Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Hoofdstuk VII. George Frans Gezelle Meerburg 1

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk VII.
Georgo Frans Gezelle Meerburg.
I.
En de Heere wrocht mede. Dat woord uit den wel ouden, maar toch nimmer verouderden Bijbel kon met volle vrijmoedigheid door de eerste vaders der Scheiding worden uitgesproken, Niet alleen, omdat hun werk onder ‘t volk van Nederland door den Heere zeer gezegend werd, maar ook omdat diezelfde God hen zoo nu en dan een zeer gewaardeerde hulp toezond, Hadden de Cock en Scholte eerst alleen gestaan, en had de Heere hen reeds twee medearbeiders geschonken, nog anderen zouden zich bij hen voegen. Had de Cock in het noorden des lands een medebroeder gevonden in Van Velzen, ook Scholte zou in het zuiden niet alleen behoeven te staan. Almkerks predikant zou verwaardigd worden met hem de smaadheid van Christus te dragen.
» Reeds vroeg overtuigd zijnde van de vergankelijkheid en ijdelheid der wereld met hare begeerlijkheden, van onze volslagen onmacht ten goede, uit hoofde van onze overtreding in ons verbondshoofd, van de noodzakelijkheid om den Heere Jezus Christus te kennen als Profeet, Hoogepriester en Koning, en zijne lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid door de toepassing des Heiligen Geestes te hebben als de onze, om zonder verschrikking te kunnen verschijnen voor den rechterstoel van Christus, mag ik,” zoo schrijft ds. Gezelle Meerburg, „tot roem der vrije genade van den drieëenïgen VerbondsGod zeggen, gevonden te zijn van Hem, naar wien ik niet vraagde, opgezocht te zijn als een verlorene, die niet anders dan den eeuwigen dood verdiende en verwachtte; en in hoe vele tijden van afwijking en daarmede gepaard gaande duisternis en geesteloosheid ik ook verkeerde, hoe ik ook dagelijks mijn schuld grooter maakte, de grondkeuze van mijn hart was, den Heere welbehagelijk te mogen dienen, en met die keuze vereenigde zich een andere, namelijk om zielen te mogen winnen voor den Heere en als een middel in Zijne hand gebruikt te mogen worden tot uitbreiding van zijn Koninkrijk, niets wenschende te prediken dan Jezus Christus, den Gekruiste.”
We hebben deze confessie van ds. Gezelle Meerburg met opzet afgeschreven, omdat niemand beter dan de persoon zelf, die iets ervaart, zijne ervaring kan meedeelen. Duidelijk blijkt hieruit, dat ds. Meerburg reeds vroeg aan zich zelven was ontdekt, dat hij reeds in zijne jeugd behoefte gevoelde aan een Borg voor zijne schuld, maar ook, dat hij lust had tot het predikambt. Maar daartoe was voorbereiding noodig ! Die voorbereiding was in zijne vaderstad Leiden voldoende te verkrijgen aan de academie. Maar daartoe was geld noodig! En ook dat was te verkrijgen, want een van Leidens vroegere Burgemeesters Mr. Jacob van Brouckhoven, had een som gelds gedeponeerd, waar van de rente dienen zou om twee studenten te doen opleiden voor predikant. De regeering der stad Leiden en de twee oudste professoren van de Hoogeschool waren aangewezen, om de personen uit te kiezen, die een dezer „beurzen” zouden mogen ontvangen. Dat Mr. J. van Brouckhoven alleen hen wilde ondersteunen, die zich gedrongen gevoelden de zuivere Gereformeerde leer te verkondigen, blijkt wel uit het slot van den stichtingsbrief dezer »beurzen”, welk slot aldus luidt: »Ende of het gebeurde (‘t welck Godt Almachtig genadelick verhoede) dat de voorz. Gereformeerde Religie door overval onzer vyanden ofte door invoeringe van valsche ende daertegens strydende leeringhen kwaame te vervallen ofte uytten lande verdreven te werden, soo is mijne ernstige wille ende begeeren (den Burgemeesteren van Leyden in der tyd, bij desen, voor soo veel ‘t selve daertoe sal moghen helpen, op hare conscientie concurerende) dat de voorz. penningen aen het Weeshuys ende stads Gasthuysen van Leyden sullen worden geemployeert.
Tot kennisse ende bondichheyt van alle ‘t gene voorz. is, hebbe ick dit met mijne eygen handt geschreven ende geteykent opten XYen Aprilio Anno XVIc een ende dertich, ende was ondergeteykent
JACOB BROUCKHOVEN.”
Zouden deze gelden ook nu nog waarlijk gebruikt worden voor hen, die de leer onzer vaderen wenschen hoog te houden?
G. F. Gezelle Meerburg dong naar een der beurzen bovengenoemd en had het voorrecht door den burgemeester van Leiden en de professoren daarmede te worden begiftigd, zoodat hij, naar de begeerte zijns harten, kon gaan studeeren in de theologie. Doch vóór hij tot de academie kon worden toegelaten moest hij op het raadhuis voor de regeering der stad en de twee oudste professoren den volgenden eed afteggen : » de Gereformeerde religie, soo die nu openbaerlick gepredikt ende geleert wordt (Ao. 1631) in conformité van de Canones van het Nationael Synode tot Dordrecht gehouden aen te hangen ende in tijdt en wylen (daertoe geroepen zijnde) te prediken ende te leeren, ende mij vorders te zullen dragen in alle vromicheyt, geschiektheyt ende Godsalcheyt, als een jong student der Theologiae toestaet ende betaemt.”
Meerburg kon dezen eed met een geruste conscientie afleggen, want het was waarlijk zijne begeerte en zijne biddende behoefte voor den Heere aldus te mogen leven en eenmaal aldus te mogen prediken.
Als student leefde hij stil en ingetogen en legde zich met ernst op de studie toe, en toen hij, na zijne examens met lof te hebben afgelegd, candidaat was geworden, ontving hij reeds spoedig een beroep naar de gemeente van Almkerk en Emmikhoven. Die gemeente was over het algemeen gehecht aan de verkondiging der zuivere waarheid en waardeerde haren jeugdigen leeraar zeer. Toch waren er, die in eéne zaak niet met ds. Meerburg eenstemmig dachten. Ds. Meerburg liet nevens de psalmen ook de gezangen zingen tijdens de godsdienstoefening. Een lid der gemeente had reeds van af 1830 nimmer de gezangen meegezongen. Zelfs had hij voor ‘t oog van ieder, die in de kerk was, tegen de gezangen geprotesteerd door zijn hoofddeksel op te houden, onder het zingen, wat aanleiding had gegeven, dat hij toen reeds door den veldwachter uit de kerk was verwijderd. Na dien tijd verliet hij met zijn vader steeds de kerk, als er een gezangvers werd opgegeven. Deze man, die van harte met ds. Meerburgs prediking was ingenomen, wenschte ook op het punt van de gezangen met hem eenstemmig te zijn en zocht daarom den jeugdigen leeraar op, om daarover met hem te spreken.
V

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1898

De Wekker | 4 Pagina's