Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tot wien bidt gij? (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot wien bidt gij? (V)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zal ons gebed den Heere welbehageljjk zijn, dan erkennen wij te spreken tot een heilig God en wij gevoelen met Paulus, (Rom. 8 : 26), dat wij niet weten wat wij bidden zullen gelijk het behoort, en dat wij moeten bidden » naar Zijnen wil” (Joh. 5 : 14). Beteekent dit, dat wij alleen mogen vragen om hetgeen in Gods raad geschreven is? Dan zouden wij eerst hebben moeten lezen in het boek van Gods raadsbesluiten en wij zouden meenen, dat het toch niet aangaat iemand to vragen, dat hij doe, wat hij zelf gezegd heeft te zullen doen. Hier is bedoeld niet Gods besluitende maar Gods wenschende wil. Daarom gaat het gebed soms boven hetgeen mogelijk is en hoe hooger vaak het geestelijk leven in de ziel is des te stouter en te meer omvattend is de inhoud des ge beds, Mozes bad om Gods heerlijkheid te mogen zien. Geen mensch kon die zien en leven. Hij wenschte, dat al het volk profeten Gods zijn mocht. De Heere Jezus zelf’ begeerde, als hij naar Gods besluit Jeruzalem den ondergang aankondigde. dat het nog in dien dag mocht bekennen wat tot den vrede diende en leerde bidden, dat Gods wil op aarde mocht geschieden gelijk in den hemel. In Gods woord lezen wij, dat de Heere geen lust heeft in den dood des zondaars, maar daarin dat hij zich bekeere en leve. Daarom mogen wij vragen om bekeering van eiken zondaar. Er staat: God wil, dat allen zalig worden, zoo mag ons gebed om de bekeering van allen zijn.
Menschelijke wijsheid zoude zeggen: vraag het onmogelijke niet; het geloovig, kinderlijk eenvoudig hart roept ook om heilig voor God te mogen leven, al weet het, dat eerst na dit leven het volmaakte komen kan. De bewustheid echter daarvan dat wij niet weten wat wij bidden zullen gelijk het behoort . noopt ons om steeds ons te buigen onder het Godsbesluit met een : »niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt”.
Laat ons niet vergeten, dat ons geloof in Gods eeuwig besluit iets anders is dan hut fatalisme, dat bij den Mohammedaan, niet bij den Christen te huis behoort.
Zijn wij ons recht bewust, dat wij voor een groot en heilig God staan, dan zullen wij ook gevoelen, dat wij een voorspraak behoeven, Die tot een vorsteljjk persoon met een verzoek wenscht te komen, zoekt naar een middelaar, die in staat is het den toegang te openen Hij laat vragen gehoord te worden; hij moet worden aangediend of brengt zijne begeerte alleen door dien tusschenpersoon over. De Heere is de Koning der Koningen en onze voorspraak is Jezus Christus, Gods eigen Zoon. Deze heeft aan alle Zijne geloovigen de vrijheid gegeven om in Zijnen naam tot den Vader te gaan. Christus is in alles, wat het leven en de godzaligheid aangaat de Middelaar. Ook in bet gebed. Bij herhaling heeft Hij Zich daartoe aangeboden en tot Zijne discipelen gezegd (Joh. 14 : 13 en 14): »Zoo wat gij begeeren zult in Mjjnen naam dat zal Ik doen. Zoo gij iets begeeren zult in Mijnen naam, Ik zal het doen. (Joh. 16 : 23 v.v.): » Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: al wat gjj den Vader zult bidden in Mijnen naam, dat zal Hij u geven. Tot nog toe hebt gij niet gebeden in Mijnen naam; bidt en gij zult ontvangen; opdat uwe bljjdschap vervuld zij.”
Vraagt gij wat dat is: in Jezus naam”? Het is niet, dat gij die woorden invlecht in uw gebed. Het beteekent meer; en die beteekenis is zoo eenvoudig. Stelt, dat tot u komt een klein kind van uwen vriend en het zegt: sik kom in vaders naam u vragen”, wat bedoelt dan dat kind ? Immers door zijn vader gezonden te zijn met die boodschap, wetende dat het uit zichzelven komende, het begeerde niet zou ontvangen, maar nu vragen kan vertrouwende op uwe vriendschap tot dengenen die het zond. Zoo is het ook bij God. Wjj menschen kinderen gevoelen ons schuldig tegenover den Heere; wij weten dat wij elke de minste gave onwaardig zijn, maar de Heere Jezus is de Zone Gods. De Vader hoort Hem altijd. Nu nemen wij vrijheid uit dat woord: »Bidt in Mijnen naam.« Als door den Zoon zelven gezonden vragen wij nu om den zegen, dien wij behoeven en begeeren. Wij zeggen dus tot den Vader: ik durfde als zondig schepsel tot U den Heilige niet naderen, maar omdat Uw Zoon, die voor de zonde voldeed, die Uw welbehagen is, met wien ik door genade in levensgemeenschap ben gebracht, mij heeft gedrongen, mij heeft gezonden, onderwind ik mij tot U te spreken. Zoo ligt dan daarin een pleiten op de zoenverdiensten des Heeren Jezus.
Als gij nu bidt, doet gij het dan tot dien Heilige, als een zondaar die door Zijn gloed zoudt worden verteerd, maar die ook door de eeuwige barmhartigheid onzes Gods in levensbetrekking met Christus gekomen zijt en uit Zijn dierbaar Middelaars-schap nu ook de vrijmoedigheid nemen moogt om God als Vader aan te spreken? Die als zulk een tot zoodanig een God mag spreken zal zeker tot geen Baäl bid den, bij wien geen antwoord of opmerking is, maar tot den God aller genade van wien de psalmdichter zingt: Hij heeft nooit mijn gebed gehoor ontzegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1899

De Wekker | 4 Pagina's

Tot wien bidt gij? (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1899

De Wekker | 4 Pagina's