Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Hoofdstuk VII. George Frans Gezelle Meerburg 3

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstk VII.
George Frans Gezelle Meerburg.
III.
De beide eerste maatregelen, het openlijk waarschuwen van den kansel en het voor den kerkeraad roepen en vermanen, zou ds. Meerburg toepassen. De laatste, het inroepen van de hulp der plaatselijke politie, kon hij niet. Daardoor toch zou hij velen, die hij als broeders in den Heere liefhad, er aan blootstellen, dat ze door de politie uit de kerk werden gezet, en dat stuitte hem te veel tegen de borst. De volgende brief aan het klassikaal bestuur geeft een duidelijk beeld van den stand der zaken: »De kerkeraad der Herv. gemeente van Almkerk en Emmichoven, ontvangen hebbende eene aanschrijving van het Klassikaal Bestuur van Heusden, nopens eene oneerbiedigheid, welke door een deel der gemeente, onder het zingen der gezangen, wordt aan den dag gelegd, brengt bij dezen ter kennis van voornoemd bestuur, dat de predikant, toen het getal dergenen nog zeer klein was, van den predikstoel onder meer andere woorden gezegd heeft: »voor zoover ik slechts eenigen invloed op u heb, verzoek ik u ernstig en vriendelijk, datgeen, wat ge tot nu toe gedaan hebt, na te laten, en ongedekt onder het zingen der evangelische gezangen te blijven zitten,” Doch hun getal is integendeel toegenomen en ook niet verminderd, nadat de predikant j.l. zondag voor het zingen der gezangen nogmaals ernstig en vriendelijk verzocht heeft hunne hoofden ongedekt te houden, hen bepaald heeft bij de ergernis, welke door hun doen gegeven en daaruit genomen werd, zoowel als bij de gevolgen, welke daaruit zouden voortkomen; doch vruchteloos, ten minste, wij konden niet opmerken, dat hun getal minder was, dan op den vorigen zondag. De predikant heeft daarop, in de namiddag-godsdienst, het gezangvers op het nagebed laten volgen, waarop het grootste gedeelte de kerk verliet; drie echter zijn bedaard en stil blijven zitten met gedekten hoofde, zonder verder eenigen aanstoot te geven, gelijk ook de anderen, die tot nu toe gedekt bleven zitten, alleszins godsdienstig zijn en van geen zucht, zoo wij in gemoede meenen, tot oproerigheid kunnen beschuldigd worden, wat de leden van het KI. Bestuur, hen zelven ondervragende, met ons zoude instemmen.
Wij hebben echter de drie bovengemelde personen tot ons geroepen, hen alle gevolgen, welke uit hun gedrag voor hen zelven, zoowel als voor de gemeente zouden kunnen voortvloeien, van de ergste zijde voorgesteld en nogmaals vriendelijk verzocht, wanneer er weer gezangen zouden gezonden worden, hunne hoofden te ontblooten.
Aldus brengen wij ter kennis van het KI, Bestuur wat in dezen door ons verricht is.”
Met deze vriendelijke gehoorzaamheid was het Klassikaal Bestuur echter nog niet tevreden. Er moest, volgens dat bestuur, doorgetast worden, en de onwilligen met politiehulp tot hunne plicht gebracht. Daarom schreef het aan ds. Meerburg hierover nogmaals, maar Z.Ew. kon antwoorden, dat de eenige persoon, die nog gedekt bleef zitten, met de anderen de kerk verliet, als het gezangvers werd opgegeven. Zoo was dan de rust weergekeerd. Maar welk eene rust! Als ds. Meerburg predikte was het kerkgebouw of zeer vol, of goed bezet, naar mate de omstandigheden van het weder, enz. waren. De schare luisterde aandachtig naar de woorden des predikers en velen droegen een zegen weg: als uit eenen mond weerklonken de psalmen Davids in het kerkgebouw en met eerbied bad men mede, als de predikant de stem der gemeente tot den Heere was, maar pas was het » Amen” van het nagebed uitgesproken, of daar kwam beweging in die aandachtige, eerbiedige menigte. Verre de grootste meerderheid verliet het kerkgebouw en de leeraar bleef met slechts enkelen achter, zoodat ook slechts over die enkelen den zegen in naam des Heeren kon worden uitgesproken. Is het wonder, dat, waar oogenschijnlijk de orde hersteld was en de rust zoogenaamd was weergekeerd, in het hart van den leeraar het tegenovergestelde plaats greep en daar de onrust hoe langer zoo erger werd! Neen, waarlijk, hij kon geen vrede hebben met zulk een toestand; hij kon op die weinige achterblijvers met zulk een geruste conscientie den zegen des Heeren niet leggen, ‘t Werd hem een worstelen aan den troon der genade, dat de Heere hem getrouwmakende genade mocht schenken, en de Heere, die steeds zijne beloften vervult, gaf ook dezen zijnen dienstknecht kracht van doorbreking, en ds. Meerburg besloot geene gezangen meer te laten zingen.
Groote blijdschap verwekte dit besluit bij allen, die de waarheid liefhadden en om de waarheid werden ze te inniger aan hun leeraar gebonden. Met, zoo mogelijk, nog meer belangstelling hoorden ze zijne prediking, bleven tot het einde der godsdienstoefening en als de laatste woorden van een van de gewijde zangen van oud-Israël wegstierven, stond de gansche schare met gebogen hoofd, om den zegen des Heeren over zich te hooren uitspreken. Nu waren orde en rust volkomen teruggekeerd. Nu was er waarlijk vrede in de gemeente, en ook was er vrede in het hart van ‘s Heeren dienstknecht. Wel begreep deze laatste dat daar van buiten strijd zou komen, maar liever had hij den strijd buiten zich dan van binnen en met vertrouwen op dien God, wiens eere hij alleen bedoelde, ging hij op den ingeslagen weg voort. Toch waren niet allen in de gemeente met den leeraar verblijd. »Van de twee duizend zielen,” zegt ds. Meerburg, »waren er twintig leden, en daaronder meer dan de helft familie, en onder de overigen van dezulken, die zeer weinig ter kerk kwamen kwamen”, die met de verandering niet tevreden waren. Zij wilden de evangelische gezangen in de kerk behouden en daarom zonden ze een verzoekschrift aan het Klassikaal Bestuur van Heusden, om ds. Meerburg te verplichten de gezangen weer in te voeren. Of ze zoo hoog liepen met die liederen? Of ze ook mogelijk, verbitterd over Meerburgs ernstige, echt Bijbelsche prediking, diens ondergang zochten, ‘t Is moeilijk iemands beweegreden te doorgronden, maar de woordenkeus van het adres aan het Klassikaal Bestuur doet het laatste eerder vermoeden dan het eerste, en indien dit vermoeden juist is, zal hun oordeel vreeselijk zijn geweest. Want niet voor niet heeft de Heere gezegd: Tast mijne gezalfden niet aan, doet mijne profeten geen kwaad. Die mijn volk aanraakt, raakt mijn oogappel aan.”
V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 mei 1898

De Wekker | 4 Pagina's