Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verblijdt U (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verblijdt U (8)

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Christenen in de verstrooiing, aan wie Petrus den eersten brief schreef, hadden zwaar lijden te verduren. Door menigerlei bezoekingen werden zij beproefd en bedroefd (1 : 6 v.). Daarom acht de rots der gemeente liet noodig hen te vermanen tot vastheid des geloofs en heiligheid van wandel, maar ook wilde hij hen vertroosten en wees hen daarom op de wondergroote genade Gods, die hen uit de duisternis had getrokken, zoodat zij een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk waren. Zoo moesten zij dan door een leven in godzaligheid Zijne deugden verkondigen. Moesten zij dan lijden, dan was het toch, dat zij weldoende leden, gelijk ook Christus, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen geleden had. Het behoefde hun dan ook niet te bevreemden, dat een vuur van haat en verdrukking onder hen brandde. Als volgelingen des Heeren Jezus konden zij niet anders verwachten, want de dienstknecht was niet meer dan zijn Meester. Ja, zelfs moesten zij zich in het lijden verheugen. „Gelijk gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus, verblijdt u,” roept hij hen toe (4 : 13). Petrus zelf had met zijne mede apostelen zich „verblijd, dat zij waardig waren geacht om Zijns naams wil smaadheid te leiden”. (Hand. 5 :41). De Heere had in Zijn omwandelen op aarde tot de Zijnen gezegd (Luk. 6 : 22 v.): »Zalig Zijt gij, wanneer u de menschen haten en wanneer zij u afscheiden en smaden, en uwen naam verwerpen, om des Zoons des menschen wil. Verblijdt u in dien dag, en zijt vroolijk: want ziet uw loon is groot in den hemel”. Die opwekking geldt alle tijden en alle geloovigen. Waarlijk er mag vreugde zijn onder de slagen, als er gemeenschap met Christus is. Of was het onzinnigheid als de martelaren te midden der vlammen zongen? Bedenken wij, dat het kruis de vuurproef is des geloofs. De Heere zendt het ons toe en Hij doet het ons tot nut. in het lijden met Christus ligt een teeken van den genadestaat en een onderpand van toekomstige heerlijkheid. De likteekenen, in den strijd tegen de zonde en wereld verkregen, zijn de eereteekenen der geloovigen, en smaad bij de wereld, is eere bij God. Wat klaagt dan een levend mensch; er is geen reden tot klagen dan alleen over eigen zonde. Zoo gij veel moet lijden onderzoekt dan uzelven of gij niet zelf de schuldige oorzaak zijt. Zoo gij het zijt, werp u dan berouwvol neer voor Hem, die menigvuldig vergeeft. Maar moogt gij voor God betuigen: „Heere ! Gij weet, dat ik in mijne oprechtheid gewandeld heb”, wees dan verblijd, want Gods vertroostingen zijn Juist daar, waar den Zijnen smart wordt aangedaan. Het mishandelde kind vindt den rijksten troost aan het moederhart. Zou dan de vader in den hemel niet teederder zijn dan eene moeder? Zing, lijder! psalmen in uwen nacht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Verblijdt U (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 februari 1901

De Wekker | 4 Pagina's