Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een woord van W, a Brakel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een woord van W, a Brakel

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op pag. 967 v. van Deel 1 lees ik: »Men kan de uitverkorene kinderen aanmerken òf hoe.zij zijn ten opzichte van God òf in zichzelven. God kent ze als uitverkorenen, als erfgenamen des eeuwigen levens, als verlosten door den dood van hunnen Borg, Jezus Christus. In zichzelve zijn ze gelijk alle andere kinderen, missende het beeld Gods, hebbende het beeld des duivels, zonder zaad des geloofs, zonder wedergeboorte in hun begin of de minste hebbelijke genade, zonder inwoning des Heiligen Geestes en alzoo hatelijk en verdoemelijk, zoodat de grond om hen te doopen niet is eenige genade, die zij nu in zichzelven hebben, noch op grond der eeuwige verkiezing, die voor ons verborgen is. God kan de kinderen van jongs op, hetzij ten deele, hetzij geheel, volmaakt heiligen, gelijk alle kinderen ter wereld zouden gekomen zijn, indien Adam niet gezondigd had, en gelijk Christus volmaakt heilig is geboren, en gelijk de uitverkorene kinderkens in hun sterven volmaakt heilig gemaakt worden, alzoo wel als de volwassene geloovige geheiligd wordt. Maar God doet dat gewoonlijk niet; zoo Hij het al aan dezen of genen buitengewoon deed, daarvan is geene ondervinding of klaar bewijs; zoodat al wederom iets in zich te hebben de grond niet is van kinderen te doopen.
De doop is een teeken en zegel en werkt derhalve niets anders dan beteekenende en verzegelende. Hij werkt door eene ingezette kracht de genade niet, noch het is geen uitwendig teeken, waardoor, waarop of waarbij God de wedergeboorte werkt, gelijk Christus in het doen van Zijne wonderen iets uitwendigs gebruikte, om dezelve klaarblijkelijker te maken en gelijk door de oplegging der handen de buitengewone gaven des Heiligen Geestes medegedeeld werden, zoodat de genadewerkingen Gods niet verbonden zijn aan den tijd en de handeling des doops. Ook brengt de doop het kind niet in een anderen inwendigen staat dan het te voren was en God bemint dat kind niet meer met eene liefde der welbehagelijkheid dan te voren; maar de geheele kracht des doops is dat kind te verzegelen het verbond der genade en al zijne beloften, niet dat het die heeft, maar dat het recht op die heeft en dat God aan hetzelve zal volbrengen, gelijk aan de volwassenen ook toekomende goederen verzegeld worden.
Het formulier van den doop vraagt de ouders en getuigen: of ze niet bekennen, dat hunne kinderen in Christus geheiligd zijn en daarom als lidmaten Zijner gemeente behooren gedoopt te wezen?
Geheiligd zijn wil niet zeggen, dat de kinderen nu in waarheid het beginsel des geloofs, der wedergeboorte en heiligmaking deelachtig zijn; ook niet, dat al de te doopen kinderen en bijzonder dat mijn kind uitverkoren is, bekeerd en zalig zal worden; maar in het gemeen, dat de kinderen der bondgenooten uit kracht van het verbond, met de bondgenooten en hunne kinderen opgericht, zijne goederen in recht hebben enz.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Een woord van W, a Brakel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1899

De Wekker | 4 Pagina's