Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan een vriend te Ulrum (159)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan een vriend te Ulrum (159)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde vriend!

Onder ‘s Heeren volk leeft de verwachting, dat Israël nog eenmaal in het Heilige Land als volk zal herleven. Vóór het einde der dagen zal men, naar aller meening, een grooten trek van Joden naar Palestina aanschouwen, die daar eindeljjk tot de erkenning van den Gekruisigden Christus als hun Vorst Messias zullen komen. Hoeveel moeite de Apostel Paulus keer op keer aan het volk, dat naar zijn afkomst tot zijne maagschap behoorde, aanwendde om ze tot het geloof in den Heere Jezus te bewegen, leeren ons de Handelingen der Apostelen.
Maar ook lezen wij daar, hoe weinigen naar de woorden des Apostels luisterden.
De geestdrift voor de bekeering der Joden is al spoedig na de eerste eeuw van het Christendom uitgedoofd.
De Apostelen, zelf van Joodsche afkomst, gevoelden zich sterk tot hun broederen naar den vleesche aangetrokken.
Toen die heilige mannen van de aarde opgeroepen waren en de arbeid voor het Koninkrijk der hemelen den bekeerden heidenen werd opgelegd, trok de Kerk zich over ‘t algemeen de Joden weinig aan.
Geheel verloor men ze niet uit het oog. Hier en daar vond en vindt men nog enkele sporen van bearbeiding met het Evangelie onder hen, doch die gaan bijna geheel verloren onder de onverschilligheid, welke Gods volk voor hen toont.
En toch .... de Heilige Schrift zegt ons, dat gansch Israël nog eenmaal zal zalig worden.
De Heere houdt zijn hand aan het zaad Jacobs, al meent het, als in Achabs dagen, den God der vaderen niet meer noodig te hebben.
Tot vandaag blijft het onder Hooger leiding een typisch volk.
Verstrooid onder de natiën, heeft het er zich niet mee vermengd.
Zelfs in het maatschappelijk leven neemt het nog een gansch bijzondere plaats in. Het wandelt daarheen als een levend en levendig bewijs van de waarheid des Bijbels en teekent in zijn bobbeligen haviksneus, in zijn diep-zwarten haarbos, in zijn zucht tot opzicht, in zijn smaak tot helle kleuren steeds de natie, die niet thuis behoort aan de lauwe Wester stranden.
Verbasteringen aanschouwen wij, zeker, maar als uitzonderingen.
Het geheele optreden van den Jood roept ons toe: ik behoor hier eigenlijk niet thuis. Sommige Joden spreken het zelfs onverholen uit.
En een teeken des tijds mag het heeten, dat zij thans zich voor een gedeelte tot een grooten bond hebben vereenigd, met het doel om den terugkeer naar Palestina in sterke mate te bevorderen.
Over de gansche wereld, zoover de beschaving haar voet heeft gezet, leven Joden. En van alle deelen der aarde sluiten zij zich aan bij de Zionisten.
Ouder dezen naam stichtten de Joden een bond, beoogende uitsluitend den terugkeer te bevorderen naar den bodem, zoo lang door Abraham’s nakomelingen als erfdeel van den Heere bezeten.
Veel hoort men spreken van de teekenen des tijden, hoewel weinigen het kenmerkende van de verschillende tijden weten te onderscheiden.
In het begin dezer eeuw zag men alles uit elkaar spatten onder den hamer der Revolutie.
Aan het einde dezer eeuw is het wachtwoord: Vereenigt u!
Uit dien hoofde aanschouwen wij organisatie op allerlei gebied. De kracht der organisatie is onberekenbaar en wortelt in de natuur der schepping. Ook de Joden gevoelen daar iets van. Daarom treden zij georganiseerd op.
De vereeniging der Zionisten neemt al door in omvang toe-Voor een paar weken hielden zij een groote vergadering, een Congres, het Zionisten-Congres te Bazel.
Lit alle streken onder de zon zag men daar de verachters van den Messias te zaaien. Dr. Gaster, een rabbijn uit Londen, hield er een geestdriftige redevoering over de taak van het Zionisme.
Het Joodsche volk — zoo ongeveer sprak hij — heeft stand gehouden, ondanks vernedering, knechtschap, smaad, vervolging; ons lichaam werd vertrapt, maar onze geest bleef leven, omdat hij trouw bleef aan het ideaal van het Godsrijk
Thans is het oogenblik gekomen om naar het heilige land terug te keeren en aan de wereld te toonen, dat er nog eene gansch andere levensbeschouwing bestaat dan die, waaronder in Europa de volkeren lijden. Andere natiën brengen op hare schepen de aarde van het heiige land naar hare kerkhoven over; (hier doelt dr. Gasten op hetgeen da Lloomichen plegen te doen)] wij willen ook een composanto hebben, doch op den vrijen bodem van Palestina, als levende natie.
Wij zijn verbrand, verstrooid, onze asch is vertreden; maar de kiemen van een nieuw leven hebben wij bewaard.
Met die kiemen zullen wij optrekken naar de plek van trouwe liefde en toewijding, waar het Jodendom weder als een Phoenix uit zijne asch zal verrijzen.”
Stoute verwachtingen koestert deze blinde Jood.
Zij zullen alle vervuld worden, echter op een andere manier, dan hij gelooft. Wil het Jodendom weer als een Phoenix uit zijne asch verrijzen, dan zal de Levens-vorst in die asch moeten blazen, zoodat zij verstuift.
En naar Hem willen zij nog niet hooren.
Uit Konstantinopel, waar de beheerscher van het Heilige land zetelt, komen interessante mededeeiingen betreffende het Zionisme.
Reeds geruimen tijd worden door de Weensche leiders der Zionitische beweging schreden gedaan, om de toestemming van den Sultan te verkrijgen voor de vestiging in Palestina van aanhangers van het Zionisme.
Men wendde zich tot een Turksch staatsman, die invloed moet hebben bij den Sultan en bereid bleek aan de wenschen van de Zi misten tegemoet te komen.
Begeerig richten de Joden hun blikken naar Jeruzalem.
Zalig, die zijn schreden wendt naar het Jeruzalem daarboven, waar Vorst Messias in heerlijkheid is gezeten aan de rechterhand des Vaders.
Het zij u en mij gegeven als ware Sioninieten, niet als Zionisten, met blijmoedigheid daar heen te mogen treden!

t.t.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Aan een vriend te Ulrum (159)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1899

De Wekker | 4 Pagina's