Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Hoofdstuk VII. George Frans Gezelle Meerburg.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk VII.
George Frans Gezelle Meerburg.
II.
Met ernst en aandrang verzocht deze man aan ds. Meerburg geene gezangen meer te laten zingen. Met evenveel ernst antwoordde zijn Eerw., dat hij het laten zou, zoodra hij er van Godswege toe gedrongen werd, maar dat hij het niet kon laten om het verzoek van anderen, daar hij dan menschen zou behagen. Niet, dat ds. Gezelle Meerburg voor het zingen der gezangen was; als hij op plaatsen predikte, waar ze nooit werden gebruikt, gaf hij ze ook niet op, zooals b. v. te Huizen, waar de predikant Nibbelink ze jaren lang zoo goed als niet gebruikt had, maar hij zag toen het groote gevaar er van ook nog niet in. «Eerst later,” zegt hij, «leerde ik de versjes in de Iijst van den ganschen bundel beschouwen. Toen beschouwde ik elk vers op zich zelf en zocht er met moeite een uit, dat ik opgaf en voorlas tot genoegen dergenen, die het wilden zingen.”
Toch was de gezangenkwestie niet de eerste, waardoor ds. Meerburg met het Klassikaal Bestuur in aanraking kwam. Er kwam eene gansch andere zaak. Zooals we vroeger reeds hebben gezien, waren door de Synode 4 vragen gesteld, die bij de voorbereidingspredikatie voor het H. Avondmaal aan de gemeente werden voorgelezen, en waarop zij, die dachten toe te gaan tot des Heeren tafel, staande het bevestigend antwoord gaven. Die vragen waren te Almkerk niet voorhanden. Ds. Meerburg wist wel, wat de Synode dienaangaande besloten had, maar hij wist ook, dat zeer veel predikanten het of geheel, of gedurig nalieten, ze voor te lezen; hij wist nog beter, dat de groote meerderheid van zijne gemeente zeer tegen deze vragen was, en vooral, hij voor zich zelf had er in gemoede bezwaar tegen, daar hij het afvragen er van als eene tegen Gods Woord strijdende zaak beschouwde. Al deze redenen noopten hem de vragen niet te gebruiken en eenvoudig te doen, alsof er nooit iets van bestaan had. Spoedig was dit ook buiten de gemeente bekend. Het scheen, alsof die predikanten, die den naam hadden streng gereformeerd te zijn, met argusoogen werden bewaakt en nagegaan, en vooral de besturen der kerk schenen juist aan hen niet de minste afwijking te veroorloven, al werden dezelfde afwijkingen in minder rechtzinnige leeraars geduld.
Weldra ontving ds. Meerburg dan ook een schrijven van het Klassikaal Bestuur van Heusden, waarin hem gelast werd de vier vragen bij elke voorbereiding aan de gemeente voor te stellen, met de waarschuwing, «dat de kerkeraad zijner gemeente zou worden uitgenoodigd, om van de nauwkeurige nakoming hiervan aan het Klassikaal Bestuur bericht in te zenden. «Ik heb mij onderworpen,” zegt ds. Meerburg, «en ten genoege van twee of drie leden der Ned. Herv. gemeente die vragen gedaan, telken reize moest de kerkeraad bericht inzenden over de stipte nakoming van den klassikalen last, totdat ik, eenige reizen geschied zijnde, den president des kerkeraads verzocht, aan voornoemd bestuur te willen schrijven, dat ik beloofde de bedoelde vragen te zullen blijven voorstellen, totdat ik, bij verandering van besluit, aan het Klassikaal Bestuur daarvan bericht zou geven; en ik ben dezelve blijven afvragen, ook zelfs toen ik geene gezangen meer konde en mocht laten zingen.” — Hieruit zien we tevens, dat ds. Meerburg het laten zingen der gezangen heeft nagelaten. De aanleidende oorzaak daarvoor was, dat velen in de gemeente aanleiding gaven tot ontstichting. De zoo straks reeds genoemde persoon, die ds. Meerburg was komen bezoeken, kreeg meer en meer aanhang, en hij begon er wederom mede, tijdens het zingen van een gezang zijn pet op te houden. Anderen volgden zijn voorbeeld, en niet lang duurde het of een groot deel, ja het grootste deel van de verzamelde schare in het kerkgebouw van Almkerk zat met gedekten hoofde te luisteren, als enkelen het vers meezongen. Ds. Meerburg keurde dit volstrekt niet goed. Hij vermaande hen, de stichting niet te ontnemen aan de godsdienstoefeningen en verzocht hen ten minste hun hoofd ongedekt te houden, al konden ze ook niet meezingen. Maar het baatte hem niet. Ook deze zaak was spoedig naar buiten ruchtbaar. Zelfs werd Z.Ex. de Gouverneur van Noord- Brabant er in gemoeid, en ds. Meerburg kreeg van dien Gouverneur, door bemiddeling van den Burgemeester, last de ongeregelden te vermanen. Aan dien last werd voldaan. Ook werden de overtreders van de kerkwet voor den kerkeraad geroepen en aldaar vermaand. Ook het Klassikaal Bestuur van Heusden bemoeide zich met deze zaak en zond aan den Kerkeraad van Almkerk een schrijven, waarin werd aangedrongen op gestrenge handhaving van Art. 28 van het huishoudelijk reglement op de werkzaamheden der kerkeraden in de provincie Noord- Brabant, waarin was voorgeschreven, dat de ouderlingen zoo veel mogelijk moeten medewerken om de orde bij den openbaren godsdienst te bewaren, en van Art. 7 van het reglement op de kerkelijke tucht, volgens hetwelk de Kerkelijke Besturen moeten waken tegen allerlei ergenis en alles, wat de goede orde in de kerk kan verstoren, terwijl tevens werd gewezen op de maatregelen, die in diezelfde reglementen waren voorgeschreven, Het vriendelijk schrijven van het Klassikaal Bestuur werd even vriendelijk beantwoord en ds. Meerburg vroeg inlichtingen aangaande de maatregelen, die hij te nemen had.
Daarop werd geantwoord, dat die maatregelen waren:
„1e nogmaals (indien het niet reeds geschied zij,) de rustverstoorders, op een ernstige wijze, door den Leeraar het onbehoorlijke van hun gedrag, openlijk van den predikstoel op den eerstkomenden zondag onder het oog te brengen, en hen te vermanen om van hetzelve afstand te doen.”
„2e Zoo dit ongelukkig niet mocht baten, den schuldige, of de schuldigen, voor den kerkeraad te ontbieden, en hen te onderhouden over hunne verkeerde handelwijze, met voortgezette vermaning en bijgevoegde waarschuwing tegen de gevolgen.”
„3e Indien ook deze poging vruchteloos bleek, dan kennis van hun wangedrag te geven aan de plaatselijke politie, die ook tot handhaving der godsdienstige orde aanwezig is.”
Het Klassikaal Bestuur verzocht op de hoogte te worden gehouden van de handelingen des kerkeraads in deze zaak.
V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1898

De Wekker | 4 Pagina's