Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de „Ned.” ontleenen we het volgende:
De Oorlog.

Er is tot op dit oogenblik nog geen bevestiging ontvangen van het gerucht dat de tweede groote veldslag aan de Tugela zou zijn begonnen. Wel zijn er berichten van enkele schermutselingen, maar meer niet. Jammer voor den bevelhebber laat de zon hem nu ook in den steek, zoodat hij niet langer in staat was tot het geven van heliografische mededeelingen! De vraag is echter of de generaal dan wel de zon zich geschaamd heeft over hetgeen niet overgebracht is.
Van een ontzet van Ladysmith is zoodoende nog geen sprake. Generaal Withe krijgt het bijster benauwd. In den laten avond van j.l. Vrijdag hebben de Boeren den aanval op de stad vernieuwd, en hiervan seint White: „Op ’t oogenblik heb ik de Boeren teruggeslagen, doch zij omringen mij nog ingrooten getale vooral in het Zuiden”. Bijzonder bemoedigend klinkt dit bericht niet. Wel seint Buller dat generaal White 400 Boeren gevangen nam, maar ook dit dient nog bevestigd. Het bericht van den bevelhebber van Ladysmith, dat „hij zeer in ’t nauw zit”, zegt genoeg, De Boeren gaan voort met het beschieten der stad. En al seint Buller nu dat hij alle beschikbare troepen heeft weggezonden om een demonstratie tegen Colenso te beginnen, dan wil dat nog niet zeggen dat deze poging in het belang van generaal White gelukken zal. Hierbij komt nog dat storm en regenvlagen de Tugela geheel gevuld hebben, zoodat de overtocht voor de Engelschen uiterst moeielijk is.
Neen, het loopt de Engelschen nog volstrekt niet mede. Van alle zijden komen berichten van hunne vele nederlagen en tegenspoeden. Hun toestand is in één woord recht treurig. Men herinnert zich hoe een week geleden de Engelsche pers jubelde over French’s bezetting van Colesberg, waar intusschen de Boeren nog zitten.
Vrij algemeen is men in Duitschland zeer verbitterd tegen Engeland. De toon der Duitsche bladen zegt dit zeer duidelijk, „liet is moeielijk — lezen wij in een particuliere correspondentie uit Berlijn aan het „Hdbl.” — om een juist denkbeeld te geven van den diepen indruk, dien Engeland’s optreden tegen naar Zuid-Afrika bestemde Duitsche schepen overal in Duitschland heeft gemaakt. Alle partijen veroordeelen het gebeurde even scherp. De organen van de Bismarcksche Fronde zegevieren; dat is de dank voor de vriendelijke houding van ons departement van buitenlandsche zaken, roepen zij uit. Maar ook de verklaarde tegenstanders van de Britenhetze zijn verontwaardigd over Engeland’s aanmatiging om Duitsche schepen, die i vriendschappelijk verkeer tusschen onzijdige havens varen, aan te houden te doorzoeken, en te dwingen hun lading te lossen.”
Maar wij zijn nog niet van het einde van de Jobstijdingen voor Engeland. Tot overmaat van ramp krijgt men daar te lande zulk een gebrek aan steenkolen, dat fabrieken moeten stilstaan en straks de vloot geen voldoenden voorraad heeft om zoo noodig te toonen, dat Engeland de zee beheerscht. Te Londen zijn enkele steenkolenkooplieden zes weken ten achter met de uitvoering der bestellingen. Te Sheffield wil men de straatlantarens wegens gebrek aan steenkolen een uur later opsteken.
Nu spreken wij nog niet over den toestand in Britsch-Indië en het samentrekken van Russische troepen op de Perzische en Afghaansche grenzen. Men herinnert zich de geschiedenis van Davids vervolging door Saul. Bijna had Saul den zoon van Isaï in de woestijn van Maon in handen, toen het bericht tot hem kwam: „Haast u en kom, want de Philistijnen zijn in het land gevallen.” En zoo zou het niet tot de onmogelijkheden behooren, dat terwijl de Engelschen bijna al hun troepen in Zuid-Afrika hebben ter verdelging van de Boeren, zij zich moeten haasten om die troepen naar Azië te zenden! Die deze dingen leest, die merke daarop.
Dankbaar mogen wij tegenover al deze Jobstijdingen voor de Engelschen het voor de Boeren verblijdende bericht plaatsen, dat uit Pretoria gemeld wordt, dat de stand van het gewas te velde prachtig is. Evenals in den Vrijstaat zal de oogst van dit seizoen de rijkste zijn dien men in jaren gehad heeft. De vrouwen worden bij het oogsten geholpen door inboorlingen. De oogst van Turksche tarwe wordt op 500,000 zakken geraamd.
De Oranje-Vrijstaatsche „Express” schrijft:
„.… Waar zullen wij nu woorden vinden om uitdrukking te geven aan de afschuw en verfoeiing welke elk beschaafd mensch vervult bij het vernemen, dat onze beulen niet schroomen moorddadige inboorlingen aan te drijven om weerlooze vrouwen en kinderen koelbloedig te vermoorden? Het verhaal uit Rustenburg is afgrijselijk! Engeland kan dit nooit vergelden. Door massa’s huurtroepen vertrapt te worden om de bloote reden, dat wij goud en diamanten in onzen aardbodem hebben, is wreed en afschuwelijk. Dat dan nog zwarten aangevoerd worden om half verlaten districten leeg te plunderen en uit te moorden, — daar staat ons verstand bij stil.
Kunnen onze broeders in de Kaapkolonie zich langer buigen onder een gouvernement dat zulke dingen doet? Kan Engeland zulke gruwelen plegen en dan nog een groot en machtig rijk blijven?”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1900

De Wekker | 4 Pagina's