Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondgedachten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondgedachten

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Teksten van ’t Jaarboekje.)

19 Febr. Het is eene groote genade Gods, dat Hij tot ons is willen afdalen, opdat wij Hem zouden kennen, wien te kennen het eeuwig leven is. Niemand kon Hem zien en leven. Daarom gaf Hij mede Zijnen Zoon, die sprak : wie Mij heeft gezien heeft den Vader gezien. Wederom belieft het den Heere tot de bevatting van Zijn schepsel af te dalen en in Zijn Woord en door Zijnen Geest tot elk te spreken naar diens behoefte en begrip. Dat is ook de roeping Zijner gezanten. Het is iets anders de lammeren te weiden, iets anders de schapen te hoeden, De melk moet den kinderen, de vaste spijze den volwassenen worden voorgehouden, want het is Hem te doen om te redden, niet om te verderven, Hoe dierbaar is het woord, dat voor alle omstandigheden het noodige biedt. Hoe klein en gering ook, toch versmaadt de Heere U niet.

20 Febr. Menigvuldig zijn de afwijkingen want wij struikelen dagelijks niet in Eén maar in velen. Hoe goed is het als dan een broederband zich uitstrekt om uit het stof op te heffen, om den verslagenen te bemoedigen, den struikelenden bij de hand te nemen. Ik weet het, dat doet de Heere, die al Zijn volk in Zijne kracht bewaart, maar ik weet het ook, dat Hij Zijnen kinderen genade geeft om Zijn werk te doen. Hij gebruikt menschen als arbeiders in Zijn wijngaard. Wie dan gaven ontvangen heeft en met den Geest Gods bezield is, hij wende het aan tot heil zijner broederen, tot eer van God. Hand aan hand en schouder aan schouder, dat geeft krachtigen voortgang. De Heere is de Herder, die het verdwaalde schaap weder brengt. Groote genade zou het mij zijn, indien ook ik het verstrooide vergaderen, het dwalende te recht brengen mocht.

21 Febr. De Heere alleen geeft vrede als Hij »vrede« wenscht, want Zijn Woord is met kracht. Wij kunnen slechts wenschen, slechts elkander toebidden, toch achte niemand dat gering. Het gebed eens rechtvaardigen vermag veel. Vergeten wij elkander niet, maar zij ons gedurig gebed voor allen, die van éénen Geest zijn, en waarom zullen wij dan bidden ? David bad: «geef mij verstand met godlijk licht bestraald.” Dat begeert immers ook uwe ziel? Eerst moeten wij Gods wil kennen, vervolgens wijsheid hebben om dien wil goed te keuren en dan zoo verstandig zijn om dien wil des Heeren te volbrengen. Als ik die bede van Paulus voor de Kolossensen lees is het mij, of ik ook tot die gemeente behoor, of hij het ook mij toebidt. Broeders! laat ons voor elkaar dien drievoudigen zegen dagelijks vragen!

22 Febr. De gemeente des Heeren is als één tempel, waarin de Heere woont met Zijnen Geest. De Heere Jezus is de hoeksteen, de Apostelen en profeten worden fondamentsteenen genoemd, de leden zijn de steenen, waarvan het gebouw is opgetrokken, doch, tot dit wonderbaar geestelijk huis, dit Godshuis kunnen geene doode steenen dienen. De Heere wil het alleen van levende steenen gevormd hebben. Hooi en stoppelen verbranden bij den eersten proef, maar geene vuurvlammen dooven het leven uit. Dat geestelijk huis is het werk van den hoogen Bouwmeester en is op den rotssteen Christus gebouwd. De Geest des Heeren woont er in en doordringt alle deelen. Zoo is het dan des drieeenigen Gods. Wie moet dan niet begeeren daarvan een deel te zijn, hoe gering, hoe veracht ook’? Dit zij mijn gedurig vragen een steentje aan Zijnen tempel te mogen zijn.

23 Febr. Om goed te onderwijzen moet men goed onderscheiden. Het woord, waarmede de Romein «wijsheid” noemde, had den zin van proeven. De wijze proeft, onderzoekt alles om het ware van het valsche, het goede van het kwade wel te onderkennen. Zoo doet ook hij, die geestelijk verstand heeft ontvangen; hij merkt op en onderzoekt wat Gode waardig en Gode welgevallig is, om daarnaar zich te richten. Hij doet dat ook in de kleinste zaken, want voor den verstandigen, die weet, dat uit het kleine het groote voortkomt, is niets te klein. In het kleine begeert hij evenzeer getrouw te zijn, wetende, dat hem anders ook het groote niet zal worden toevertrouwd. De natuurlijke mensch jaagt voort, gedreven door lusten en hartstochten. Leere mij Gods Geest bedachtzaam voort te gaan op een met Gods licht gekozen weg.

24 Febr. Er zijn lichamelijke gaven en wij achten ze niet gering. Gezondheid, schoonheid, kracht zijn niet zonder beteekenis, maar er zijn hoogere. Er zijn gaven des verstands en wij eeren de mannen, die uitsteken in kennis en wetenschap. Toch zijn ook die gaven niet de hoogste. Met Gods Geest bezield te zijn, bedeeld te zijn met kennis der waarheid, vol te zijn van de vreeze Gods, te wandelen door geloof, teederheid der liefde te bezitten is oneindig hooger, want het lichaam gaat in het graf, talen en wetenschappen zij zullen te niet gedaan worden, maar de schatten van geloof, liefde en hope zijn onvergankelijk. Geld en goed kan ons worden ontroofd; het verstand kan worden verbijsterd, maar, hoe het gaat, wat God de Heere aan eene ziel heeft gegeven behoudt eeuwige kracht,

25 Febr. De geleerde, die alleen voor zich zelven onderzoekt, is als de gierigaard, die slechts opstapelt voor eigen genot. Hoe zullen wij dan noemen dien, die het licht, hetwelk God hem geeft, onder de koornmaat zet, inplaats van het aan te wenden tot welzijn zijner medemenschen ? Het water, dat niet stroomt, vervuilt, maar de zegenende ziel zal vet gemaakt worden. Die voor anderen arbeidt verkrijgt voor zichzelven de eerste vruchten. Door te onderwijzen leert men het meest. maar om te kunnen onderwijzen moet ik toch zelf iets weten; om te kunnen uitdeelen eerst zelf iets hebben, Zoo heeft de Christen een dubbel werk bij de fonteinen des heils: putten en uitgieten, drinken en drenken. Heb ik dezen dag gedaan wat ik aan mijne eigene ziel en wat ik mijnen naaste verschuldigd was?
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Avondgedachten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's