Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zaligmaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zaligmaken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

»en gij zult Zijnen naam heeten Jezus; want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden.” Matth. 1 : 21b

Overeenkomstig de wet des Heeren werd het kindeken Jezus besneden op den acht-sten dag. Bij die gelegenheid ontvingen de kinderen der Israëlieten hun naam. Hoe de naam zou zijn van den eerstgeborene van Maria, was te voren door den engel bericht, die aan Jozef in den droom was verschenen, niet alleen om hem te onder-richten omtrent den toestand, waarin Maria, zijne vrouw, verkeerde, maar ook om hem te zeggen, dat de zoon, die uit Maria zou geboren worden, »Jezus” zou worden genaamd, met de verklaring er bij: »want« Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden.” Wat de engel des Heeren hierbij sprak, dat sprak hij in den naam van God, Zijnen Zender, zoodat de naam »Jezus” niet van engelen, — maar van goddelijken oorsprong is.
Die naam beteekent Behouder, Verlosser, Zaligmaker, en de persoon, die dezen naam draagt, beantwoordt volkomen aan wat die naam uitdrukt. Wel was deze naam, die in het Hebreeuwsch Jozua vertaald wordt, oudtijds ook door anderen gedragen, doch nooit anders als in een oneigenlijken zin. Jozua, de zoon van Nun, de opvolger van Mozes, die de Israelieten in Kanaan had gebracht, en Jozua de zoon van Jozadak, in zijn ambt als hoogepriester, waren beide typen of voorbeelden van Christus. Zaligmaker in den eigenlijken zin van het woord is Jezus alleen. Als de eerstgeboren Zoon van Maria, en als de eeniggeboren Zoon van God, zijn in de eenigheid Zijns persoons de menschelijke en goddelijke natuur vereenigd. Alleen zulk een kon de Zaligmaker van zondaren zijn.
Der menschelijke natuur moest hij deelachtig zijn om te kunnen lijden en sterven, en de goddelijke natuur was Hem noodig om de straf der zonde te kunnen dragen en anderen daarvan te verlossen. Onder verschillende namen was de Zaligmaker ouder de oude bedoeling voorgesteld en beloofd. Maar altijd zóó, dat Israël in Hem verwachtte »Jehovah, den Heere onze Gerechtigheid,” gelijk Jeremia hem nadrukkelijk aankondigt.
Al de heerlijkheid, dierbaarheid en noodzakelijkheid van Zijn Persoon trekt zich samen in den naam Jezus, dien de Middelaar draagt. Gelijk de naam Christus een ambtsnaam is, is de naam Jezus een persoonsnaam, waardoor de Zaligmaker als een geheel eenig persoon in de gewijde geschiedenis wordt vermeld.
Eenig is die naam, eenig de Persoon, die dezen naam draagt, eenig de geschiedenis, aan dien naam verbonden.
Die naam klinkt zondaren, die de beteekenis van dien naam kennen, als hemelsche muziek in de ooren.
Die naam is het middelpunt, waar zich geheel de geschiedenis der Christelijke Kerk om beweegt. Wat zoovele eeuwen lang door God werd beloofd, wat al de eeuwen door met reikhalzend verlangen werd gehoopt en verwacht, zien we einde-lijk in de volheid des tijds, overeenkomstig Gods wondervollen raad, in Hem geopenbaard.
Dat was de inhoud van het eerste kerstevangelie door den engel aan de herders in de velden van Bethlehem gepredikt, als de stof tot groote blijdschap, die allen volken wezen zal: » De Zaligmaker, Christus, de Heere, in Davids stad.”
De duisternis van den nacht, waarin die eerste prediking van Christus’ geboorte plaats had, mag wel als een zinnebeeld worden aangemerkt van de duisternis dier tijden zoowel als van de duisternis van het menschelijke hart,
Trouwens wat de wereld is zonder en buiten Jezus, heeft de geschiedenis geleerd van het heidendom.
Daarom was de Messiaansche voorzegging van den profeet Jesaja zoo heilvol: »Maak u op, wordt verlicht, want uw licht komt, en de heerlijkheid des Heeren gaat over u op.”
Daarom waren al Gods beloften van het paradijs af, aangaande den “Verlosser gedaan, zoo heilvol.
Daarom is en blijft de prediking van het evangelie zulk een blijde boodschap voor alle volken en voor ieder zondaar persoonlijk, als men maar den inhoud van die prediking door Gods genade verstaat.
Er is onder den hemel geen andere naam geopenbaard, door welken wij moeten zalig worden.
In dien naam zal eens alle knie voor God worden gebogen. Van dien naam is kracht uitgegaan door alle eeuwen, en daar zal kracht van uitgaan, zoolang het evangelie op aarde verkondigd wordt.
»Zaligmaken” zegt dan ook meer dan door eenig schepsel naar waarde kan worden omschreven.
Immers het doet denken aan den staat der ellende, waaruit Jezus de Zijnen verlost. Die staat wordt in de H. Schrift niets minder genoemd dan een doodstaat. Dood is de mensen van nature door de zouden en de misdaden. En wat is van een doode te wachten ?
In zonden ontvangen en in ongerechtigheid geboren, is de mensch, in zijn verbondshoofd Adam aangemerkt, een vijand van God en van zijnen naaste. Hij is, als zoodanig aangemerkt, niet anders als van nature geneigd om te doen en te bedenken, wat kwaid is in de oogen des Heeren. De Schrift zegt: »Allen zijn wij afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden, er is niemand, die goeddoet, er is ook niet tot één toe. Hunne keel is een geopend graf; met hunne tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hunne lippen; welker mond vol is van vervloeking en bitterheid. Hunne voeten zijn snel om bloed te vergieten. Vernieling en ellendigheid is in hunne wegen, en den weg des vredes hebben zij niet gekend. Er is geene vreeze Gods voor hunne oogen.”
Hoe men dit ook tracht tegen te spreken, te bedekken en te bemantelen, het is geen getuigenis van menschen, maar het getuigenis Gods.
En op de vraag, hoe en op wat wijze het mogelijk is, dat de zondaar uit dezen staat van ellende verlost, met God verzoend en bevredigd kan worden, is het ééne ware en proef houdende antwoord: alleen in en door Hem, die de Zaligmaker van zondaren is.
Daartoe kwam Gods Zoon in de wereld. Daartoe heeft Hij zichzelven vernietigd (ontledigd), de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende. Daartoe heeft Hg de diepste vernedering willen ondergaan. Daartoe diende Zijn bitter lijden en Zijn vreeselijken kruisdood.
Om de Zijnen uit de macht des Satans te verlossen, moest Christus den Satan, den dood en de hel overwinnen.
En Johannes schrijft: »Hiertoe is de Zone Gods geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels zou verbreken.”
O wonder van genade! Er is verlossing voor zondaren, maar alleen in en door Hem, wiens naam »Zaligmaker” is.
Spreekt de tekst van: »Zijn volk,’’ dan kan dat nooit beteekenen: Israël, want ware dat zoo, dan zou alles, wat uit Israël is, zalig worden, waar het tegendeel duidelijk genoeg van is bewezen.
En evenmin kan dat zien op alle menschen in ‘t algemeen, omdat het tegenovergestelde door de Schrift en de openbaring der menschen duidelijk genoeg wordt geleerd.
Op de vraag, wie we dan door die woorden »Zijn volk” hebben te verstaan, wijzen we op Jezus’ eigen woorden, waar de Heere in Zijn hoogepriesterlijke bede in Joh. 17 spreekt van de Hem gegevenen van den Vader, Van deze getuigt de Heiland elders: »Al wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.” Deze zijn voorgekend van vóór de grondlegging der wereld. Zij worden in den tijd geroepen, wedergeboren, gerechtvaardigd en geheiligd. Van nature zijn zij zondaars, gelijk alle anderen. Door de genade des geloofs met Christus vereenigd, zijn en worden zij leden van het lichaam, waar Christus het hoofd van is.
Uit kracht dier geloofsvereeniging zijn zij uit den dood overgegaan in het leven. Nu zijn zij kinderen Gods en daarmede ook erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus.
In en door Christus is voor hen aan Gods recht voldaan.
Wie zal nu beschuldiging inbrengen tegen hen?
Verlost van vloek en toorn, recht verkregen hebbende tot het eeuwige leven, kan nu van hen worden getuigd: » Niets zal hen scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus, onzen Heere!”
Geen wonder, dat de naam Jezus voor alle oprecht geloovigen zulk een aantrekkelijke en bekoorlijke naam is.
U, die gelooft, schrijft Petrus, is Hij dierbaar.
In dien naam ligt het vereenigingspunt tusschen den hemel en de aarde. Die naam houdt in de prediking van Gods alles te boven gaande, eeuwige en ondoorgrondelijke liefde. Die naam is de schrik voor de hel, de vreugde des hemels, de stof tot ware blijdschap voor allen, die er de juiste beteekenis, bjj goddelijk licht, van leeren verstaan.
Als de wet u vervloekt, uw geweten u beschuldigt, Gods rechtvaardigheid als een vlammend zwaard tegen u gekeerd is, — als ge, van rondom in de engte gedreven, nergens heil of uitkomst ziet, — als ge uzelven te zien krijgt als van het hoofd tot de voeten zwart van zonde, en gij, der wanhoop nabg, geheel verloren schijnt, dan daagt in de prediking van den eenigen en algenoegzamen Zaligmaker Jezus, u redding en heil! Zijn bloed toch reinigt van alle zonden.
Hij bezit alle macht in hemel en op aarde.
Indien Hij ah de Zoon u vrijmaakt, dan zult ge waarlijk vrij zijn.
Daartoe verklaart de Heere zich bereid-willig. Daartoe staat Hem niets in den weg. Daartoe zijt ge nooit te oud of te slecht.
Hij kwam in de wereld, niet om te roe-pen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering.
Wie dat evangelie gelooft, geeft zich geheel en vrijwillig aan Jezus over om zich door Hem te laten zaligen. Die vindt in Hem zijn Borg en Voorspraak. In één woord: die vindt in Hem Zijne gerechtigheid voor God.
Dan kunt ge verblijd in den God van uw heil zingen:

» Mijn Koning is Jezus, Gods liev’ling, Gods Zoon !
Hij heeft al mijn zonden gedragen:
Hij heeft mij gezalfd voor Zijn eeuwigen troon
En wereld en duivel verslagen:
Hij loste ten koste Zijns dierbaren bloeds
Het heil mijner ziele, de rust mijns gemoeds.

,Mijn broeders zijn talloos: de zaal’gen omhoog,
Die juichend Gods heerlijkheid loven:
De vromen beneden, wier hart en wier oog
Nog smacht naar de aanschouwing daarboven,
Hervinden als vrinden elkander bij God
En deelen Zijn vrede en hun zielengenot.”

Met het pas gevierde Kerstfeest achter ons en met het nog maar even ingetreden jaar, waar we niet van weten, wat het ons brengen zal, vóór ons, ligt, in den naam van onzen eeuwig gezegenden Immanuël en Verlosser, al de grond onzer hoop voor het heden en voor de toekomst. In dat geloof zegt Gods kind met een Paulus: »hetzij dan dat we leven, hetzij dat we sterven, we zijn des Heeren.” Hoe diep ge ook zinkt iu de zee der verdrukking; dat zal uw hoofd boven doen blijven. Hoe fel de vijand u ook vervolgt, in dat geloof zult gij overwinnen.
En bij alles, wat u ontvalt, Jezus Christus is gisteren en heden in der eeuwigheid dezelfde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Zaligmaken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1899

De Wekker | 4 Pagina's