Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenkingen in de lijdensweken (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenkingen in de lijdensweken (I)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

»Welke overgeleverd is om onze zonden." Rom. 4 : 25a

Gedachtig aan zoovele kranken en lijdenden, alsmede aan zooveel ouden van dagen, die de reis naar de plaats van de openbare samenkomst der gemeente niet kunnen doen, willen we, vooral ook met het oog op dezen, «enige overdenkingen schrijven, gewijd aan het onderwerp, waar de gemeente zoo gaarne de aandacht aan verleent : het lijden en sterven van den Heere Jezus. De apostel Paulus, handelende over de rechtvaardiging des zondaars voor God, niet uit de werken, maar uit het geloof, doet in dit allerbelangrijkste stuk van de leer der zaligheid in het eerste gedeelte van zijn brief aan de Romeinen, onder meer, duidelijk uitkomen, dat in Christus de verdienende oorzaak aller zaligheid moet gezocht worden.
Werden onder de oude bedeeling de geloovigen zalig door geloovige omhelzing der belofte, thans onder de Nieuw-Testamentische bedeeling zien we de belofte in Christus vervuld en geeft de gewijde geschiedenis ons nader het antwoord op de vraag, hoe en op wat wijze dit is geschied. Doch wat zou dit, op zichzelf genomen, nog baten, als de H. S. ons niet tevens leerde, waarom en waartoe dit alles heeft plaats gehad?
In weinige woorden vat de apostel dit alles samen, als hij, tot eene sluitrede gekomen, getuigt, daarmede ziende op Christus als den Borge des Verbonds: »Welke overgeleverd is om onze zenden."
Christus overgeleverd, welk eene geschiedenis in dit tweetal woorden samengevat! Het doet ons denken aan geheel dat vernederde leven van den Heere Jezus Christus, van de kribbe te Bethlehem af tot het kruis op Golgotha. Dienovereenkomstig antwoordt ook onze Heidelbergsche Catechismus op de vraag: »wat beteekent het woordeke geleden? »dat Hij gedurende den ganschen tijd Zijns levens op de aarde, maar inzonderheid aan het einde Zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde van geheel het mensehelijk geslacht heeft gedragen." Geheel dat leven van »den Zoon des menschen" was de openbaring en de verklaring tevens van hetgeen de apostel uitdrukt met het woord: »overgeleverd." Immers, zóó lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon niet heeft gespaard, maar Hem heeft overgegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Zóó lief heeft Christus de Zijnen gehad, dat Hij zich voor hen heeft overgegeven tot den dood, ja, tot den dood des kruises. In die overlevering van Gods heilig kind Jezus zien we de ontsluiering van den wonder-vollen raad Gods tot zaligheid van dood-en doem schuldige zondaren.
Dat doet een Petrus op den Pinksterdag te midden van een groote volks menigte getuigen: »Dezen, door den bepaalden raad en voorkennisse Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrecht vaardigen aan het kruis gehecht en gedood." Zonder het licht dezer goddelijke openbaring zou het allen stervelingen onmogelijk zijn, het lijden van den Heere Jezus Christus te verklaren, zou het ook ons onmogelijk zijn, zelfs maar iets te kunnen verstaan van de diepe beteekenis van het woord ^overgeleverd," in betrekking namelijk tot den Persoon, van wien dit hier wordt getuigd.
Immers, als we in die »overlevering" vim Christus den Almachtige als een machtelooze, den volstrekt Heilige als een onreine buiten de stad Jeruzalem zien lijden, om op een onheilige plaats te worden gedood, — als we Hem, die mede de Schepper is van hemel en aarde, met al wat er in is, zoo diep vernederd zien, dat Hem hongert in de woestijn, dat Hij dorst lijdt aan ’t kruis, dat de vossen der aarde holen en de vogelen des hemels nesten hebben, maar dat de Zoon des menschen niets heeft, waar Hij het hoofd op kan nederleggen, — dan kan dat alleen en uitsluitend hieruit worden verklaard, dat Hij is » overgeleverd." Al zijn een Judas, de verrader, een Pilatus, de stadhouder, het Sanhedrin met geheel het Joodsche volk zich niet bewust van het einde, waartoe hunne handelingen onder Gods al best uren de Voorzienigheid moeten dienen, toch wordt dit van achteren kenbaar uit de uitkomst: Christus is overgeleverd; Hij zal lijden en sterven naar en overeenkomstig den raad Gods.
Overgeleverd aan Joden en Heidenen, overgeleverd aan Zijne vijanden, overgeleverd aan de vreeselijkste folteringen en strafoefeningen, zal alzoo in en door Christus worden verklaard, hoe een Jeremia, van Hem sprekende, dien Overgeleverde in de profetie al noemen kan, voor alle geloovigen: »den Heere onze Gerechtigheid"
In die » overlevering" zien we een geven van de allergrootste en allerkostelijkste gave, waarvan ooit sprake kan zijn.
De Vader geeft den Zoon, Zijnen Eeniggeborene, Zijnen Geliefde, in Wien Hij al Zijn welbehagen heeft. Er kan niets voortreffelijkers uit den hemel op aarde afdalen dan in Hem is aanschouwd. Die Hem heeft gezien, heeft den Vader gezien, want Hij en de Vader zijn één. Hij is veel schooner dan de kinderen der menschen. Genade is op Zijne lippen uitgestort. Hij is meer dan Salomo en dan al de profeten; Hij is God en mensch in eenigheid Zijns parsoons. De wet is door Mozes gegeven; genade en waarheid zijn door Jezus Christus geworden. Profeten en apostelen wedijveren, als hut ware, in het beschrijven van de heerlijkheid en de uitnemendheid van den Persoon, van Wien een Paulus schrijft: Hij is overgeleverd." Geen eer, macht noch grootheid van menschen is bij de Zijne te vergelijken.
Aan vrienden en vijanden heeft Christus bewezen, dat niemand Hein gelijk was. Door teekenen en wonderen bevestigde Hij Zijne leer, dat Hij van God was uitgegaan, en dat Hij waarlijk was de beloofde Verlosser, die komen zoude. Alle krank-heden kon Hu’ genezen. De stormen werden stil op Zijn machtwoord. Zelfs de dooden werden door Hem opgewekt. Hij is overgeleverd en gegeven aan den Vader. Maar dit niet alleen.
Wat de Vader wilde, dat wilde ook de Zoon, Christus heeft ook zichzelven gegeven tot een verzoening voor onze zonden.
Zonder dit wél op te merken en te bedenken zon het allicht den schijn hebben, alsof Christus tot Zijn vreeselijk lijden en sterven ware gedetermineerd, dat wil zeggen met andere woorden, alsof Christus nu eenmaal niet anders kon. Dit wordt trouwens door Hem zelf genoegzaam weerlegd.
Al ’s Heeren vernedering en lijden staat duidelijk beschreven als geheel vrijwillig geschied. Slechts schijnbaar was daarmede in strijd zijne bede in Gethsémané: »Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiedde." Naar Zijne menschelijke natuur kon Christus onmogelijk behagen hebben in lijden. Dat zou veeleer het tegenovergestelde zijn van wat de menschelijke natuur in dezen kenmerkt. Naar Zijn goddelijke natuur daarentegen was de Zoon eenswillens met den Vader. Dat was Hij in den eeuwigen vrederaad, toen het besluit tot verlossing van verlorenen werd genomen, toen de Zoon zich vrijwillig aanbood tegenover de eischen der goddelijke gerechtigheid, om in de volheid des tijds de menschelijke natuur aan te nemen en de broederen in alles gelijk te worden, uitgenomen de zonde. In die vrijwillige overgave aanvaardt Hij in den tijd, wat Hij in de eeuwigheid reeds op zich had genomen. Zoo verscheen Hij als de Zone Gods in dienstknechtsgestalte en* getuigt een Paulus van Hem, dat Hij, die ’t geen root behoefde te achten, Gode even gelijk te zijn, zichzelven heeft vernietigd.
Menschen zouden, indien zij slechts konden, gaarne al het lijden, hoe dan ook, ontloopen. Christus daarentegen, bewust als Hij was van hetgeen Hij als Middelaar en Verlosser bad aanvaard, ging met de meest heldere zelfbewustheid Zijn bloedig lijden en Zijn vreeselijken dood tegemoet. Vrij en openlijk sprak de Heere het uit voor de ooren Zijner jongeren: »Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, eu aldaar zal volbracht worden aan den Zoon des menschen alles, wat van Hem geschreven is."
Zoolang het Zijne ure niet is, ontwijkt de Heere de woede Zijner vijanden. Toen bet de ure was van de macht der duisternis, geeft Hij zich geheel er vrij willig over, opdat volbracht worde, wat van Hem geschreven is: ,,Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld. De straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden.
Zoo sluit dan dat overgeleverd zijn het overgeven van zichzelven niet uit. Als de Zoon is Hjj gegeven en als Borg geeft Christus zichzelven.
De vraag, waarom en waartoe Christus is overgeleverd, beantwoordt de apostel met de woorden: »om onze zonden." Het woord, hier door zonden vertaald, heeft in den grondtekst een woord, dat afvallen of uitvallen beteekent.
Het doet niet alleen denken aan de zonde als overtreding, maar ook aan de ontzettende gevolgen, daaraan verbonden. Meermalen komt dit woord (paraptomata) in dien zin in het N. T. voor. Onze over-zetters hebben dit woord dan ook terecht vertaald in het meervoud, door »zonden", — zonden, welker aantal niet is te noemen; zonden, naenigvuidiger dan de haren des hoof is; zonden, waarvan gezegd moet worden: »wie zou de afdwalingen verstaan?" In dezen staat van ellende en jammer kwam door den val van Adam, ons verbondshoofd, geheel het menschelijk geslacht, Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Door één mensch kwam de zonde in de wereld, en in dien éénen hebben allen gezondigd. Dat doet den geloovige zeggen en belijden: »Adam viel, en ik in hem." Is Christus overgeleverd om onze zonden, dan kan volgens het rede-verband met dat »onze" de apostel onmogelijk bedoeld hebben de zonden van alle menschen, hoofd voor hoofd, maar moet wél worden opgemerkt, dat we daarbij in de eerste plaats aan de geloovigen te Rome hebben te denken, aan wie deze brief is gericht, en vervolgens van al Gods uitverkorenen, die door den Vader Christus tot een erfdeel zijn gegeven. Trouwens dit is de doorgaande leer der H, S., zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament. Alleen van deze, voor zoover zij geroepen en gerechtvaardigd zpn, kan getuigd worden, gelijk we in het eerste vers van het achtste hoofdstuk van dezen brief lezen: »dat er geene verdoemenis ia voor dengenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest." Christus overgeleverd om onze zonden, — welk eene openbaring van Gods eeuwige liefde en ondoorgrondelijk welbehagen! Hoe schitteren in deze goddelijke openbaring al de deugden van Gods heilig Wezen! De deugd Zijner eeuwige wisheid, waardoor zulk een weg tot behoudenis is uitgedacht! De deugd Zijner almacht, waarvoor niets te groot of te wonderlijk is! De deugd Zijner ondoorgrondelijke eeuwige liefde, die het beate, wat zij geven kou, niet te groot acht om het tot redding van verlorenen af te staan! Welk een oneindige diepte is er in dit heilgeheim: de Heere der engelen, de vreugde des hemels, het welbehagen Gods, in Christus aanschouwd, is overgeleverd om onze zonden.
Wat voor het verstand van engelen en menschen te hoog en te wonderbaar is, dat doet de Heilige Geest Gods dienaar met zoo weinige, maar met zulke veelbeteekenende woorden omschrijven: «Christus is overgeleverd om onze zonden. In dit Hebt treedt Christus als de Man van Smarten, als de Borg en Middelaar op. In dat licht zien we in Hem en in al Zijn lijden geheel wat anders dan in het lijden van een martelaar, dan in het lijden van een mensch als onzer één. Alleen in en door dat licht zien we den Christus der Schriften in al de diepte Zijner vernedering, in al de zwaarte van Zijn lijden, met de heerlijkheid Gods omschreven. Dan ziet ge in den lijdenden Immanuel de profetie van woord tot woord in vervulling treden.
Van de Paradijsbelofte af tot het victorie aan ’t kruis is alle openbaring Gods omtrent dien eenigen Middelaar gegeven, zoo aanbiddelijk, zoo wonder vol, dat alles u noopt tot da erkentenis: de Heere is getrouw! Hoe menigmaal ook verzondigd, hoe gansch onwaardig in onszelven, hoe lang ook verbeid, te zijner tijd is Hij gekomen, Christus de Heere, geboren in Davids stad.
Dat zal de geschiedenis worden van dat wonderkindeken te Bethlehem, waarmee een Simeon in de armen God loofde in den tempel en zeide: »Mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien." Dat zal de groote, de geheel eenige beteekenis zijn van geheel Zijn vernederend leven, van Zijn vreeselijk lijden en van Zijn gansch bitteren dood: overgeleverd om onze zonden.
Geen wonder, dat de gemeente zoo gaarne bij dat lijdensevangelie van Christus wordt bepaald. Geen wonder, dat onder den invloed des Heiligen Geestes van dat evangelie steeds een kracht is uitgegaan, welke door den natuurlijken mensch niet kan verstaan worden.
In dat groote wonder der verlossing ingeleid, kan Gods kind niet anders dan ootmoedig voor Zijn God in ’t stof knielen, om, met aanbidding en dankzegging vervuld, den Heere te erkennen als den God zijns heils. Welke bladzijde gij dan ook leest uit de geschiedenis van Jezus’ lijden, overal en altijd, als ge geloovig daarin den naam van uw Verlosser en Zaligmaker leest, en ge, alzoo op Hem ziende, zeggen moogt: overgeleverd ook voor mij, — overgeleverd voor mijne zonden, — overgeleverd om voor mij de welverdiende en vreeseljjke straf der zonde te dragen en een eeuwige zaligheid voor mij te verwerven, — zult ge stof te over hebben tot aangename meditatie, tot verootmoediging over den Heere, stofte ook om u te verlustigen in Hem, die, getrouw tot in den dood, nu, aan de rechterhand Gods des Vaders verhoogd en verheerlijkt, daar den Zijnen eeuwig ten goede gedenkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Overdenkingen in de lijdensweken (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 maart 1899

De Wekker | 4 Pagina's