Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitvaart van Ds. H.A. Jonkman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitvaart van Ds. H.A. Jonkman

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere heeft weder een Zijner dienstknechten tot zich genomen. Er is een bidder en oud-strijder minder op de aarde, maar een juicher meer in den Hemel.
Ds. H. A. Jonkman, de emeritus-predikant der gemeente Noordeloos,is niet meer. Aan den avond van 27 October mocht deze broeder, die grijs geworden is in den dienst zijne Gods, de eeuwige heerlijkheid ingaan. Een zeldzaam voorrecht werd hem geschonken door 46 jaren als een trouw wachter op Sions muren te mogen staan. We vergeten nooit het oogenblik, waarop we die groote smart in zijne van ijver blakende oogen zagen, toen de Heere hem door eene ziekte in zijn spraakvermogen het kruis oplegde, zijne laatste levensdagen in stilheid door te brengen. Zacht en kalm, slapende heeft hij het tijdelijke verwisseld met het eeuwige. Zijne kinderen hebben geen woord meer van den stervenden vader gehoord, doch dit was niet noodig, want zijn leven sprak duidelijk, dat hij geen vreemdeling van den weg was, dien hij anderen aanprees. Met zegen arbeidde hij in verschillende gemeenten van ons vaderland. Velen zullen zich zijne ernstige prediking nog herinneren. Ds. Jonkman was een van de eerste predikanten, die getrouw bleven aan het beginsel der Scheiding en die protest aanteekenden tegen de combinatie van 1892. De kerkeraad van Noordeloos met Z.Eerw. aan het hoofd heeft nooit het Reglement van 1869 afgeschaft.
Deze broeder is evenwel afgelost, nadat een jeugdige broeder tot zijn arbeidsveld is ingegaan. Dinsdagnamiddag werd het stoffelijk’overschot naar de laatste rustplaats gebracht. In den stoet volgden de geheele familie, een deputatie van den kerkeraad der gemeenten Noordeloos en Oud-Beierland, een tweetal predikanten en andere bekenden.
Nadat de kist in de geopende groeve was nedergelaten, nam ds. Bakker, van ’s-Gravendeel, als naastbij wonende ambtsbroeder, het woord. Z.Eerw. sprak uit, dat op den ontslapen broeder van toepassing is: „Zalig zijn de dooden, die in den Heere sterven.” „Vreemd klinkt u misschien dat woord“, zoo ging spr. voort, „aan deze groeve, waarin het stoffelijk omhulsel wordt weggelegd van een eerwaardigen dienstknecht. De wereld noemt een mensch zalig, als de blos der gezondheid zijne wangen siert, als hij zich in weelde kan baden, maar de Heere zegt niet: Zalig zijn „de levenden“, maar „de dooden“. Dat bleeke gelaat, door den dood met vale kleur getint, die ijskoude wangen, die gebroken en verglaasde oogen, die verstijfde handen, alle teekenen des doods, zijn zoo afstootend. Maar de dag des doods was voor onzen broeder een gewin, want zijn leven was met Christus verborgen in God. Onze dierbare doode is zalig, omdat hij in den Heere ontsliep.
Hier op aarde was het hem zalig Gods liefde te genieten, vrede te hebben in Christus, den Heere te leven en te dienen, de begeerte zijner ziel. Hij was een uitdeeler van de verborgenheden Gods, een vriend in nood, een broeder in vertroosting, een hand en voet voor het arme volk van God. Hij wilde zoo gaarne, dat de Heere zijne prediking mocht zegenen, opdat de kroon van den Goël door die toegebrachte parelen in glans en heerlijkheid toenam. Met Da Costa was het zijne leuze:
„Voor U wil ik strijden, voor U wil ik lijden, Voor U wil ik de aarde doorgalmen met lof! Aan U wil ik adem en levenskracht wijden, Tot de Engel des levens mij slake uit dit stof! “
Hij geniet ongestoord de zaligheid. Hij is ingegaan tot achter het voorhangsel, staande voor den troon. Als we iets op deze kist zouden leggen, dan zou het zijn een groenende palmtak, als symbool, wat zijne verloste ziel nu doet voor den troon des Lams. Hij rust van zijn veelomvattenden arbeid en zijne werken volgen hem.
Hierna sprak de heer Renkema, van Utrecht, als lid der Syn. Commissie, en herinnerde aan het bekende grafschrift:
„Hier rust hij, die niet rusten kon,
Voordat hij Jezus zielen won, —
Een bidder voor zijn vaderland,
Maar hij is nu aan d’ andren kant
In ’t vaderland van Abraham,
Alwaar hij volgt het zalig Lam!”
„Dit grafschrift past“, zeide de heer R., „ook op hem, wiens stof daar aan de aarde wordt toevertrouwd.
Wij allen weten, wie hij was in zijn leven. Bijna een halve eeuw lang diende hij als een ijverig arbeider in den wijngaard des Heeren. Van zijn God te getuigen, zijn Zaligmaker te prediken was de lust van zijn leven en hoevelen zijn er niet, die ’t getuigenis hebben doen hooren: „de Heere gebruikte ds. Jonkman als slijk aan Zijne vingeren om mij, blinden zondaar of zondares de oogen te openen!«
„Prediken“, zei hij meermalen, „is mijn lust en leven; — ik zou wel dag en nacht willen preeken. “
Nu rust hij uit van den arbeid, — rust hij uit ook van den strijd.
En welke tong zal kunnen omschrijven de gelukzaligheid, die onze broeder thans geniet, nu hij van de strijdende in de triomfeerende Kerk is overgegaan ? Nu is ’t aan hem vervuld: » God zal alle tranen van hunne oogen afwisschen en de dood zal niet meer zijn; want de eerste dingen zijn voorbij gegaan. “ Eeuwige blijdschap zal immers op hun hoofd wezen; droefheid en zuchting zullen wegvlieden. Nu geniet hij die eeuwige zaligheid, die zal bestaan in het zien van God, want ’t is ’s Heilands eigen woord: „Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien! “ “
In een gedicht, getiteld: „Hoe zal ’t hem zijn? “ schetste de heer R. daarna nog de roeping, den arbeid en de zaligheid van dezen, in zijnen Heere en Zaligmaker ontslapen dienstknecht.
Vervolgens trad de WelEerw. Heer ds. G. BOS, van Gouda, als ambtsbroeder en vriend van den overledene, tot de groeve en sprak over de heerlijke belofte: „Er blijft dan eene ruste over voor het volk van God. “ „Rust is zoo verkwikkend voor den vermoeiden daglooner. Rust is zoo zoet voor den moegestreden soldaat, die uit den krijg tot zijn haardstede wederkeert. Rust is zoo aangenaam voor den zeeman, die door de stormen en branding heeft geworsteld en in de veilige haven is binnen geloopen. Rust, heerlijk woord, dat op elken Sabbathdag in het huis des gebeds genoten wordt door de pelgrims-reizigers naar Sion. De aardsche rustdag is een flauw beeld des hemelschen. De eeuwige ruste geniet ook deze moegestreden dienaar. Hij is gekroond uit den strijd te voorschijn gekomen. Hebt gij die rust ook voor uzelven? Hebt gij den Heere Jezus reeds gezocht en gevonden ? In Hem is de ware rust voor uwe ziel, maar buiten Hem de eeuwige onrust. Kinderen van den ontslapen vader, geve de Heere u allen die genade, dat ge in den weg des geloofs uwen vader moogt navolgen. “
De jongste zoon van ds. Jonkman dankte de sprekers voor het vertroostend woord en de laatste eer, die allen hunnen onvergetelijken vader hadden bewezen.
Eene groote schare van belangstellenden verliet met ons den doodenakker, onder den indruk, dat hier een tarwegraan in de aarde werd gelegd, dat in den dag der opstanding met onverderfelijkheid en onsterfelijkheid zal zijn bekleed.
B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1898

De Wekker | 4 Pagina's

De uitvaart van Ds. H.A. Jonkman

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1898

De Wekker | 4 Pagina's