Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Welk verschil 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Welk verschil 1

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

is er, zoo vraagt men nog gedurig van belangstellende zijde, tusschen de »Gereformeerden” en de Christelijke Gereformeerden, vooral in zake den H. Doop en het Kerkbegrip. Bijna geene week gaat er voorbij, of we ontvangen brieven met allerlei vragen hieromtrent, uit allerlei oorden van ons vaderland. Niet zelden komen die vragen van belangstellende broeders en vrienden, die eerst later »De Wekker” zijn gaan lezen en derhalve onkundig bleven van hetgeen vroeger herhaalde malen in dit blad is besproken. Natuurlijk kunnen we niet gedurig hetzelfde zeggen. En evenmin wijzen we gaarne belangstellende vragers af. Zoo ontvingen wij thans weder een schrijven van H. V. te H., die vraagt:

1. Hoe te verstaan 1 Cor. 7 : 14b, waar we lezen : »anders waren uwe kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig.”
2. Wat bedoelt de Heere Jezus met de woorden: (Matth. 19 : 14) » Laat af van de kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen, want derzulken is het koninkrijk der hemelen,”
3. En in de derde plaats vraagt de schrijver, als we in de H. S. lezen van David, Daniël en vele anderen, als van uitnemende geloofsgetuigen, zonder dat ons echter iets naders omtrent hunne wedergeboorte wordt medegedeeld, of dan ook dit niet pleit voor de opvatting der »Gereformeerden”, in zake het »genade in den wortel,” enz. —
Wat het eerste betreft, diene de opmerking, dat de apostel in de aangehaalde plaats met het woord heilig onmogelijk kan bedoeld hebben heiligheid in den zin van zonder zonde te zijn. Dit dunkt ons is zóó duidelijk, dat het geen betoog behoeft, wijl dit te beweren de onzinnigheid zelve zou zijn. Wie ook maar eenigszins met het spraakgebruik der H. S. bekend is, zal aanstonds moeten toestemmen, dat het woord heiligheid, hier, gelijk op vele andere plaatsen, voorkomt in den zin van afgezonderd.
Zoo werd, om niet meer te noemen, onder de Mozaïsche bedeeling alles heilig genoemd, wat tot den tabernakel behoorde.
De kinderen uit huwelijken als in 1 Cor. 7 bedoeld, staan óf door den geloovigen vader óf door de geloovige moeder in betrekking tot Gods Verbond.
Daarom zijn ze niet aan te merken als heidenen, maar als christenkinderen ; zij behooren tot de geroepenen van ‘s Heeren wege; daarom komt ook die kinderen de belofte toe. Men leze hierover bet uitnemende werkje van Fruitier: „Groot voorrecht der christenkinderen,” eenige jaren geleden op nieuw uitgegeven bij Donner, te Leiden.
Wat betreft het tweede punt : het verband, waarin die woorden voorkomen, doet duidelijk zien, dat de discipelen van Jezus, die meenden een goed werk te doen door hen te bestraffen, die daar met hunne kinderen tot Jezus kwamen, integendeel hierom van Christus werden terechtgewezen. Zoowel voor kinderen als voor volwassenen kwam Christus op aarde, om hen te redden en zalig te maken. Ook kinderen zijn welkom bij Hem. En geen uitnemender werk was te bedenken voor een vader en moeder dan hunne kinderen tot den Heere Jezus te brengen. Welk eene dierbare vertroosting vindt menig ouder er in, op grond dezer openbaring, al biddende en worstelende zijne kinderen den Heere op te dragen. En welk een ernstig onderwijs geeft Christus op een andere plaats (Matth. 18 : 3) als de Heere met een kindeken voor hem geplaatst, tot Zijne discipelen zegt: »Voorwaar zeg Ik u, indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderkens, zoo zult gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan.”
Het derde punt brengt ons nog nader tot de zaak, waar het eigenlijk om gaat, ofschoon we met de korte opmerking zouden kunnen volstaan, dat de Bijbel geene croniek is, waarin o.m. van ieder kind Gods, daarin met name genoemd, de bekeeringsgeschiedenis wordt beschreven. De bedoeling van onzen belangstellenden vrager komt, wat het wezen der zaak betreft, in hoofdzaak hierop neer :
In de » Gereformeerde Kerken” is het schering en inslag: doopen op grond van onderstelde wedergeboorte. In een christelijke gemeente te zeggen dat de menschen moeten worden wedergeboren, is voor de meesten iets ongerijmds. De taak en roeping der Kerk is : het werk Gods tot openbaring te brengen ! Deze leer en de ontwikkeling er van is door de vele en velerlei werken van Dr, Kuyper zoozeer verbreid en algemeen geworden, dat velen u aanstonds met een zeer bedenkelijke blik aanzien, als gij, als gereformeerd mensch, beweert, dat ge daartegen ernstige bedenkingen hebt. De Christ. Geref. Kerk — om nu tot genoemd verschil te komen — is afkeerig van de leer eener onderstelde wedergeboorte en sprak het meermalen bij monde van hare Synode uit, dat zij deze leer oordeelt in strijd te zijn met Gods heilig Woord en met de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerk. De kinderen der gemeente zijn kinderen des Verbonds en op grond daar van worden ook de kinderen gedoopt. Evenmin als Abraham en zijne nazaten hadden te vragen of hunne kinderen uitverkoren en wedergeboren waren, vóór die kinderen het sacrament der besnijdenis ontvingen, maar eenvoudig het sacrament toepasten op grond van Gods bevel, zoo ook heeft men onder de N. Testamentische bedeeling naar geene uitverkiezing of wedergeboorte te vragen voordat de kinderen worden gedoopt. Die kinderen zijn Verbondskinderen (de kinderen der gemeente namelijk) en hun komt de belofte toe met allen die verre zijn, zoovelen als er de Heere onze God toeroepen zal.
Van die gedoopte kinderen zeggen we : zij zijn door het teeken des Verbonds onderscheiden, gelijk ze al reeds uit kracht hunner geboorte uit christenouders in Christus geheiligd zijn. De wereld, de duivel, niemand en niets heeft recht op die kinderen dan alleen de Heere, wien zij geheiligd zijn.
Om het groote gewicht dezer zaak rust de heilige verplichting op de ouders hunne kinderen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen in de leer des doops, die de leer der zaligheid is.
Maar nu één van beiden : ge moet hierbij uitgaan van de stelling : die kinderen zijn wedergeboren en hebben zich mitsdien toe te leggen op bekeering, waartoe zij krachtens de wedergeboorte, welke zij reeds voor hun doop deelachtig zijn, in staat zijn. Of ge doet anders en redeneert aldus: veel en groot zijn de weldaden, die mijn kind, als christenkind, als gedoopt kind, bezit, maar hoeveel en groot die weldaden ook zijn, op zichzelf genomen, maakt dat alles mijn kind niet zalig.
In zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren, is ook dit kind van nature een kind des toorns, gelijk alle anderen.
Dat zulk een kind reeds wedergeboren kan zijn, spreken we niet tegen, maar dat is uitzondering,— geen regel. Daarom zeggen we onvoorwaardelijk: ook de kinderen moeten wedergeboren worden, zullen ze het Koninkrijk Gods ingaan. En bijaldien van achteren blijkt, dat de Heere naar Zijne eeuwige vrijmacht hen vroeg, in hunne jeugd, heeft getrokken met koorden der liefde, dan zal dit, zoowel als bij de volwassenen in de vrucht zich openbaren.
Te zeggen, dat wij dan de kinderen der gemeente met heidenkinderen gelijk stellen, is niet alleen volstrekt onwaar, maar zelfs door en door ongerijmd. Hoe toch kunnen heidenkinderen gezegd worden in Christus geheiligd te zijn, en hoe kunnen zij pleiten op eene belofte, die zij niet hebben ontvangen ?
Zegt men, dat, naar ons uitgangspunt bij het onderwijs, dus ook de kinderen der gemeente verdoemelijk voor God zijn, omdat wij hen aanmerken in Adam begrepen te zijn, dan aanvaarden wij dit ten volle, geven er zelfs geen letter van toe, alleen met dien verstande, dat we op grond van Gods belofte, aan die kinderen verzegeld, aandringen om hunne zaligheid te zoeken in den door God aangewezen weg.
Wijken de kinderen later van God af, keeren zij der gemeente den rug en de wereld het aangezicht toe, geven zij zich over aan werelddienst en ongeloof, dan zeggen wij niet : wij hebben ons vergist, met eene zoogenaamde onderstelde wedergeboorte, en evenmin dat in hen zich een afval van genade openbaart, maar dat die kinderen naar Gods rechtvaardig oordeel aan de verharding overgegeven, de vreeselijkste verantwoording zullen hebben in den dag der dagen; want zij hebben den weg des Heeren geweten, maar niet gewild.
Uit te gaan bij het onderwijs van de stelling, dat de kinderen der gemeente wedergeboren zijn, noemen wij iets vreeselijks ; want nergens wordt ons dit in Gods Woord geleerd. Zeg nu tegen die kinderen, dat zij zich moeten bekeeren, maar dan behoort er immers bij gezegd: »dat kunt ge wel; want in uwe wedergeboorte gaf God u daartoe de kracht.” Van bekeering in den zin van heiligmaking kan nooit sprake zijn zonder voorafgaande wedergeboorte, want een kwade boom kan geene goede vrucht voortbrengen.
Een Christelijke Gereformeerde zegt : zoolang ge niet krachtdadig door Gods Geest en Woord zijt wedergeboren, zijt ge verdoemelijk voor God en kunt ge uit kracht van uwe Adamitische natuur niet anders dan kwade vruchten voortbrengen.
De hedendaagsche » Gereformeerden” zeggen: het werk der genade, dat in u is, moet tot openbaring worden gebracht !
Wij zeggen: de bekeering is de vrucht der wedergeboorte.
Anderen zeggen — en als zij het niet openlijk uitspreken, ligt het toch kennelijk in hunne bedoeling — dat de bekeering is eene eisch Gods, die geen zin heeft, als ge er niet de wedergeboorte, als daaraan ten grondslag liggende, bij denkt. Ergo: dan predikt men wel, dat alle menschen in de gemeente zich moeten bekeeren, maar natuurlijk omdat allen wedergeboren zijn.
Wordt vervolgd.
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Welk verschil 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1898

De Wekker | 4 Pagina's