Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Diaconieën

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Diaconieën

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken een schrijven naar de diaconieën gegaan, teneinde een deugdelijke statistiek van het Armwezen te helpen voorbereiden; een maatregel, die natuurlijk ten doel heeft, richtsnoer te geven bij de te ontwerpen wijziging van de Armenwet.
Met het oog hierop is het niet overbodig, kerkeraden en diaconieën van alle Protestantsche kerken te manen tot voorzichtigheid.
Wat nu van Regeeringswege gevraagd wordt, is een beleefd verzoek.
Vriendelijk nadert men de kerken, en noodigt ze b. v. uit haar armwezen te willen regelen en indeelen naar tabellen door den Burgemeester toegezonden, en wel zoo goed te willen zijn, van deze ingevulde tabellen inzage te willen geven.
Aan zooveel vriendelijkheid weerstand te bieden, schijnt haast te veel voor het kiesch gevoel.
En toch komt het ons geraden voor, dat men ditmaal niet te grif in het inwilligen en niet te gul met zijn mededeelingen zij.
Als particuliere vereenigingen voor een wetenschappelijk doel mededeelingen vragen, steekt er geen kwaad in, en is die gulheid en openhartigheid op zijn plaats.
Maar hier gaat het onderzoek uit van de Regeering, en dit maant tot bedachtzaamheid.
Immers, het is geen geheim, dat in de Ministerieele Bureaux plannen in de maak zijn, om de vrijheid der diaconieën nog meer te na te komen, dan dit dusver reeds het geval is.
Er is telkens gesproken van centralisatie van het armwezen, en de wenschelijkheid is geuit, om ook de kerkelijke armverzorging in die centralisatie op te nemen.
Dit nu kan niet anders uitloopen dan op een denatureering van den Dienst der Barmhartigheid, en haar omzetting in gewone „ Armverzorging”, en voorts op nieuwe inbreuk op de vrijheid en zelfstandigheid der Christelijke kerk.
Reeds bij de kieswet hebben we van die inbreuk op der Kerken vrijheid een eerste proeve gehad.
Geheel zonder grond is toen aan diaconieën de last opgelegd, om mede te deelen, of met name genoemde personen al dan niet „bedeeld” waren; iets wat geheel in strijd is met het wezen der diaconie, die geen „armverzorging” bedoelt, maar onderlinge broederlijke ondersteuning van wie tot één lichaam, één gilde, één groot gezin behooren.
Zelfs zijn tegen het niet nakomen van deze verplichting zware boeten bedreigd geworden.
Men weet, hoe wij indertijd tegen dit alzoo bejegenen van de „bedeelden” geprotesteerd hebben, en, wel wetende, dat we de uitzonderingen er niet door kregen, om schrapping van de uitsluiting der bedeelden gevraagd hebben.
Toch was daartoe op dat oogenblik het betere denkbeeld nog niet genoegzaam doorgedrongen.
Maar daarom te meer zij men thans op zijn hoede, niet zelf, eigener beweging, nieuwe banden te gaan aanknoopen, die straks tot nieuwe beperking van de vrijheid der kerken leiden zullen.
Onder het geldend recht zijn de diaconieën nu eenmaal, tegen bet beginsel in, als officieele „instellingen van weldadigheid” op de lijst gebracht, en hieruit vloeit voort de verplichting, aan de diaconieën in Art. 10 en 12 van de Wet van 28 Juni 1854 (St. no. 100) opgelegd.
Deze artikelen luiden met de strafbepaling in Art. 11 aldus:
»De besturen van alle instellingen van weldadigheid doen jaarlijks, binnen den daarvoor door den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen termijn, en in den door dezen voor te schrijven vorm, ten behoeve van het verslag bij art. 195 der Grondwet bedoeld, aan het gemeentebestuur opgave van het getal der door hen ondersteunden of verpleegden; van het beloop hunner uitgaven voor beheer en voor onderstand van allerlei aard, en van dat hunner inkomsten door collecten, inschrijvingen of andere vrijwillige bijdragen en subsidiën.
De besturen der burgerlijke en gemengde instellingen doen daarenboven alle verdere opgaven, door de regeering noodig geacht.
De bestuurders die niet voldoen aan het voorschrift van art. 10, worden elk met geldboete van vijf en twintig tot vijf en zeventig gulden gestraft.
De besturen der kerkelijke, gemengde en bijzondere instellingen van weldadigheid moeten, des gevraagd, aan de burgerlijke besturen opgeven of een arme, die zich bij een burgerlijk bestuur heeft aangemeld, van hen al dan niet onderstand kan erlangen.
De bestuurders, die deze opgaven niet doen binnen veertien dagen na de aanvraag, worden elk met geldboete van tien tot vijf en twintig gulden gestraft.
Dit is dunkt ons al veel.
Maar eer men vrijwillig nog meer ga geven, zie men wel toe, waarop het uit zal loopen.
Respice finem, roepen we daarom alle kerken toe.
En zonder nu onheusch te zijn, zouden wij liefst niet meer antwoorden, dan dat men bepaalde vragen om inlichtingen gaarne in overweging zal nemen, om daarop naar bevind van zaken te antwoorden.
Bovenstaand stuk nemen we over uit „de Standaard”. Dit stuk verspreidt licht over hetgeen dienaangaande op onze Synode werd besproken.
Kerkeraden en Diaconieën onzer Kerk, die hieromtrent later inlichting behoeven, kunnen zich wenden tot den heer G. RENKEMA, EZN„ Secretaris van de Syn. Comm.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Diaconieën

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 juli 1898

De Wekker | 4 Pagina's