Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Evangelie van Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Evangelie van Johannes

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolg.
Cap. 21 : 18—19, Als voor Zebedeüs zonen eereplaatsen in het Koninkrijk van den Messias werden gevraagd, voorspelde hun de Heere in plaats daarvan een drinkbeker der smarten en een lijdensdoop. Misschien dacht Petrus, dat als Loon aan het herderswerk, hem door Christus opgedragen, een groot aardsch loon zou verbonden zijn. De Heere, die wist wat in den mensch, wat in de Petra der gemeente was, ontneemt hem aanstonds die hooge gedachte en kondigt hem integendeel een pijnlijk lijden aan. Dadelijk na zijne roeping voegt de Heere de aankondiging van den smadelijksten dood, en het is Petrus duidelijk geworden wat dat »weid Mijne schapen” inhield waar hij zelf schrijft (I Petr. 5 : 2 v.) aan de ouderlingen der gemeente in de diaspora: »weidt de kudde Gods, niet als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren.”
Met een dubbel »Voorwaar!” was hem zijne verloochening aangekondigd. Wederom klinkt het twee malen »Voorwaar,” en het is het vonnis des doods, maar niet van een dood tot schande in de oogen Gods.
Petrus had zich omgord toen hij van Johannes had vernomen, dat het de Heere was (vs. 7). In den kerker zou in latere dagen het woord des Engels door hem worden gehoord: »Omgord u en bind uwe schoenzolen aan.” Dat omgorden geschiedt als men een werk gaat verrichten en is een beeld van bereidvaardigheid en moed tot hetgeen te doen is. Zoo zegt de spreukendichter van de werkzame vrouw: »Zij gordt hare lenden met kracht en zij versterkt hare armen.” Dat moedig aangrijpen was het karakter van dezen Apostel. In de kracht zijns levens gordde hij zich en wandelde, waarheen hij wilde. Nu zou hem tijd worden gegeven om zijne broeders te versterken en de kudde des Heeren te weiden. Hij zou oud worden, maar in zijn ouderdom nog ondervinden wat tegen des menschen begeerte is. De dood is door Paulus een vijand genoemd. Hij behoort niet tot de oorspronkelijke natuur van den mensch, maar is de bezoldiging der zonde. Al wat in ons is worstelt tegen den dood. Wie begeert niet een zacht sterfbed te hebben, vrij van zware pijnen en hevige benauwdheden ? Aan Petrus wordt het pijnlijkste en smadelijkste voorzegd door Hem, in wiens mond nooit bedrog is gevonden. » Wanneer gij ouder zult geworden zijn, zoo zult gij uwe handen uitstrekken en een ander zal u gorden en brengen waar gij niet wilt.” Waarop die woorden zagen is boven allen twijfel verheven door het bijgevoegde : » Dit zeide Hij, beteekenende met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou.” »De vreeze des doods is ons ingeschapen,” zegt Calvijn; »te wenschen van het lichaam gescheiden te worden is opstand tegen de natuur. Zelfs de martelaren gevoelden eene vreeze des doods, zoodat zij op de vijanden der waarheid geen overwinning konden behalen dan door worsteling met zichzelven.” Ook Petrus zou, al was hij oud geworden, niet willen wat men hem aandeed. Het uitstrekken der handen in den mond van Hem, wiens handen aan het kruis waren uitgestrekt, kon niet anders dan op kruisiging doelen, te duidelijker daar met die uitdrukking meermalen die doodstraf werd aangegeven.
Zoo is het ook geschied. Zoolang hij in dezen tabernakel was achtte hij het recht te zijn om op te wekken door vermaning, en te ijveriger deed hij dit in de dagen des ouderdoms gelijk hij betuigde (2 Petr. 1 :14): »alzoo ik weet, dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal, gelijk ook onze Heere Jezus Christus mij heeft geopenbaard.” De kerkvaders verhalen dat Petrus te Rome den marteldood heeft ondergaan en wel dat hij gekruisigd is met het hoofd naar beneden. Wordt het door anderen betwijfeld of hij ooit te Rome is geweest, de plaats waar het is geschied, neemt de werkelijkheid van de vervulling dier profetie niet weg.
Was zulk een einde ontzettend, Johannes spreekt van een God verheerlijkend sterven. Is een zacht sterfbed verkieselijk, veel meer mag ieder geloovige begeeren zulk een sterven, waardoor de Heere wordt groot gemaakt. Van een Abraham’s doodbed lezen wij weinig; zijn leven had genoeg getuigd, zoodat geen twijfel overbleef; van een Jakob’s sterven lezen wij veel, en de profetische taal van Israël is het zegel op hetgeen van Pniël opgeteekend staat. Niemand begeere in hoogmoed des harten een einde als van den derden van Israëls vaderen, maar toch, zoo het tot roem, niet van ons, maar van den Heere mocht zijn, wij zouden wel getuigende en zingende den laatsten adem willen uitblazen. Doch — des Heeren wil geschiede! Hoe ons einde zij, na dat einde zal voor elk geloovige een eeuwigheid ter Gods verheerlijking aanbreken, waar geene stervende lippen maar waarlijk levende zullen zingen voor Hem, die op den troon zit en voor het Lam.
Het groote doel is de verheerlijking Gods. Stelt u niet voor, dienaren van Christus! dat uw weg in genot des vleesches zal zijn. Vraagt er niet naar, begeert het niet, maar begeert alleen, dat gij als een eere van ’s Heeren Kerk leven moogt, dat gij door God moogt begenadigd worden zielen te redden van het verderf. In leven en in sterven niets te willen weten, niets te bedoelen dan Jezus en dien gekruist, is de eisen. des Heeren en leidt tot het hoogste geluk.
Op die aankondiging zegt de Heere tot hem: »volg Mij!” Vroeger (Joh. 13 : 36) had Christus tot hem gezegd : »waar ik heenga kunt gij Mij nu niet volgen, maar gij zult Mij namaals volgen.” Petrus antwoordde: »Heere! waarom kan ik U nu niet volgen ? Ik zal mijn leven voor U zetten” en de verloochening was hem aangekondigd. Nu was Petrus een ander geworden. De Heere had den kruisdood geleden. Nu werd Petrus tot volgen geroepen.
Neemt dat woord in welke beteekenis gij wilt en gij zult niet dwalen. Wij zouden zeggen: de Heere bedoelde: »volg Mij, eerst in het hoeden der schapen en daarna in het ondergaan van den dood.”
Hoort dat woord als ook persoonlijk tot u gezegd. Niet aller weg en werk en lijden en dood zijn dezelfde, maar één en dezelfde roepstem is voor ons allen, namelijk om navolgers van den Heere Jezus te zijn. Geen nabootsen maar volgen, geen vooruitloopen maar volgen, met het kruis op de schouders, hoe zwaar het zij, is roeping. Volgen ook in donkere wegen met het oog op den Vader, volgen in de zwaarste smarten met blijde overgave, volgen in zachtmoedigheid, in liefde, in gehoorzaamheid, in alles ! Er is gezegd, dat er wel geene beeldtenissen van Christus bestaan, maar dat de Christenen de beeldtenissen van Hem behooren te zijn in heiligen wandel, in volkomene overgave aan God.
Al kan ik geen zon zijn, gelijk Gij, mijn Heiland, och laat mij toch een ster wezen, die Uw licht mag doen aanschouwen!
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Het Evangelie van Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 februari 1898

De Wekker | 4 Pagina's