Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods Woord regel ook voor het gebed 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods Woord regel ook voor het gebed 1

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij noemen den bijbel den eenigen regel voor geloof en wandel, maar het komt op de praktijk aan en daarin wordt veel gezondigd, ook zelfs bij verrichtingen, welke de heiligste moeten zijn. Die tot onze koningin naderen zou, zou zeker aan een der vertrouwden vragen, welke de eischen waren van het hof, in welken vorm zijzelve wilde genaderd en aangesproken zijn. Wij hebben daarom te vragen aan den Heere Jezus: leer ons bidden” en wij hebben het antwoord in onzen bijbel. De Schrift nu leert ons, dat de Heere het hart kent en de nieren proeft. De vorm is derhalve eene tweede zaak, het gevoel des harten is het voornaamste, waar het alles op aankomt. Toch is het zoo vaak omgekeerd. Er wordt zooveel gebeden zonder dat men beseft te staan voor den God van hemel en aarde. Ik zag niet zelden in de kerk den binnentredenden het hoofddeksel voor het gelaat houden, terwijl de oogen rechts en links loerden wie ter kerke waren. Is het niet godonteerend, als men bij de huisgebeden de vormen van groote piëteit aanneemt, en misschien wat gedachtelooze woorden prevelt zonder eenige heilige stemming des harten, of zelfs aan geheel andere, aan wereldsche zaken denkt.
Groote schuld heeft zeker hieraan de gewoonte om zoo lang mogelijk te bidden. Dat er tijden en gelegenheden kunnen zijn, waarbij het hart zoo vervuld is, dat men niet met enkele woorden eindigen kan, zegt ons Salomo’s gebed bij de tempelwijding, toch leest ge het wel tien malen in den tijd, dat deze of gene broeder u dwingt in een biddende houding neer te zitten. Ware het dan, dat de voorganger bezielde woorden sprak, woorden tintelende van geloof en liefde, gij zoudt er met blijdschap in uw God naar kunnen luisteren en met Israël zeggen: »zwijg niet van onzent wege”, .doch vaak gevoelt ge het, dat men rekken wil. Telkens weer van voren aan beginnen, vijftig maal hetzelfde stopwoord, dat dienst moet doen om tijd te winnen ten einde weer wat te bedenken; gedurig weer van voren aan, dat maakt, dat men zich over dat geestdoodende, dat alle gevoel uit doovende ergeren moet. Is het wonder, dat soms in de kerk de man het lange staan niet meer uithouden kan, en de vermoeide werkman door het Amen uit zijne zoete rust wordt wakker geschud? Is het niet natuurlijk dat hongerige magen beginnen te jeuken en de jeugdige bezitters er van een bitteren afkeer krijgen van het gebed?
Vragen wij hieromtrent den bijbel, dan zegt ons die, dat het heidensch is. Leest slechts opmerkzaam en neemt toch ter harte Matth. 6 : 7 : "als gij bidt, zoo gebruikt geen ijdel verhaal van woorden, gelijk de heidenen; want zij meenen, dat zij door de veelheid van woorden zullen verhoord worden. Wordt dan hun niet gelijk, want uw vader weet, wat gij van noode hebt, eer gij Hem bidt.” Luistert naar den Heere als Hij de gelijkenis van den Farizeër en den tollenaar uitsprak. De eerste bad betrekkelijk lang, de tollenaar kort. Welke was de bede van Mozes, als hij om Mirjams genezing vragen zou ? Laat ons toch bijbelsch handelen, vooral in het gebed.
Als wij bidden moeten wij alleen den Heere voor oogen hebben en niet de menschen. Is dat laatste het geval, zoo is men onnatuurlijk. Men zoekt dan naar schoone woorden, naar treffende gezegden, vlecht soms in wat men van anderen hoorde en prachtig klonk. Is het niet goddeloos menschen op het oog te hebben, of liever zichzelven, eigen roem te beoogen en dat onder den schijn van tot God te spreken ? Is dat niet een schandelijk misbruiken van het heilige? De Heere leerde Zijnen discipelen als aanspraak des gebeds: »Onze Vader, die in de hemelen zijt.” Maar waar is bij zulk bidden het kinderlijk pleiten, het kinderhart, dat zijne behoeften uitstort voor Zijn almachtigen Vader? Een kind zoekt daarbij niet naar woordenpraal, maar vraagt eenvoudig.
(Wordt vervolgd.)
van Lingen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Gods Woord regel ook voor het gebed 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1898

De Wekker | 4 Pagina's