Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook op kleine woorden moet in de Heilige Schrift worden gelet en wel opgemerkt, dat die niet altijd in dezelfde beteekenis voorkomen. Waar in onze staten overzetting het bovenstaande woord gelezen wordt, daar staat dit in het oorspronkelijke met twee verschillende, en het is noodig dit wel op te merken. Om een voorbeeld uit onze taal te geven: als ik zeg: „ik wandel in mijn huis” dan beteekent dit, dat ik mij er bevind en daar wandelende ben, maar als ik zeg: „ik wandel mijn huis in,” dan wil dat zeggen, dat ik het einde mijner wandeling bereikt heb en den drempel mijner woning overga.
Het eerste wordt in het oorspronkelijke van ons Nieuwe Testament aangegeven door het woord en met een derden naamval, het tweede door eis met een vierden. Gij leest dat tweede bijvoorbeeld in Luk. 10:34: „hij voerde hem in de herberg”. Het wordt dan ook vertaald door „naar” Mat. 28 : 16 „de elf discipelen zijn heengegaan naar Galilea” of door „op” Mark. 13 : 14: „vlieden op de bergen”. Het wordt gebezigd als iets van den eenen toestand in den anderen overgaat. Hand. 2 : 20 „de zon zal veranderd worden in bloed” of als een gevolg worden aangeduid: 1 Kor. 11 :17 »tot beter, tot erger samenkomen”, of om begeerte, den wil, de leiding tot iets aan te wijzen: Fil. 1 : 23 begeerte tot het ontbinden worden en met Christus te zijn”: Mat. 13 : 41 „op de prediking van Jona”; 2 Kor. 2 : 12 „Als ik te Troas kwam tot het evangelie van Christus.
De beteekenis van het eerstgenoemde en geeft te kennen dat iemand of iets binnen zekere grenzen zich bevindt als Matth. 24 : 40: op den akker”; Joh. 15 : 4: „Blijft in Mij en Ik in u — zoo zij in den wijnstok blijft enz. Mij dunkt, ik hoor dezen en genen lezer zeggen; „wat hebben wij aan die geleerdheid?” Het is geene geleerdheid maar eene zeer eenvoudige opmerking welke ook u dienstig kan zijn tot het verstaan der schrift. Ik wil u dit in een tweetal voorbeelden doen zien. De Heere Jezus beloofde zijnen discipelen den Heiligen Geest, die hen (Joh. 16 : 13) eis = in al de waarheid leiden zou” en bad (Joh. 17 : 17) „heilig ze en = in Uwe waarheid”. Gij gevoelt, hoop ik, het verschil. De Heilige Geest zoude hen alle de onderscheidene zijden der waarheid inleiden, nu in deze dan in dat geheim, ja in alle mysterieën des evangelies, voor zoover die op aarde noodig zijn gekend te worden, een zuiveren blik doen slaan, maar diezelfde Heilige Geest moest ook hen, als ze nu in die ster der waarheid zich bevonden daarin als rondleiden en de kracht de zegeningen er van doen gevoelen.
Dit hebben ook wij noodig. De Geest Gods moet tot de waarheid doen komen, ons in die Gods openbaring inbrengen zoodat wij „uit de waarheid” (Joh. 18 : 37) zijn, en als die zegen ons gegeven is, moet die Heilige Geest ons daarin doen bewegen en leven.
Een ander voorbeeld. Er is onderscheid in: bidden (en) in den naam des Heeren en gedoopt worden (eis) in den naam van den Heere Jezus (Hand. 19 : 5) of in den naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes”. Als een kind bij u komt en iets vraagt in den naam van vader en moeder, dan vraagt het namens deze, dus als door deze met dat doel gezonden, en het is dus, hoewel het kind het doet, van even zooveel kracht alsof vader en moeder het deden. Zoo is ook het vragen in den naam des Heeren Jezus, eene betuiging, dat hij ons gezonden heeft en wij bouwen er op, dat het dan voor God den Vader zal zijn alsof Zijn Zoon zelf het bad, Hij, die altijd gehoord wordt. Bij den doop is het geheel iets anders. Het is niet dat de leeraar die plechtigheid zegt te verrichten namens den drieeenigen God, of op bevel van Hem, maar hij zegt: „door den doop leid ik u tot de gemeenschap, breng ik u in bondsbetrekking tot den Heere God. Wij zouden kunnen zeggen tot verduidelijking; »ik doop in den naam van den Vader en den Zoon en den Heiligen Geest in”. Dat kind heeft zich dus te beschouwen als dien God gewijd, Hem overgegeven, in betrekking tot Hem gesteld te zijn, niet zoozeer omdat de ouders het zoo wilden, maar omdat Gods genade het dien zegen wilde schenken. Het heeft zich dus te kennen als verbonden tot Zijn dienst als geroepen en verplicht tot geestelijk leven voor Hem. Dat zal dan zeker in de toekomst als werkelijk worden gezien, wanneer ook de bede van den groote Hoogepriester voor dat kind geschiedt en alzoo ook verhoord wordt, de bede: Heilig het (en) in Uwe waarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1901

De Wekker | 4 Pagina's

In

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1901

De Wekker | 4 Pagina's