Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedenk aan uwen Schepper

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedenk aan uwen Schepper

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En gedenk aan uwen Schepper in »de dagen uwer jongelingschap, eer dat »de kwade dagen komen en de jaren »naderen, van dewelke gij zeggen zult: »ik heb geenen lust in dezelve”.Pred. 12:1.

Voor alle menschen zonder onder scheid zijn deze woorden van den wijzen koning Salomo waardig te behartigen. Tegenover gedenken staat vergeten, en hoe ongelukkig en rampzalig is hij dis zijnen Schepper vergeet. Schande noemt men het, en terecht, als iemand zijn vader en moeder vergeet. Met hoeveel moeite en zorg is menig kind opgevoed, en wie zal als kind ooit de liefde kunnen vergelden welke de ouders jegens hunne kinderen hebben betoond? God zegt in Zijne heilige wet: eert uwen vader en uwe moeder. Wie nu in plaats van zijne ouders te eeren, hen vergeet, straks wellicht hen veracht, zal het oordeel Gods niet ontvlieden. Is het dan schande en een groote zonde als een kind zijne ouders vergeet, hoeveel grooter kwaad is het nog, als een mensch zijnen Schepper vergeet!
Daarom is het zulk een goede raad, welken de wijze spreukschrijver hier geeft aan de jeugd om aan zijnen Schepper te gedenken. De dagen der jeugd en der jongelingschap zijn daar zoo uitnemend voor geschikt. In de jeugd heeft de mensch frissche krachten naar lichaam en geest. Men kent dan minder de moeiten en zorgen des levens. De zonde geeft altijd een bitter loon. Wie in zijn jeugd ziels- en lichaamskracht heeft verteerd, moet niet denken dat die verkwiste, onnut en ijdel doorgebrachte gaven, als men ouder wordt, op later leeftijd terugkomen. Ook in dezen straft de zonde zichzelve. Zoo velen moeten dit op de meest smartelijke wijze ondervinden. Beza dankt in zijn testament God, die hem op zijn zestiende jaar tot kennis der waarheid had gebracht. Nooit zal iemand die in zijn jeugd aan zijnen Schepper gedenkt en naar God zoekt, naar waarde God kunnen danken voor deze weldaad. Een mensch kan zoowel in zijn jeugd als op later leeftijd sterven; heeft men dan de bekeering uitgesteld, Gods Woord en raad verworpen en niet geluisterd naar de vermaning des Heeren, dan heeft men de ontzettende gevolgen daarvan niemand anders dan zichzelven te wijten. Waar iemand ook berouw van hebben kan, nooit hiervan, dat men in zijne jeugd aan zijnen Schepper heeft gedacht.
Trouwens, niets is betamelijker dan hetgeen hier als een goede en beste raad wordt aanbevolen. Aan uw Schepper dankt ge uw bestaan, dankt ge al de weldaden welke gij naar ziel en lichaam geniet en immer genieten kunt. Talloos vele zijn de gunstbewijzen welke gij eiken dag bij vernieuwing uit des Heeren hand ontvangt en geniet.
De jeugd is het begin van het leven. Is dit begin een verkeerd en slecht begin, dan is daarvan niet anders dan een slecht einde te verwachten. Een kind dat niet anders dan zijn moedertaal heeft geleerd, begint op later leeftijd maar niet zoo opeens een vreemde taal te spreken. Menschen die van jongs af zich aan slechte manieren hebben gewend er slecht gezelschap hebben verkeerd, aan allerlei grofheden zijn gewoon geweest, worden later niet als vanzelf beschaafde nette menschen. De Spartanen meenden dat het heilzaam was, hunne kinderen aan alles wat hard is te gewennen. Aan koude en aan hitte stelde men die kinderen bloot, men leerde hun dorst en honger lijden, men moest, zoo het heette, tegen alles gehard zijn. Gods Woord leert ons andere dingen. Aan dat Woord danken allen die onder het licht der goddelijke waarheid mogen leven, het afdoend en bevredigend antwoord op dé vraag, wat waarlijk heilzaam is voor den mensch.

Geweldig is de kracht welke Satan, onder Gods toelating, ontwikkelt om jonge menschen op allerlei wijze te verleiden. Op ontzettende wijze openbaart zich in dezen tijd de macht van den Booze onder het opkomend geslacht. Niet zonder reden hoort men gedurig door de ouden van dagen vragen: waar gaan we heen, en wat moet dat worden? Satan heeft het goed begrepen: wie de jeugd heeft, die heeft de toekomst. ’t Is niet te zeggen, wat menschelijk vernuft al bedenkt en uitvindt om de zinnen te streelen, om de aandacht te trekken, met geen ander doel dan om eiken band tusschen den mensch en zijn Schepper maar door te snijden.
Tegenover dit alles openbaart zich Gods liefde en ontferming. Dat ge als kind reeds door uw Schepper bewaard, gevoed en gekleed wordt, zegt veel. Maar dat ge als kind, dat ge in uw jeugd reeds van ’s Heeren wege moogt vernemen wat tot uwen vrede dient, zegt nog oneindig veel meer. Daartoe behoort dan allereerst, dat ge aan uwen Schepper gedenkt. Dit zegt niets minder dan dat ge God als uw Schepper erkent, eert, gehoorzaamt. Daarop heeft Hij als uw Schepper recht. Dat is geen gunst die ge te bewijzen, maar een recht dat ge te erkennen hebt.
Ouders die bij den Heiligen Doop beloven hun kinderen in de leer des Doops te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen, en dit verzaken, maken zich schuldig aan een vreeselijke misdaad. Uw kind het noodige voedsel te onthouden zou iets verschrikkelijks zijn. Maar nog grooter misdaad is het als ge uw kind of kinderen het Woord Gods onthoudt. Gaf God u Zijn Woord en hebt gij niet getracht dat uw kind voor te houden en in te scherpen, hoe kan dan later zulk een kind het weten, dat het eerste is wat de Heere van dat kind vraagt: „Gedenk aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap». Of hebt ge dit uw kind nog wel voorgehouden, maar niet met den verschuldigden ernst en eerbied, dan hebt ge de waarheid verkracht. Gods Woord is heilig en mag niet als een spel worden gebruikt.
De wijze koning noemt een drangrede, waarmede hij aandringt bij den jongeling en bij de jeugd om zijn raad te behartigen. Hij wil dat men aan zijnen Schepper zal gedenken eer de kwade dagen komen. Uit hetgeen dan verder volgt, blijkt dat de spreukschrijver daarmede vooral het oog heeft op den ouderdom. Met de jaren komen niet alleen de moeiten en zorgen des levens, maar ook de zwakheden des lichaams. ’t Is een dwaling velen jongen menschen eigen, te denken dat de ouderdom zoo bijzonder geschikt is om den Heere te zoeken en in godzaligheid zich te oefenen. Dit kan zoo zijn als men zich van der jeugd aan den Heere heeft gewend. Bleef men in zijn jeugd een vreemdeling van God, heeft men zijn zinnen verstompt in den dienst der zonde en zijn beste krachten daarin opgeteerd, dan leert de ervaring nog eiken dag in duizenden van voorbeelden, hoe uiterst moeielijk het dan is, te gaan leeren wat men in zijn jeugd heeft verwaarloosd. Uitstellen van het goede en toegeven aan het kwade, in de hoop dat het later wel beter, wel anders zal worden, is dat vreeselijk zelfbedrog dat talloos velen in het eeuwige verderf deed storten. Te zeggen: God is toch de machtige om ook op later leeftijd een mensch te bekeeren, is op zichzelf genomen eene waarheid waar we volkomen van bewust zijn, maar die, aangewend gelijk spotters en zorgeloozen dit doen, niets anders dan een Satanslist is om u maar te doen volharden in het kwaad.
Er gaat aan het raadgevend en waarschuwend woord dat we hier vernemen, nog zulk een ernstig woord vooraf. In vs. 9 van het vorige hoofdstuk lezen we: »Verblijd u, o jongeling! in uwe jeugd en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de aanschouwing uwer oogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht». Wat de mensch hier zaait, zal hij in de eeuwigheid maaien. Daarom kan nooit ernstig genoeg worden nagedacht over hetgeen in die woorden: »Gedenk aan uwen Schepper» ligt begrepen.

Wie aan zijn Schepper niet gedenkt, verliest uit het oog het doel en oogmerk waartoe de Schepper den mensch heeft geformeerd. God heeft alles, derhalve ook den mensch, tot Zijne heerlijkheid geschapen. Aan dat doel heeft de mensch beantwoord zoolang hij verkeerde in den staat der rechtheid. Ongehoorzaam aan God zijnen Schepper geworden, werd de mensch van een vriend een vijand van God. Toch wilde de Heere het menschelijk geslacht niet geheel verderven. Naar Zijn ondoorgrondelijk welbehagen wordt voor doem schuldigen een weg ter verlossing aangewezen. Als de God des verbonds openbaart zich de Heere. Verbondsbeloften en verbondszegeningen ontvangen en genieten de patriarchen. Abrahams geslacht wordt het verbondsvolk. Allen die onder de bedeeling en bediening des verbonds leven, worden van ’s Heeren wege bekend gemaakt met hetgeen te kennen tot zaligheid noodzakelijk is. Deze weten en kunnen weten, in onderscheiding van de heidenen, die God in hunne Wegen wandelen laat, wie de Schepper is van hemel en aarde, wie ook hun Schepper is. En gelijk nu de schepping niet zonder doel is geschied, zoo is ook de openbaring en bediening van Gods verbond niet denkbaar zonder goddelijk doel en oogmerk. Onder de oude bedeeling was het de besnijdenis, en onder de nieuwe bedeeling is het de Heilige Doop, waardoor de bondgenooten het teeken en zegel van Gods verbond, het teeken en zegel van Gods genadeverbond deelachtig zijn. Daarom volgt uit het: »Gedenk aan uwen Schepper» niet alleen: gedenk wie uw Schepper is, en dat gij, o mensch, door uw God zijt geformeerd, maar; gedenk ook in welk eene betrekking gij tot uwen Schepper staat. Die Schepper is uw God, uw Verbondsgod. Dat heeft ieder, dat hebben in de eerste plaats jonge menschen te bedenken. Wie dit niet doet, is minder dan een heiden. Wie dit niet doet, verloochent de waarheid, welke ons leert dat in alle verbonden twee deelen begrepen zijn. Die verzondigt wat God de Heere uit vrije gunst en liefde, als de God des verbonds, aan zondaren belooft.
Gedenk aan uwen Schepper, zegt derhalve niets minder dan dit: vergeet, verzuim, verwaarloos toch niet in de dagen uwer jeugd, wat voor u van het allergrootste belang is. Geef toch acht op de groote zaligheid u voorgesteld, op de liefde Gods u geopenbaard, en vergeet niet dat ge in het teeken des verbonds het bewijs in u omdraagt, dat de Heere uw God, uw Leidsman, uw Redder, uw Ontfermer wil zijn. Verlies nooit uit het oog, dat het kunnen en mogen gedenken aan uwen Schepper, op zichzelf genomen, al zulk eene groote weldaad is. Daar zou immers geen sprake van kunnen zijn, als ge met dit alles onbekend waart. En dat gij in onderscheiding van anderen in die wetenschap deelt, hebt ge niet aan uzelven, maar aan Gods bijzondere voorzienigheid te danken.
Kinderen en jonge menschen, wier ouders groote rijkdommen en schatten bezitten, ziet men gewoonlijk voor zeer gelukkig aan. De grootste schat bestaat echter niet in goud, zilver of eenig ander stoffelijk goed. Dat alles kan de behoefte van uw hart niet vervullen, het kan u niet verlossen van het eeuwige verderf. „Dit is het eeuwige leven dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt». Deze woorden uit het Hoogepriesterlijk gebed van Christus kunnen als kostelijke omschrijving dienen van het »gedenk aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap».

Een goed begin kan tot een goed einde leiden. Maar wat is te wachten van een kwaad, van een verkeerd begin? Er komen voor ieder mensch eenmaal kwade dagen, dagen waarin de genegenheid en de gelegenheid ontbreekt om te herstellen wat men verzuimd, om goed te maken wat men bedorven, om te heelen wat men gebroken, om te genieten wat men verzondigd heeft. Er komt een einde aan den tijd der genade, een einde aan de lankmoedigheid en verdraagzaamheid Gods. Naar menschelijke berekening is het hout voor uw doodkist al gegroeid, en wie zal zeggen voor wie dergenen die nu nog leven, het graf al gedolven is. Rijken en armen, sterken en zwakken, geleerden en ongeleerden, allen gaan we naar de plaats waar het einde is van alle menschen. De nacht des doods komt, waarin niemand werken kan. De Rechter staat voor de deur. En niemand der stervelingen weet den dag en het uur waarin de dood zal komen om den levensdraad af te snijden. Aan voorbeelden tot bewijs dezer waarheden ontbreekt het niet. Elken dag worden zoowel kinderen en jonge menschen als ouden van dagen ten grave gebracht. Zoowel voor jonge menschen als voor ouderen geldt het woord des Zaligmakers: »Tenzij dat iemand wedergeboren wordt, hij kan het koninkrijk Gods niet zien». Daarom is er niets te bedenken wat belangrijker, noodzakelijker en vruchtbaarder is dan het in praktijk brengen van den raad diende wijze Prediker geeft aan de jeugd.
Wat zijn menschen die jong sterven, gelukkig, als zij den Heere hebben gezocht toen Hij te vinden was. We hebben ze zien sterven, die nog geen twaalf jaren oud, met heldere bewustheid des geloofs rekenschap gaven van de hoop die in hen was. O wat was dat sterven zacht en dat scheiden uit deze wereld aangenaam! Ouden van I dagen zagen en hoorden dit met jaloerschheid aan. Behaagt het den Heere uwe dagen te verlengen, wat is het dan een weldaad als ge u niet hebt te beklagen, gelijk velen, over zooveel tijd en gaven in de zonde doorgebracht en aan de wereld geofferd. Komen de kwade dagen, waarin uwe leden stram, uwe oogen donker gaan worden en uw lichaam als een bouwvallige woning gaandeweg wordt gesloopt — de kwade dagen waarin ge wellicht bij dage en bij nachte wegkwijnt van lichaamssmart, o wat zijt ge ook dan gelukkig, zoo ge in de dagen uwer jeugd den Heere gezocht, zoo ge in waarheid en oprechtheid voor Gods aangezicht gewandeld hebt.
Zeker, er zijn ook voorbeelden van menschen, zoo in de H. S. als in ons leven, die op later leeftijd nog tot kennis der waarheid gekomen als een Manasse tot God werden bekeerd. Maar vergeten we niet, dat zijn uitzonderingen. Zeldzaam hoort men dat een oud mensch wordt bekeerd. Voor den Heere is niets te wonderlijk. Hem staat niets in den weg. Maar in de meeste gevallen zien we hen die in hun jeugd de zonde en de wereld dienden, van God en Zijn Woord zich afkeerden, als openbare verbondbrekers zich openbaarden, ten laatste in het kwaad verhard, naar Gods rechtvaardig oordeel, sterven gelijk zij geleefd hebben, zonder Christus!
Die den Heere zoeken, zullen Hem vinden. Die Mij eeren, zegt God, zal Ik eeren. Johannes zag de dooden klein en groot staan voor God. Allen zullen eens verschenen voor den rechterstoel van Christus.
De vraag: hoe kom ik en hoe komen mijn kinderen door de wereld? houdt onophoudelijk duizenden bezig en is helaas voor velen de grootste levensvraag. De vraag: hoe kom ik goed uit de wereld? is van oneindig veel grooter beteekenis dan de vraag hoe ge door de wereld zult komen. En wat daartoe wordt vereischt, is voor al de wetenschap en voor al het goud dezer wereld niet te koopen, maar dat wil God uit genade om Christus’ wil geven dengenen die Hem vreezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1901

De Wekker | 4 Pagina's

Gedenk aan uwen Schepper

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 augustus 1901

De Wekker | 4 Pagina's