Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verblijdt U (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verblijdt U (7)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat voor een schip het anker is, is voor voor den mensch de hoop. De heidensche oudheid vermeldde, dat toen de goden de aarde verlieten, omdat zij niet langer op dien bezoedelden, dien met zonden overladen grond konden toeven, zij voor den mensch de hoop achterlieten. Onder de drie blijvende schatten der geloovigen noemt de Apostel haar nevens geloof en liefde en hij wekt de gemeente te Rome op om zich daarin te verblijen (Rom. 12 : 12). Op het gelaat van den gevangene wekt zij een lach van vreugde, als eenig uitzicht wordt geopend op vrijheid, hoeveel temeer zal zij dan bemoedigen den mensch, die de knellende banden van de macht der duisternis gevoelt. De kranke heft het oog vragend naar den geneesmeester of op zijn gelaat iets te lezen staat, dat hoop op genezing verwekken kan, hoe veel te meer zal de neergedrukte zondaar als het ware een hand gevoelen, welke hem opheft, als bet evangelie der genade van den grooten Medicijnmeester spreekt. Het is op hoop, dat de landman ploegt en zaait; zonder haar ware elke inspanning gedood, en hingen de handen werkeloos neer. De boeteling hoopt op vergeving, de verdwaalde op terechtbrenging, de vreemdeling op een ingaan in het vaderland. Elke ontdekte ziel weet, dat zij, geroepen tot strijden en overwinning, de kracht mist, om alle pijlen des boozen te doen afstuiten, maar zij hoopt op Hem, die gezegd heeft: „Ik zal u niet begeven noch verlaten” en zij kan jubelen: »De Heere is mij een Helper”. Die oud en der dagen zat is, ziet de ure naderen als »de laatste vijand” zijn kracht zal toonen, maar zijn blik gaat over dood en graf en gij hoort van die lippen: „’t Is beter ontbonden te zijn”. Hoopvol slaat de strijder het oog naar boven en verheugt zich in het toekomstig hemelleven. Ach! hoe ellendig zou het aanzijn wezen als die zegen ons ontbrak.
Een tweetal vragen mogen niet worden achtergehouden. De eerste is deze: »waarop hoopt gij?” Noem mij het voorwerp, dal gij wenscht, waarnaar gij uitziet, en wij zullen u zeggen, wie gij zijt. Hoopt gij nog eens met goederen gezegend het goede der aarde te zullen genieten? Wee dan uwer, zoo niets u roert, dat daarboven gaat, want ook tot u zal het woord komen: „gij hebt uw goed in uw leven gehad”. Gelijk een spinneweb wordt weggeveegd zoo zal in een enkel oogenblik elk luchtkasteel vernietigd worden.
David’s hart strekte zich naar iets anders uit als hij zeide: „’t Is goed, dat men hope, en stille zij op het heil des Heeren”. Is uwe verwachting op den Heere gevestigd? Staart gij verlangend naar de geestelijke gemeenschap met uwen God, naar het leven hier voor den hemel en daarna in den hemel, dan hebt gij de goede keuze gedaan en uw deel zal van u niet worden weggenomen.
Toch moet hierbij nog een tweede vraag worden gedaan en wel deze: „waarop steunt uwe hoop?” Wat baat het mij, zoo ik mijzelven in slaap wieg met ijdele overleggingen? Er zijn krankzinnigen uit hoogmoed. Zij beloven zich koningskroonen. Er zijn nietige beloften uit de wereld, die een zegel hebben, maar van den vorst der duisternis, die een leugenaar is van den beginne. Men belooft het zichzelven op grond van eigen deugd, van eigen vroomheid, van eenmaal ondervonden gevoel, maar dat zijn gebroken bakken, welke geen water houden. Hoe groot zal de teleurstelling zijn als men zal meenen in te gaan en de deur gesloten vindt. Eenmaal waren de lampen ook van het tweede vijftal maagden brandende, maar zij waren zonder olie toen de bruigom kwam.
Geen ware hoop, geene, waarop het woord van Rom. 5 : 5 »de hoop beschaamt niet” toegepast kan worden, dan die welke met hare beide zusters, geloof en liefde, verbonden is. Dat is een drievoudig snoer, dat niet kan verbroken worden. Er is geen andere steenrots dan Christus, op wien het geloof staart. Zijn werk, Zijn lijden, Zijn persoon is de eenige ware grond. Zijn genade werk in het hart, de wedergeboorte door den Heiligen Geest brengt alleen tot dat geloof en vervult met de liefde. Dat door den Heere verlichte oog ziet in den eeuwigen raad Gods, welke van geen wankelen weet. Er is dus geen vrees, dat de naam zal worden uitgedaan uit het levensboek. De schat wordt niet door ons op aarde, maar door den Almachtige in den hemel bewaard.
Geloovige! tot u is het woord (Ps. 130 : 7) »Israël hope op den Heere! want bij den Heere is goedertierenheid en bij Hem is vele verlossing”. Zoudt gij dan nog mogen droevig zijn. Die hoop moet alle leed verzachten. Zingt van het blij vooruitzicht, dat u streelt. De jaren vliegen voorbij. Nog maar een korte tijd en dat onder zoo trouwe leiding, aan de hand van zulk een Heiland en als die spanne tijds is voorbijgegaan, dan in de eeuwige zaligheid! Ons is weggelegd de kroon der rechtvaardigheid. Juicht dan Christenen! juicht, handklapt en betuigt onzen God uw vreugd. Weest te saam verheugd!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Verblijdt U (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1901

De Wekker | 4 Pagina's