Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Hoofdstuk VII. George Frans Gezelle Meerburg 6

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk VII.
George Frans Gezelle Meerburg.
VI.
Zoo was dan ds. Meerburg van den steun van zijn kerkeraad zeker, en wist ook het KI. Bestuur dit. Maar ook deze broeders; werden niet met rust gelaten, want reeds enkele dagen later ontvingen ze een brief, waarin hun werd bericht:
»1e Hebt gij de ingezonden verklaring, om het gebruik der evangelische gezangen en der vier vragen bij de bediening na te laten, uit eigen beweging gedaan, dan op verzoek van uw predikant?
2e Is het U bekend, dat de evangelische gezangen en de vier vragen, bij de Synodale besluiten algemeen zijn ingevoerd, en door de wet van 15 Juli 1824 nader bekrachtigd?
3e Weet gij, dat noch het Klassikaal Bestuur, noch eenig predikant of kerkeraad op eigen gezag zich ontslaan kan van het gebruik der evangelische gezangen en der vier vragen bij de openbare Godsdienst?
4e Is het U bekend, dat eenige leden Uwer gemeente het Klassikaal Bestuur verzocht hebben, dat de evangelische gezangen opgegeven, en de vier vragen geschieden, volgens kerkelijke verordening?
5e Blijft gij na de overweging van dit alles gezind, om te willen en goed te keuren, dat Uw predikant de evangelische gezangen niet opgeven en de vier vragen niet doen zal?
Ieder zal inzien, dat het Klassikaal Bestuur van Heusden den kerkeraad van Almkerk niet vertrouwde. Het meende, dat die broeders onder invloed van hun predikant stonden en achtte hen, naar het scheen, onbekwaam om voor zich zelven te oordeelen. Maar het antwoord van den kerkeraad zou hen van het tegendeel overtuigen. Dat antwoord was even puntig van vorm als pittig van inhoud. Daarin werd verklaard:
1e De kerkeraad van Almkerk had geheel uit eigen beweging gehandeld, ja zelfs hadden ze hun leeraar al dadelijk van het begin at aangemaand het gebruik der z.g. evangelische gezangen na te laten, daar deze in de gemeente altijd tot ergernis geweest waren.
2e Zij wisten zeer goed, dat er wetten bestonden, die het gebruik der gezangen voorschreven, maar nog beter, dat de opzieners geene heerschappij mochten voeren over het erfdeel des Heeren, volgens 1 Petr. 5 : 3.
3e Zij wisten, dat niemand in de kerk des Heeren iets mocht doen op eigen gezag, en daarom wenschten zij zich te houden aan hetgeen van Christus, het hoofd der kerk, was geordoneerd.
4e Zij wisten, dat sommige leden aanvrage gedaan hadden tot wederinvoering van de evangelische gezangen, maar tevens dat er onder hen waren, die reeds berouw hadden. Dat er ook aanvrage gedaan was om de vier vragen weer te gebruiken, wisten ze niet en konden dit ook niet gelooven, daar hun predikant ze tot nu toe nog had gebruikt. En was wel zulk een aanvrage gekomen, dan meenden ze, dat die verzoekers wel een heusche vermaning noodig hadden, om niet te schreeuwen, voor ze geslagen werden, en acht te geven op de les van Salomo Spreuken 15 : 28 en 18 : 13.
5e Na dit alles kon de Commissie van het Klassikaal Bestuur gemakkelijk begrijpen, dat ze bij hunne gedachten bleven. Ze verzochten van die Commissie eene verklaring van Jez. 8 : 20; Amos 5 :23; Matth. 15 ; 9 en 18 : 6.
Nadat dit antwoord verzonden was, verscheen ds. Gezelle Meerburg voor eene Commissie van het Klassikaal Bestuur, die op den 20en October zitting hield.
Deze Commissie wendde alle pogingen aan, om Meerburg tot terugkeer te nopen, maar ’ t was te vergeefs. Zijn geweten had hem gedrongen den strijd te aanvaarden ; Hij zou die ook ten einde strijden, daar de overtuiging bij hem bleef: hij mocht niet anders.
Toen de commissie begreep, dat dit niet baatte, wendde zij het over een andere boeg, en trachtte hem te bewegen vrijwillig zijn ontslag te nemen als predikant der Hervormde Kerk. Maar daarvoor was hij natuurlijk niet te vinden. Te helder was hij zich bewust, wie hem tot dat dienstwerk geroepen had; te goed wist hij, dat een dienstknecht des Heeren zijn wachttoren niet vrijwillig mocht verlaten en daarom meende hij op zijn post te moeten blijven, tot de Kerk zelve hem uitwierp.
Toen de Commissie begreep, dat zachte vermaningen en gemoedelijke raadgevingen niet baatten, begon ze te beschuldigen. Ds. Meerburg was oorzaak, dat de gemeente van Almkerk c.a. zoo tegen de gezangen was. Maar Z.Ew. kon deze beschuldiging klaar genoeg weerleggen. Doch zijne weerlegging met een beroep op Gods Woord baatte hem niets. Hij moest schuld belijden over wat hij niet als zonde gevoelde, ja over datgene, wat hij had gedaan in de vaste overtuiging van te hebben gehandeld naar de inzettingen des Heeren. En immers van zoo iets kan men geen schuld belijden.
En toen dan ook de enkele dagen, hem toegestaan, waren verstreken .en er geen belijden van schuld en aanvragen om vergiffenis inkwam bij het Kl Bestuur, kwam Meerburg’s zaak voor het prov. Kerkbestuur van Noord-Brabant. Dat bestuur vergaderde op 24 November 1835, en zond aan ds. Gezelle Meerburg een schrijven, waarin hem werd medegedeeld, dat het Kerkbestuur zich in de noodzakelijkheid zag, hem van het predikambt in de Herv. Kerk te ontzetten, In dat schrijven wordt eerst aangehaald het adres van ds. Meerburg, aan de Synode gezonden. Daarna wordt breedvoerig gehandeld over de gezangen kwestie en onder vele schoon-schijnende redenen (alles sofismen natuurlijk) wordt »zijne schuld in dezen bewezen en tevens zijne verharding in’t kwade, waarom dan ook het prov. Kerkbestuur niet anders mag, dan hem beschouwen, als iemand, die secten en muiterijen in kerkregeeringen begeert aan te richten en alzoo als een man, die in de Ned. Herv. Kerk ongeschikt is voor het Leeraarsambt. « — Och, hoe vroom!
Deed zulk eene afzetting ds. Meerburg nog pijn ? Zeer zeker deed het hem pijn, maar niet om hem zelf, maar omdat zoo duidelijk bleek: de Herv. Kerk is niet meer de kerk. des Heeren, want de getrouwe getuigen werden uitgeworpen. Daarom scheidde ook hij, met den kerkeraad en een groot deel der gemeente, zich van de Herv. Kerk af en voegde zich bij het kleine verachte hoopje, dat reeds was uitgetreden. Maar dat verachte hoopje had de belofte: »Ik ben met U tot aan het einde der eeuwen«, en in de kracht des Heeren, die die belofte gaf, traden ze, hoe ook gesmaad, gemoedigd voort.
V.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Geschiedenis van de Kerk des Heeren in Nederland gedurende de laatste eeuw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1898

De Wekker | 4 Pagina's