Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Jesuitenorde - II -2

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Jesuitenorde - II -2

Praktijken steunende op beginselen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK II.

We zouden nog een voorbeeld geven van de practijken der Jesuïten, ten opzichte van hun leerstelling, dat diefstal wel geoorloofd is, mits het maar niet kan gemerkt worden, wie in dezen de schuldige is. En dan doen we als de vorige week, dan nemen we een voorbeeld, waarin de zg. eerwaarde paters direct betrokken zijn. Of zou ’t volgende geen rechtstreeksche diefstal zijn? In Augustus van het jaar 1701 kwam een vreemdeling uit Brazilië in de Fransche stad Brest voor een paar dagen herberg zoeken, want hij was te vermoeid en te ziek, om dadelijk door te reizen naar Marseille, waar zijn familie woonde. De vreemdeling, Ambrosius Guy, was Franschman van geboorte, maar was na den dood zijner echtgenoote naar Amerika vertrokken, had daar een veertigtal jaren rondgezworven en kwam nu weder in ’t vaderland, om zijn laatste dagen bij zijne kinderen door te brengen. Zeker zou hij hen ook kunnen ondersteunen als dit noodig was, want ’t was wel te verwachten, dat de 8 à 10 kisten, die hij steeds zeer nauwkeurig bewaakte, meer inhielden, dan juist wat hij noodig had tot levensonderhoud. Hoe ’t zij: Ambrosius Guy verlangde naar de zijnen, maar werd te Brest een tijdlang opgehouden door ziekte. Daarom liet hij zich naar een betrekkelijk eenvoudig logement brengen en begaf zich te bed. Toen herinnerde hij zich dat hij te Brest nog wat te doen had. Hij had namelijk van den rector van het college der Jesuiten, gestationeerd aan de Amazonen-rivier, brieven meegekregen aan den rector te Brest, en had nu gelegenheid die te doen bezorgen. Maar hij durfde die brieven niet aan elk toevertrouwen, want de rector in Amerika had gezegd, dat er belangrijke; zaken in stonden en daarom zond hij een boodschap naar het college te Brest, of een der eerwaarde paters die wilde afhalen en dan tegelijk hem woorden van troost wilde toespreken, daar zijn toestand er niet beter op werd. De rector van ’t college zond wel een pater, die de brieven in ontvangst nam, maar zich om den zieken Guy niet bekommerde. Toen echter de brieven door den rector gelezen waren, veranderden zijne gedachten — want daar las hij, dat Guy bezitter was van groote rijkdommen. Acht zijner kisten waren gevuld met diamanten en andere kostbaarheden en dan bezat hij nog negentienduizend pond goud in staven. Zulk een schat moest het eigendom worden van het college te Brest, het kostte wat het wilde. Dat stond bij den rector vast, en daarom riep hij al de leden van zijn college bijeen, om met hem te beraadslagen, hoe hij tot zijn doel moest komen, zonder opzien en achterdocht te wekken. Algemeen was het oordeel: men moest pater Chauvel naar Guy zenden, dan zou alles goed gaan, want de pater was listig en welsprekend, twee eigenschappen, die zeer te pas kwamen in dit geval. Toen Chauvel bij den zieke gekomen was, sprak hij hoogst ernstig en medelijdend met hem en toonde groote belangstelling in alles wat den man betrof. Ook voor zijn lichamelijk welzijn was hij hoogst bezorgd. Daarom vond hij het niet goed, dat de oude man in een kamer vertoefde, grenzende aan de algemeene gelagkamer. Die drukte zou nadeelig zijn. Maar achter in het huis was een veel rustiger vertrek en als Guy de meerdere kosten niet kon dragen, dan zouden de zorgzame paters hem wel helpen. Zoo geschiedde, en Guy liet zijn onafscheidelijke koffers met zich verplaatsen. Iederen dag kwam pater Chauvel terug en kreeg hoe langer hoe meer invloed bij zijn biechteling. De hoop werd steeds levendiger, dat de aanslag gelukken zou.
Maar zie — eensklaps scheen die hoop de bodem ingeslagen te worden, want op zekeren morgen toen Chauvel bij Guy kwam, sprak deze er van, dat hij vreesde weldra te zullen sterven en dat hij daarom zijn testament wilde maken. Nu was goede raad duur. Maar immers, een der stellingen van ’t Jesuitisme is: het doel heiligt de middelen — en die stelling moest worden toegepast. Toen dan ook Chauvel in het college teruggekomen was, werd er door den rector weder een algemeene beraadslaging gehouden met al de leden van 't college, waarvan de uitslag bewees, hoe ver men het in de kunst van bedriegen gebracht had. Want oogenschijnlijk werd aan het verlangen van den zieke voldaan, Chauvel verscheen nog dienzelfden dag met een notaris en vier getuigen aan het ziekbed en in alle ernst werd er een testament opgemaakt en door de vier getuigen geteekend, zoodat Guy meende, dat zijne kinderen en kleinkinderen wel bezorgd waren. En toch, hoe vergiste de arme man zich, want de gewaande notaris was de tuinman van het jesuitencollege en de getuigen waren jesuiten, die in de kleeding van burgers hem hadden bedrogen. In plaats dat dan ook het testament op het raadhuis werd neergelegd, zooals het behoorde, was het meegenomen naar het college. Toch was heel 't werk van Chauvel nog maar half gedaan, want als Guy stierf in het logement, zou de overheid komen, de erfenis verzegelen en alles verzegeld houden tot de wettige erfgenamen verschenen waren. Maar als Guy in 't college stierf, zou er niemand iets van weten, wat hij nagelaten had. En waarlijk Chauvel wist het zoover te brengen, dat Guy gaarne in de verplaatsing toestemde, want het was in het college zooveel rustiger, daar zou hij veel beter lichamelijke en geestelijke verpleging kunnen erlangen; daar waren ook zijne schatten veel veiliger, want daar kwamen geen roovers; en door al die overwegingen gedrongen, was Guy zelfs blijde, dat de eerwaarde paters hem in hun midden wilden dulden. Zoo spoedig mogelijk werd dan ook tot de verplaatsing overgegaan, ja de oude man kende geen rust meer voor ze was volbracht, en toen het dan eindelijk was geschied, meende Guy, dat hij in vrede kon sterven. Doch, hoe bedroog hij zich. Want nauwelijks was de poort van 't college achter hem dicht gevallen, of geen pater Jesuit keek meer naar hem om, geen geneesmiddel werd hem meer toegediend en met een vloek op de lippen tegen de bedriegelijke, goddelooze Jesuiten, blies de arme Ambrosius Guy den laatsten adem uit.
Vreemd genoeg verspreidde reeds enkele uren later het gerucht zich door Brest, dat een rijke vreemdeling door de Jesuiten was ontvoerd en in het college was overleden. De pastoor van Brest eischte den doode met de nalatenschap op, maar ’t antwoord was, dat zij hun doode zelf zouden begraven, terwijl de nalatenschap nauwelijks voldoende was om de kosten der begrafenis te dekken. De pastoor wendde zich tot de overheid der stad, en in zoo verre gaven de paters toe, dat ze het lijk buiten hun college op straat zetten. De pastoor deed het eerlijk en wel begraven, maar van de groote schatten van Guy scheen niets te zijn overgebleven, tenminste toen de overheid naar de nalatenschap onderzoek deed, werd er niets gevonden, en daar er geen wettig tegenbewijs was, scheen het, dat de vrome roovers in het onbetwiste bezit van hun roof zouden blijven.
Maar de Heere zou toonen, dat Zijne oogen de gansche aarde doorloopen en de bedriegers doen ontmaskeren!
Doch dat D.V. de volgende maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1900

De Wekker | 4 Pagina's

De Jesuitenorde - II -2

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1900

De Wekker | 4 Pagina's