die den braambosch deed branden en niet verteren.
Zoo zijn Gods wegen wondervol met Zijne Kerk op aarde, gelijk ook met ieder Zijner kinderen in ‘t bijzonder.
In dagen van strijd en beproeving is het daarom zoo nuttig, zoo heilzaam en troostrijk, nauwkeurig acht te geven op de wegen en leidingen des Heeren met de Zijnen.
Als dan anderen ongeloovig vragen: Wie zal ons het goede doen zien? — als alle berekeningen van menschen falen, dan klinkt uit uw hart de bede tot God: verhef Gij, Heere! over ons het licht Uws aanschijns. En met den psalmdichter roept ge God-verheerlijkend uit:
» ‘k Zal gedenken, hoe voor dezen
,,Ons de Heer heeft gunst bewezen;
»‘k Zal de wond’ren gadeslaan,
»Die Gij hebt van ouds gedaan.«
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's

De braambosch, die brandde en niet verteerd werd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's