Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Spreuken en onderwijzingen uit de geschriften der vaderen 6

Bekijk het origineel

Spreuken en onderwijzingen uit de geschriften der vaderen 6

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.
Wedergeboorte en Doop.
Men wende voor wat men wil, de ware reden waarom de nieuwe geboorte wordt veracht, is omdat men een nieuw leven haat.
Die ongaarne hoort van voor God te leven, hoort noode van uit God geboren te worden, Laat ons naspeuren wat de Schriftuur aan gaande de Wedergeboorte leert en verklaren wat ze niet is, of wat zaken men er valsch voor opgeeft, en wat ze waarlijk is.
De wedergeboorte bestaat niet in deel te hebben aan de instelling van den Doop en ’t belijden van de leer der bekeering. Dit is alles, wat sommigen aan de wedergeboorte willen toekennen, tot geheele verwerping en vernieling van de genade van onzen Heere Jezus Christus. Want het verschil is in dezen niet of de instellingen van ’t Evangelie, gelijk den Doop, waarlijk mededeelen inwendige genade aan hen, aan wien zij uitwendig recht bediend worden, hetzij ex opeie operate, uit het gedane werk, gelijk de Roomschen zeggen, of als een middel, Verbondsgewijze, tot geleide en mededeeling van de genade, die zij beteekenen en veronderpanden, maar of het uitwendig genieten van de instelling, gevoegd bij ’t belijden van berouw in volwassenen, niet zij alles wat wedergeboorte wordt genoemd De ijdelheid van deze verwaande dwaasheid, die alle evangeliegenade vernielt, en uitgevonden is om in ’t zondigen voet te geven en hen te verbergen de noodzakelijkheid om te worden wedergeboren, en daarin weder te keeren tot God, zullen wij openleggen in ’t verklaren van de nature van ’t werk zelf. Thans dienen de volgende reden om dit uit den weg te ruimen. De wedergeboorte bestaat niet in deze dingen, die alleen zijn uitwendige teekenen en werken van dezelve of ten hoogsten ingestelde middelen om ze te bevorderen. Want de natuur der zaken verschilt en is onderscheiden van derzelver middelen, bewijzen of panden.
De Doop nu en ’t belijden van deszelfs leer is niets meer, gelijk alle die over zijn natuur geschreven hebben toestemmen. De Apostel Petrus stelt deze zaak in haar ware schikking (1 Petr. 3 : 21) ter beantwoording waarvan ook de Doop ons nu behoudt, — niet het afleggen van de veelheid van ’t vleesch, maar het antwoord van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus. De uitwendige bediening van deze instelling, stoffelijk aangemerkt, reikt niet verder als het afwasschen van de vuilheid van ’t vleesch, maar daardoor wordt meer beteekent. In dezelve wordt aangeduid het we der beding van een goed geweten tot God, door Christus opstanding uit de dooden, of een geweten gezuiverd van doode werken om den levenden God te dienen. Hebr, 9 : 14, en levend gemaakt uit kracht van Zijne opstanding, tot heilige gehoorzaamheid. Zie Kom. 6 : 3—7.
Apostel Paulus onderscheidt duidelijk de uitwendige instellingen, met alles wat behoort tot het behoorlijk genieten derzelve, zelfs van het werk der wedergeboorte, Gal. 6 : 15. In Jezus Christus baat besnijdenis niets, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel. Want gelijk door besnijdenis daar wordt bedoeld het geheele stel van Mozaïsche instellingen, veronderstelt de voorhuid, gelijk ze toen was in de belijdenis doende heidenen, deelgenootschap aan al de instellingen van het evangelie. En van die alle onderscheidt Paulus het nieuwe schepsel, ronder hetwelke zij alle kunnen zijn, en dan in Christus niets waardig. Was dit zoo, dan moesten allen, die behoorlijk gedoopt zijn, en daarop belijden de leer des Doops, dat is van bekeering tot vergeving der zonden, noodzakelijk worden wedergeboren. Dit nu weten wij anders te zijn. Bijvoorbeeld: Simon, den Toovenaar, was recht en behoorlijk gedoopt, ja door Filippus, den evangelist, dat niet kan zijn zonder belijdenis van geloof en bekeering; diensvolgens wordt gezegd, dat hij geloofde (Hand. 8 : 13) dat is: hij beleed zijn geloof in ’t evangelie. Hij was nochtans niet wedergeboren, want terzelver tijd had hij geen deel noch lot in die zaak; zijn hart, niet recht zijnde in Gods gezichte, maar in de galle van bitterheid en hand van ongerechtigheden (vs. 21, 23) hetwelk geenszins beschrijft een nieuw wedergeboren en bekeerd mensch.
J. Owen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1898

De Wekker | 4 Pagina's

Spreuken en onderwijzingen uit de geschriften der vaderen 6

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 november 1898

De Wekker | 4 Pagina's