Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus de Zaligmaker

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus de Zaligmaker

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

.... "en gij zult Zijnen naam heeten JEZUS, want Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden.” Matth. 1 : 21b. "En als acht dagen vervuld waren, dat men het kindeken besnijden zou, zoo werd Zijn naam genaamd JEZUS.” Luk. 2 : 21a.

Eeuwenlang was het in de Christelijke kerk gebruikelijk, ieder jaar op den eersten dag van de eerste maand aan de besnijdenis en naamgeving van den Zaligmaker te gedenken. Ook in ons vaderland was het jarenlang de gewoonte, dat de gemeente op Nieuwjaarsdag bij dit onderwerp werd bepaald. En al hebben we nu ten onzent geen vast perikopenstelsel, waarbij iederen predikant voor een geheel jaar zijn opgegeven de teksten, waarbij hij zijne gemeente heeft te bepalen, toch is het niet tegen te spreken, dat de herinnering, bij den aanvang van het jaar, aan de naamgeving des Heeren, een zeer gepaste en hoogst belangrijke herinnering is.
’t Was niet naar menschelijke willekeur, of door menschelijk overleg, maar overeenkomstig goddelijke aanwijzing, dat de Eerstgeborene van Maria den naam Jezus ontvangt. Die naam beteekent Verlosser, Behouder, Zaligmaker, en is volkomen in overeenstemming met den Persoon, die dezen naam draagt. Wel hebben oudtijds ook anderen den naam van Jezus of Jozua, dat hetzelfde beteekent, gedragen, doch waren dan gelijk Jozua de zoon van Nun en Jozua de Hoogepriester slechts als middel in de hand des Heeren dienstbaar tot het einde, waartoe de Heere hen wilde gebruiken. Zoo bracht Jozua, de opvolger van Mozes, Israël in het beloofde land Kanaän, maar alleen in en door de kracht, daartoe door God verleend. Hoe voortreffelijk deze mannen overigens ook waren, zij waren menschen met zwakheden en zonden als alle anderen.
Jezus de Nazarener daarentegen was zonder zonde. In zijn Naam Immanuël, God met ons, ligt het uitgedrukt, welk een geheel eenig Persoon Hij is. Vraagt men, hoe het overeen te brengen is, dat hij bij Jesaja al Immanuël, en bij Mattheus Jezus wordt genaamd, dan antwoorden we, die twee namen zijn in en voor Hem één. Alleen met dit onderscheid, dat we liefst den naam Immanuël als een nadere omschrijving van den Naam Jezus aanmerken. Hij zal Zijn volk zaligmaken van hunne zonden, In deze omschrijving, door den engel gegeven, blijkt van hoedanigen aard de behoudenis is, welke door Hem zal worden verworven, die als Gods Zoon, de menschelijke natuur uit Maria aangenomen hebbende, te Bethlehem geboren is. Behouder en Zaligmaker is Jezus in den eigenlijken zin van het Woord, De behoefte aan den Zaligmaker, de kennis van den Zaligmaker, de weldaad in dien Zaligmaker, bij het pas ingetreden jaar herinnerd, zal ons nader overtuigen van de groote beteekenis der bovenstaande woorden. Het woord "behouden” doet ons denken aan hetgeen verloren is.
In het woord "verloren” is al de ellende, aan welke de mensch door de zonde is onderworpen geworden, samengevat. Verloren, reddeloos verloren is de mensch in zichzelven aangemerkt. Niet slechts enkelen of een gedeelte van het menschelijk geslacht, maar alle kinderen van Adam, zonder uitzondering.
Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, Niet één van geheel Adams geslacht kan zich aan de zonde en haar gevolgen ontworstelen.
Allen liggen van nature midden in den dood.
Noch engelen noch menschen bezitten het vermogen om ook maar éénen zondaar te redden. Die redding is alleen mogelijk voor Hem, voor Wien niets te wonderlijk is. Daartoe gaf God Zijnen Eeniggeboren Zoon. Deze verliet vrijwillig den hemel der heerlijkheid, om in de gestaltenis van een dienstknecht zich aan de diepste vernedering, hoon en smaad, ja eindelijk aan den kruisdood te onderwerpen.
Om anderen van den vloek te verlossen, moest Hij zelf een vloek worden. Om zondaren te kunnen zalig maken, hen te verlossen van het hoogste kwaad en deelgenooten te maken van het hoogste goed, moest Hij God en mensch zijn in de eenigheid Zijns persoons. De menschelijke natuur moest Hij deelachtig zijn om te kunnen lijden en sterven. Zonder de goddelijke natuur was het onmogelijk geweest den last des toorns Gods tegen de zonde te kunnen dragen, en anderen daarvan te verlossen.
Zelfs geen engelennatuur was daartoe in staat. Toch moest aan Gods recht worden voldaan. Zonder voldoening kan er van verzoening geen sprake zijn. Elke voorvoorstelling van menschen, die daar heen wil, hoe schoon ook ingekleed, is in strijd met de Heilige Schrift, doet te kort aan Gods recht en waarheid, en moet door ieder gereformeerd mensch onvoorwaardelijk worden afgewezen.
Naar Zijne menschelijke natuur als de Zoon des menschen, naar Zijne goddelijke natuur als de Zone Gods, is Jezus, de Zaligmaker, de God met ons, allereerst door den engel in de velden van Bethlehem gepredikt. Gepredikt met de woorden: ziet, ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal: namelijk, dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.
Dit was dan eene bevestiging van hetgeen te voren door den engel, aan Jozef in den droom verschenen, was geopenbaard, en in overeenstemming hiermede ontvangt dan ook overeenkomstig Israëls wet, het kindeken van Maria op den dag zijner besnijdenis den naam van Jezus. Onder dezen naam wordt Hij bekend en treedt Hij later op onder het volk. En zelfs boven Zijn kruis wordt het later door den stadhouder Pilatus geschreven: Jezus de Nazarener.
In dien Naam hebben de apostelen des Heeren later gepredikt, teekenen en wonderen gedaan. Die naam neemt een geheel eenige plaats in in de geschiedenis der Christelijke kerk. Die Naam is voor allen, die hem kennen, van een aangenamen klank, van een schoone melodie. Die Naam is als een uitgestorte olie, die haar welriekende geuren heinde en ver verbeidt. Omdat alle menschen zondaars zijn, is er alleen in dien Naam heil. Daarin komt tot u de blijde tijding, dat er voor zondaren mogelijkheid is om zalig te worden, Mogelijkheid tot redding en eeuwige behoudenis. Waar die Naam nog onbekend is, heerscht de duisternis. Daar tast men gelijk de blinden naar den wand.
Er is geen andere naam onder den hemel gegeven, waardoor wij moeten zalig worden. In dien Naam ligt alles begrepen, wat een arm zondaar noodig heeft om getroost te leven en zalig te sterven.
Die Naam is een vuurbaak op zee, een Schild in den strijd, een medicijn voor gebrokenen van hart.
Voor ieder, die uit de diepte zijner ellende, uit de grootheid van zijn nood, uit de benauwdheid zijns harten bidden leert: o God, wees mij zondaar genadig, is in den naam van Jezus troost, licht en verkwikking. Hoe ellendig en nooddruftig, hoe bedroefd en verslagen ge u ook kent en gevoelt, als ge slechts weet het einde, waartoe Gods Zoon op aarde kwam, is onder den invloed en zegen des Heiligen Geestes de prediking van alles, wat de naam van den Zaligmaker inhoudt, genoeg om u op te wekken, aan te moedigen en te verzekeren van ’s Heeren wege, dat in Hem ook voor u de zaligheid is geopenbaard.
Zegt ge dan: aan die openbaring alleen heb ik niet genoeg, dan is dit volkomen waar, doch vergeet daarbij niet, dat om gered te worden, voor alle dingen een redmiddel, een Redder noodig is.
Is nu hiertoe de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou ; is daartoe de Zoon des menschen in de wereld gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was, dan blijft voor den ellendige alleen de vraag maar over: Ook voor mij? En die vraag heeft de Zaligmaker zelf beantwoord met te zeggen: die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Is dat dan geen blijde boodschap ; is dat geen dierbaar evangelie; is dat niet volkomen gepast voor al des zondaars behoeften? Zal de geschiedenis spreken en antwoorden op de vraag, wat de prediking van den Naam des Zaligmakers heeft uitgewerkt, dan kunnen we wijzen op zichtbare en op onzichtbare dingen.
Zichtbaar, wat betreft de aanneming van het Christendom door de volken over de aarde verspreid. Onzichtbaar, wat ons denken doet aan de verborgen kracht van dezen Naam uitgegaan, waardoor zondaren in God verblijd. Hem hun redding en behoud danken, Zijn volk maakt Jezus zalig.
Daarbij denken we niet uitsluitend aan Israël of de Joden, maar aan alle de van den Vader Hem gegevenen. Deze worden niet alleen Zijn volk, maar ook Zijne schapen genaamd. Deze heeft Hij liefgehad van voor de grondlegging der wereld. Hoe men ook getracht heeft in den loop der eeuwen, de kracht van dien Naam te breken, en de beteekenis er van te verloochenen en tegen te spreken, tot op den huldigen dag zien we, dat die Naam van volk tot volk wordt voortgeplant. Hoe Satan woedt, en hoe het ongeloof werkt, toch zal in den naam van Jezus eens alle knie voor God worden gebogen, en alle tong zal eens belijden, dat Jezus Christus waarlijk de Heere, de Zaligmaker van zondaren is.
Zonder twijfel is menigeen dit jaar ingetreden met veel zorg en bezwaren. Allerlei moeielijkheden zijn en blijven aan dit leven onafscheidelijk verbonden. Wie in de wereld en in den dienst der zonden zijn element niet heeft, kan bezwaren hebben voor zijn hart, voor zijn huis, voor land en volk, voor Gods Kerk, voor alles. Kendet ge dan den naam van uw Verlosser niet, waar zoudt ge dan heen met al uw bezwaar. Nu ge dien Naam kent is u daarin den weg aangewezen tot den troon der genade. Daartoe hebben we toegang alleen door Hem, die daartoe door den Vader is gegeven.
In den naam des Zaligmakers is de toekomst zijner Gemeente gewaarborgd. Als de vijand zal aanbreken als een stroom, zal de Geest des Heeren de banier oprichten. De poorten der hel zullen Zijne Gemeente niet overweldigen. Geen enkel schaap zal gerukt worden uit de hand van den goeden Herder. Al lezen we het voor het menschelijk geslacht veroordeelend opschrift boven de kribbe te Bethlehem: voor henlieden geen plaats in de herberg, toch is dat kindeke, in die kribbe aanschouwd, de Koning, gezalfd over Sion, den berg van Gods heiligheid.
Door al de openbaringen Zijner diepe vernedering schittert Zijn macht en Zijn glorie. Wij hebben, getuigt Johannes, Zijne heerlijkheid aanschouwd, als de heerlijkheid des Eengeborenen van den Vader, vol van genade en waarheid. Niets anders dan hetgeen Jezus zelf heeft ervaren, hebben ook zijne oprechte en getrouwe discipelen te wachten. Ook voor hen is geen plaats in de herberg dezer wereld.
Voor Jezus is geen plaats in de maatschappij, geen plaats in de regeeringen.
Zijn naam wordt bespot, gevloekt, veracht, verloochend, Zijn persoon en zijn werk evenzeer. En toch kan men dien naam niet bannen uit de wereld. In de banier van Zijn volk prijkt die Naam met onuitwischbare letteren. En gepredikt worden zal die Naam, zoolang de wereld op hare grondvesten staat, In dien Naam vereenigen zich door het geloof al Gods uitverkorenen, die alle eens met Jezus in heerlijkheid zullen worden geopenbaard. Gevreesd door de hel, beleden op aarde, bezongen in den hemel, ligt in den Naam des Zaligmakers al de kracht en de troost van ieder geloovige.
Van Hem heet het: "De Heere is mijn Herder, mij zal niets ontbreken”. Hij heeft het beloofd als de Getrouwe, die niet liegen kan, Hij zal de Zijnen leiden, bewaren en verzorgen. Toen Stefanus stierf onder de woede zijner vijanden, zag hij de hemelen geopend; hij zag de heerlijkheid Gods, en Jezus staande ter rechterhand Gods.
Toen Saulus dreigende en woedende optoog naar Damaskus, om de gemeente Gods te vervolgen, maar op den weg staande werd gehouden en ter aarde stortte, hoorde hij op de vraag: wie zijt Gij Heere: "Ik ben Jezus, dien gij vervolgt. Het is u hard, de verzenen tegen de prikkels te slaan.” Zagen alle vijanden van Jezus wat zij doen, zij zouden gewisselijk zich bekeeren, en genade zoeken, terwijl zij nog te vinden is.
We echter voortgaat, op welke wijze dan ook, met tegen Jezus zich te stellen, Zijn volk en Zijn zaak smaadheid en oneer aan te doen, zij zullen het oordeel Gods niet ontvlieden. Voor hen, die ’t bloed des Nieuwen Testaments onrein achten, blijft geen slachtoffer meer over voor de zonde. Eenmaal wordt het groote onderscheid openbaar tusschen hen, die Zijne vrienden en hen, die Zijne vijanden waren. Dat ieder toch bedenke, wat de Heere zelf heeft gesproken : "Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.” "Gijlieden zijt Mijne vrienden, zoo gij doet, wat ik u gebiede”. Zij dan voor u en voor mij de vraag : Heere! wat wilt Gij dat we doen zullen. Dan is het antwoord des Heeren op die vraag : Verloochen uzelven, neem uw kruis dagelijks op en volg Mij. Volgen, door bezaaide en onbezaaide wegen. Volgen, niet slechts voor een oogenblik, maar ten einde toe. Volgen, niet uit winstbejag of om bijoogmerken, maar volgen uit oprechte liefde, door het geloof. Volgen ten laatste, in gemeenschap met allen, die Zijne verschijning hebben liefgehad. Hij, die de Zijnen is voorgegaan door lijden tot heerlijkheid, zal dan ook naar Zijn eigen belofte, al zijn duurgekochte en door Zijn bloed verloste volk eens opnemen in heerlijkheid.
Als dan het zonlicht voor uw oog verbleekt, de aarde aan uwe voeten ontzinkt, en gij Gods raad op aarde zult hebben uitgediend, wacht u met al de geheiligden in Christus Jezus de kroon des levens. Zalig daarom, die Zijne geboden doen, opdat hunne macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus de Zaligmaker

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's