Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dierbare namen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dierbare namen

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg.)

De Christen inzonderheid is verplicht tot een heilig leven voor God en menschen. Geene verontschuldiging kan met eenig recht worden ingebracht. De zonde vertoont zich in duizenderlei gedaanten. De reeks onzer plichten is lang. God eischt het volkomene en die eisch omvat het geheele leven, eiken dag, elk uur, het inwendige en uitwendige, vriend en vijand, elk schepsel en den Schepper.
Wij zondigen dagelijks in velen; wij maken de schuld altijd grooter en vergaderen ons dus een schat van toorn. Tegen alle geboden Gods zondigen wij zwaarlijk.
Wij hebben te doen met een rechtvaardig God, die reeds in dit leven straf toelegt en wiens gerichten door den zondigen mensch worden ondervonden. Het is ons gezet te sterven en daarna het oordeel. God is Rechter. Hij zal ons voor Zijn zetel dagen. Niet één uit duizend zullen wij kunnen antwoorden en dan valt het onherroepelijk vonnis.
In elke rechtzaak op aarde is het van groote beteekenis een pleitbezorger te hebben, die bet rechte begin weet aan te grijpen, en de zaak zoo weet te behandelen als wet en gewoonte eischen, die rechte gronden met welsprekendheid weet aan te voeren om daarop vrijspraak voor zijn cliënt te vragen. Ook voor de goddelijke rechtbank heeft de arme zondaar, door Satan, den verklager der broederen beschuldigd, een pleitbezorger noodig. De aangeklaagde zelf heeft evenmin als Jozua de Hoogepriester een woord ter verontschuldiging. Die gelooft, geeft zijn geheele zaak vertrouwend in Zijne handen en zwijgt en hoopt.
Die advocaat voor onze zaak, welke zonder Hem hopeloos zou zijn en tot het eeuwig verderf zou leiden, is Jezus Christus. Johannes zegt in zijn eersten brief (2: 1): »Mijne kinderkens, ik schrijf u deze dingen opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben eenen Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den Rechtvaardige”. Het woord »voorspraak« (paraklètos) is hetzelfde, waarmede de Heilige Geest herhaalde malen is genoemd en dat in onzen Bijbel door »Trooster« is overgezet. Dat is ook onze eenige troost, dat wij zulk een voorspraak in den hemel bezitten.
Van een Grieksch dichter wordt verhaald, dat hij, beschuldigd van goddeloosheid, voor de rechtbank te Athene stond. Op het oogenblik, dat hij veroordeeld zou worden, komt zijn broeder Amyntas de zaal binnen. Dezen waren in den slag bij Marathon de beide handen afgehouwen, een slag, waardoor Griekenland uit de handen der Perzen was gered. Hij slaat Zijne armen om den hals van zijnen broeder, zoodat de beide stompen naar de rechters worden gekeerd, die om zijnentwil, om Zijne verdiensten voor het vaderland, den broeder vrijlaten.
Christus voorspraak voor Zijn volk, dat helsche verdoemenis verdiende, is geen andere dan dat Hij voor den troon des Rechters Zich plaatst als het Lam, dat geslacht is.
Elihu wist dat de Gezant, de Een uit duizend voor hem had gezegd: „Ik heb verzoening gevonden” en geen enkel geloovige zal ooit verklaren: »ik heb vrede en vrijspraak gevonden door mijne wijsheid, om mijn werk of mijne gezindheid,” maar alleen: »wij gerechtvaardigd zijnde uit geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.”
Door Zijne voorspraak op grond van Zijn schuld uitdelgend, zijn zonden vernietigend lijden en sterven ontvangt de schuldige de vrijspraak en als een rechtvaardige treedt hij uit het rechtsgeding. Daarom zegt God door Jesaja (1: 18): »Komt dan, laat ons samen richten, al waren uwe zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw, al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.”
Als Johannes zegt: „Wij hebben een Voorspraak”, dan zegt hij dit tot de gemeente der ware geloovigen, tot hen, die hij aanspoort met het woord der liefde: »mijne kinderkens”. Het zijn Zijne geestelijke kinderen, die hij door het woord der waarheid heeft geteeld. Doch de Heere is dat niet alleen voor Zijne kinderen te Efeze maar voor allen in de geheele wereld (vs. 3 vv.), die den Heere kennen, voor allen, die Zijne geboden bewaren.
Het woord des Heeren is het bevel om te strijden, te waken, te bidden tegen alle zonde. Niet die het onkruid welig laat groeien in den hof zijns harten, maar die ernstig gedurig opnieuw weer aan het verdelgen is en de plantinge des Heeren verzorgt, mag hopen op Hem. De afkeer van het kwaad, de lust tot het goede, de wil om Gods wil te doen is een kenteeken van genade. Die deze genade bezit heeft wat uitgaat van Hem, en Hij geeft nooit een gedeelte maar den aanvang van de volmaaktheid, al Zijn kracht, al Zijn hulp, al Zijn zegen voor tijd en eeuwigheid. Met dien Voorspraak is onze vrijspraak zeker.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1900

De Wekker | 4 Pagina's

Dierbare namen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1900

De Wekker | 4 Pagina's